NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. DE DOCHTER VAN DEN BAANWACHTER BELANGRIJK BERICHT. DE KERMISSEN. Plaatselijk Nieuws. rto. 84. Zaterdag 19 October 1907. Zes-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG: De heer Otto Knaap, voormalig medewerker aan „De Telegraaf,"' gaat zich te Parijs vestigen, al waar hij wordt verbonden aan de Figaro. Met groote opoffering onzerzijds is het ons mogen ge lukken hem over te halen tot het schrijven voor onze courant van Parijsche brieven. Wij ver- meenen daardoor de attractie van ons blad te verhoogen en ver trouwen door het stijgen van het aantal abonné's de kosten, althans gedeeltelijk te zien gedekt. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75j Franco per post door bet gebeele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugestraat 77. Telephoon n«. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De Redactie. Wat heeft toch wel aanleiding gegeven tot de eigenaardige instelling van de kermis, die zoozeer in onze volkszeden is doorgedrongen, dat zelfs in de grootste steden hare afschaffing slechts gedeeltelijk kon gelukken De vraag is niet van beteekenis ontbloot, doordien door velen het behoud van de kermis wordt voorge staan omdat de groote massa ook eens eon tijd van feestvreugde moet kennen. Dit laatste is volkomen juist. Het is goed dat de eentonige sleur van het leven nu en dan eens voor het algemeen worde gebroken door feestvreugde. Nu zien wij zeker niet in alle ker misvreugde steeds zonde en schuld, maar wij mogen toch niet voorbij zien, dat het kermishouden al te veel ontaard in ongebondenheid, tieren, vechten en dronkenschap. Wij zouden dus ook niets er tegen hebben als men onze kermissen kon vervangen door andere feestdagen, waaraan ook de geheele bevolking kon deelnemen. Het is uitgemaakt, dat de jaarmark ten de oorsprong der kermissen zijn en evenzeer, dat deze jaarmarkten eene instelling zijn van de Romeinen, eene instelling, die in een tijd, toen er zoo gezegd nog geen middelen van vervoer bestonden, zeer nuttig was en veel menschen trok. Al spoedig is men er toe gekomen de jaarmarkt te doen samenvallen met een kerkelijk feest. Het eerste avond maal of de eerste mis, in eene kerk gehouden, werd kerkmis genoemd en by zulk een gelegenheid werd alle mogelijke kerkelijke praal vertoond, zoodat van heinde en ver het volk toe stroomde. «Waar het volk is, is de nering", en zoo was ook deze gelegenheid natuurlijk 't meest geschikt voor handelaars en kramers om hunne waren aan den man te brengen. Daarbg kwam de omstandigheid, dat de kerkelijke overheid tijdens de kerkmis vrijdom van opgelegde straffen verleende, hetgeen den toevloed niet verminderde. Dit had evenwel weer tengevolge, dat de regeerende vorst zijne goedkeuring moest hechten aan de vaststelling der data. Als een der oudste vergunningen om jaarmarkt te houden is bekend eene van Karei den Groote. Ook kent men eenige uit voerige vergunningen voor bet houden van een jaarmarkt te Schiedam van graaf Floris V. En zoo zijn de ker missen langzamerhand in ons volks leven ingeweven, en evenals in de middeleeuwen bij de jaarmarkt zoo ook is in onzen tijd de gewoonte blijven bestaan te sparen voor den kermisuitgang. Nu is reeds dikwijls de vraag geop perd of wij thans de kermissen niet zouden kunnen doen ophouden. Natuurlijk hebben zij als jaarmark ten in onzen tijd volstrekt geen zin meer en wat dit betreft kunnen zij dus gerust worden opgedoekt. Maar aan de kermis is nu eenmaal eene overlevering van vreugde, van pret- maken verbonden en meestal is men tot in de kleinste plaatsen gehecht aan het behoud er van. In sommige groote steden van ons land is zij afgeschaft, maar ten koste van oproe^ rige bewegingen, die door de gewapende macht moesten worden bedwongen. En zelfs daar, hoewel de kermis oflft cieel niet meer bestaat, ziet men haar bij allerlei gelegenheden als herleven. Wij mogen daaruit de gevolgtrek kingen maken, dat de groote massa behoefte heeft aan een feestelijke ontspanning op gezette tijden. En als wij nu de kermis, om betgeen zij in haar gevolg medebrengt, liever willen laten vervallen dan moeten wij er iets anders voor in de plaats stellen. Men heeft in het buitenland en ook in de zuidelijke provincies van ons land het carnaval. En werkelijk is dit dikwijls een waar volksfeest. Het hangt echter te veel samen met ker kelijke begrippen om het voor ons geheele land passend te verklaren. Wij moeten schoone, opgewekte feesten hebben, waaraan alle burgers deelnemen kunnen en waarbij van kerkelijke kleur geen sprake behoeft te zijn. Men wordt zoo doende al vrijwel verplicht zich tot nationale feestdagen te bepalen. Nu hebben wij in den 31en Augustus, den verjaardag van onze Koningin, reeds een aanwijzing. Deze dag kan en moet gemaakt worden tot een dag van algemeene, van nationale feestvreugde. Zulk een dag heeft dit voor, dat alle partijen kunnen meewerken en dat de leiding er van in banden van goed samengestelde comité's kan komen. Dit is een niet gering voordeel. Dan zijn er voor zulk een dag een aantal dingen te bedenken, die de menigte trekken, en die nooit falen de algemeene belangstelling te wekken als volksspelen, harddraverijen, lucht vaart, gymnastiekuitvoeringen, goede muziek. Nu zal men beweren dat ook op zulk een nationalen feestdag de lui zich te buiten kunnen gaan, en wij kunnen dat helaasniet tegenspreken. Maar wij beweren, dat een kermis, feitelijk thans zonder doel er veel meer aanleiding toe geeft dan een volksfeest door ons bedoeld. De hoofdzaak is echter, dat beschaaf de ingezetenen van alle rangen en standen de banden ineenslaan om, reeds lang te voren, zulk een volksfeest vast te stellen en te regelen. Wij twijfelen niet of als in de meeste gemeenten aldus gehandeld wordt er ook geen bezwaar zal beslaan de kermis langzamerhand in te krim pen tot zij geheel verdwenen is. Zooals onze lezers weten werden door den heer Veis Heijn aan het einde der Raadsvergadering op 1 Octo ber j.l. eenige vragen tot den voorzitter gericht. Inplaats van den beer Veis Heijn dadelijk te antwoorden, dat hij zich met zaken bemoeiden, die hem noch den Raad iets aangingen, stelde de burgemeester, hoofsch als hij is, de beantwoording uit tot de volgende raadzitting. Dit antwoord nu ^al luiden als volgtV Ter beantwoording van de door den heer Veis Heijn in de openbare vergadering van den Gemeenteraad van 1 October j.l. tot den Voorzitter gestelde vragen diene het volgende: De eerste door het geachte lid gestelde vraag, luidt «Stellen de bestaande wetten of verordeningen den Burgemeester als hoofd der politie in staat, de voor den Zondagsrust en heiliging hin derlijke optochten te keeren?" Deze vraag moet bevestigend wor den beantwoord. Bij artikel 4 der Verordening, houdende bepalingen omtrent open bare orde is aan den Burgemeester de bevoegdheid toegekend, het houden van openbare vermakelijkheden of feesten, optochten of intochten toe te staan of te weigeren. Deze bevoegdheid stelt hem der halve in staat de voor den Zondags rust en heiliging hinderlijke optochten te keeren. De tweede, met de eerste in nauw verband staande vraag luidt: «Zoo ja, waarom worden deze tegen woordig toegelaten?" Eene opmerking dient aan hare beantwoording vooraf te gaan. Het komt ondergeteekende voor, dat de vraag in hare algemeenheid niet juist geformuleerd is, want het daarin voorkomend woord «tegen woordig" doet denken aan in den laatsten tijd herhaaldelijk voorkomende gevallen waarin toestemming zou zijn verleend tot het houden van optochten op Zondagen, terwijl toch inderdaad, zoolang ondergeteekende zich heugt, van de hem bij voornoemd artikel 4 gegeven bevoegdheid slechts eenmaal is gebruikt gemaakt en wel tot bet houden van een optocht door de leden van het Middengewest van het Nederlandsch Gymnastiek Verbond op Zondag de 29 September dezes jaars. Is bet evenwel de bedoeling van den interpellant, inlichting te erlan gen omtrent de redenen, welke den Burgemeester geleid hebben toestem ming tot bet houden van dezen optocht te verleenen, dan worden deze, waar het de uitvoering van een plaatselijke verordening betreft, gaarne verstrekt. Met ter zijde stelling van alle per soonlijke gevoelens omtrent Zondags rust en heiliging van den Zondag, beeft ondergeteekende, zich plaatsende op het standpunt dat hij geroepen is de belangen van alle ingezetenen te behartigen en verstoring der openbare orde te voorkomen, zijne toestemming tot het houden van een optocht op Zondag den 29 September 1.1. ver leend, omdat hij van oordeel was, dat het belang van de Gemeente zulks verorderde en verstoring van de openbare orde niet te vreezen was. Thans rest ondergeteekende nog DOOR DOERI TINGGI. 14) Otto, die door toevallige omstandigheden een dag later te Marseille was aangekomen, als hij den Burgemeester geschreven had, snelde zoodra hij het verontrustende telegram bij aankomst in het hotel vond, onmiddelijke naar Nederland terug, zeer bekommerd over zijn vader, die niet tegenstaande zijn hoog hartig aristocratisch gevoel en zijn koel karakter ten opzichte van hen die zich buiten zijn gezin bewogen, altijd een goed vader voor hem geweest was en wien hij met kinderlijken eerbied liefhad. Mevrouw De Berkeelen ontstelde hevig bij de verontrustende tijding van het zeer ernstige ongeluk haren echtgenoot overkomen. Nog dien zelfden middag ging zij naar Adrecht op reis, hopende haar man nog levend te vinden. Ofschoon de oude rechter-commissaris bij de komst van zijne vrouw in de baanwachters woning nog bewusteloos lag, bleef zij ge- ruimen tijd bij den zieke. Daar zij op het oogenblik toch geene hulp kon verleenen ging zij eindelijk op aanhoudend aandringen van den heer Van den Hoogstraete met hem mede naar Adrecht om in het burgemeesters huis den nacht door te brengen. Omdat deze plaats slechts een groot uur van den Hinsumer overweg lag en de woning van den spoorwegwachter gemakkelijk met een rijtuig te bereiken was, waardoor zij haar man dikwijls zou kunnen bezoeken besloot Mevrouw De Berkeelen voorloopig bij den burgemeester te blijven. Meende Heermans evenwel bij haar ver trek uit zijn huis, dat zijn naam haar onbekend was gebleven, dan vergistte hij zich. Mevrouw De Berkeelen toch kwam al spoedig tot de overtuiging, dat de menschen, die haar man zoo liefderijk hadden opgenomen, niemand anders konden zijn dan het meisje, dat door liaar zoon bemind werd en haar vader. VII. Een lieve verpleegster. Twee dagen waren reeds sedert het on geluk voorbijgegaan en nog was de zwaar gewonde niet uit zijne bewusteloosheid ontwaakt zijne echtgenoote bracht het grootste ge deelte van den dag door aan zijn ziekbed in de geringe baanwachterswoning; hier leerde zij de zorgzame Cornelia en haar vader kennen en moest zich bekennen dat het zeer natuur lijk geweest was, dat haar zoon liefde opgevat had voor het aanminnige meisje dat zeker in de voornaamste kringen van Geuldamme een goed figuur zou maken. Met Cornelia sprak zij geen woord over de bestaande betrekking tusschen deze en haar zoon; zij wilde afwachten wat de tijd zou doen; nu bij het ernstige ziekbed van haar echtgenoot, wilde zij diens wil eerbie digen. Doch wel gevoelde zij, dat haar zoon en Cornelia te eeniger tijd een beschermster in haar zouden vinden. Den derden morgen, nadat de rechter van Geuldamme de kleine woning aan de spoor baan als een stervende was binnengedragen, opende de zieke de oogen en trachtte hij zich rekenschap te geven van hetgeen er met hem gebeurd was; doch zijne hersenen waren daartoe nog te zwakhij sloot de oogen weer en viel in een meer genisten slaap. Zijne echtgenoote, die den geheelen nacht weder met Cornelia had gewaakt en niet naar Adrecht teruggekeerd was uit onge rustheid over den zieke, was met zachten drang door het meisje naar boven gebracht om een weinig van al het leed en de ver moeienissen uit te rusten op het eenvoudige bed op het vlierinkje, waar op eens haar zoon zich in den bekenden stormachtigen nacht had terruste begeven, toen hij in die zelfde woning eene schuilplaats had gevonden. Hoewel de omgeving in al hare eenvoud hier zoo schril afstak bij haar eigen sierlijk ingerichte woning te Geuldamme, was zij toch met alles zeer ingenomen; de zorgen door de lieve dochter des huizes aan den zieke gewijd waarin slechts belanglooze har telijkheid uitstraalde, zouden van eene pleeg zuster niet beter kunnen zijn; terwijl zij sliep, daarvan was zij overtuigd, zou haar man geen meer liefderijke hulp kunnen ver langen. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1