NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor do Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. '6. Woensdag 8 Januari 1908. Zeven-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Mr. van Houten over de crisis. „ZUSTER ELIJENA" ZEZet Ixaxt van 22-u.slan.d_ Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagiblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langeatraat 77. Telephoon no. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte In zijn 5en Staatkundigen brief schrijft mr. S, van Houten Het door Borgesius geconstrueerde ministerieele scheepje is, als 't ware in 't gezicht van de nabij zijnde naaste haven, gestrand. De afbrenging en de reparatie der averij, uit dit speciale ongeval ontstaande, zou niet veel moeite kosten, als het ding overigens zeewaardig was. Maar het valt uit elkaar. De bouwstoffen waren vol doende. maar de constructie deugde niet Voorloopig kan men dus niet anders doen, dan bet wrak sloopen en de bouwstoffen tot nienwe en, naar te hopen is, betere plaatsing in conservatie nemen. Wat nu, is de vraag die op aller lippen is. Belangstellende lezers dezer brieven zullen allicht wel eens willen weten, hoe ik er over denk en ik ben bereid mijn meening te geven. Maar in ietwat anderen zin. dan de vraag gedaan wordt en in den regeerings- kring aan de orde is. Daar vraagt mon hoe komen wij aan een ministe rie? Wie moeten minister worden? Mij boezemen die persoonsquaestiën vooralsnog weinig belangstelling in. De vragen die thans mijn geest ver vullen luiden anders. Zij betreffen de richting, in welke wetgeving en administratie onder do laatste ministe- riën zijn geleid. Alles zucht onder de gevolgen van de bemoeizieke, pla gerijen, onnoodige lasten opleggende wetten van den laatsten tijd, als woningwet, leerplichtwet, drankwet en onder de slechte techniek van militie- wet en ongevallenwet. Hoe raken wij daar uit? Hoe vooikomen wij nog ter laatster ure de invoering van de monsterwet omtrent het arbeidscon tract, voordat althans de grofste fou ten er uit verwijderd zijn Hoe krijgen wij een Regeering, die dat, wat Vee- gens omtrent de invalidiieitsverzeke ring, in strijd met de belofte in het regeeringsprogram, durfde te bestaan, ook doet ten aanzien van gelijke, even lichtzinnige beloften omtrent ziekte en ouderdomsverzekering Een regoe- ring die begrijpt, dat men de onder nemersklasse niet belasten en kwellen kan, zonder de geheele volksbedrij vigheid in een toestand van malaise te brengen, die ten slotte natuurlijk op de arbeidende klasse, als de zwak ste, het zwaarst zal drukken, in den vorm van loonsverlaging, of, ah de arbeiders deze door hun organisatie en bedreiging met staking tijdelijk weten af te wenden, in den vorm van werkvermindering d.i. toenemende werkloosheid? Hoe krijgen wij een groepeering van kamerleden en kiezers, waarbij een Regeering mogelijk wordt, die ook een gevoel heeft voor vrij heid en algemeen volksbelang en die de schaduwzijden van ons volksleven tracht te verbeteren door bevordering van vrije krachtsontwikkeling en be drijvigheid, in stede van deze door onnoodige staatsbemoeiing en plage rijen te kortwieken? Die de hulpbe hoevenden steunt door welgeordende armenzorg, maar zich noch gerechtigd noch geroepen acht, de oudernemers- klasse wettelijk cijnsbaar te maken aan hun loontrekkenden, met de boven aangewezen gevolgen van stagnatie van bedrijvigheid en werkloosheid? Om den geschetsten boozen geest uit onze wetgeving weder uit te drij ven, moeten wij de vraag stellen hoe raakte hij erin? De geschiedenis der laatste verkiezingen en kabinets- formatiën geeft het antwoord. De meerderheden sedert 1897 wer den niet enkel gevormd als van ouds door een strijd tusschen groote poli tieke richtingen, maar vooral onder de nieuwe kiezers traden bepaalde groepen met eischen voor eigen be langen op De politieke mannen, die bij de stembus het meeste succes hadden, waren dientengevolge zij, die het oog er op gericht hielden, die groepen te vriend te houden door kwistige beloften van allerlei aard. Twee personen traden hierbij in de leidende groepen op den voorgrond, Kuyper en Borgesius. Beiden in den verkiezingsstrijd ware St. Nicolaas- figuren, zich voordoende als in staat om, als men slechts hun candidaten koos, welvaart over het land te ver spreiden en aan het woekeren van allerlei volkszonden een eind te maken. Ik noemde in de Eerste Kamer Kuy per grand-électeur van Nederland altijd slechts boveri den Moerdijk want daar beneden hebben de groot kiezers, de Roomsche geestelijken, zijn steun niet noodig. Dezer dagen gaf Kuyper's blad op zijn beurt dien titel aan Borgesius. Die beide veel belovende grand-électeurs zijn een ramp voor ons land Ik heb steeds de kiezerszonde be streden, waaraan zulko groot-kiezers hun macht ontleenen, nl. de licht- geloovigheid, om de matige toezeg gingen van ernstige candidaten, die niet alleen te goeder trouw willen, maar ook kunnen doen v;at zij beloven, geringer te schatten dan grootere, maar lichtvaardige beloften, waaraan de candidaat toch niet kan voldoen. De teleurstelling zal wellicht thans genezen, wat de vroegere waarschu wing niet beeft kunnen voorkomen. De kiezers kunnen nu door de erva ring van een tiental jaren en door den toestand, waarin de veelbelovers hen gebracht hebben, weten hoe wei nig zegen de staatsbemoeiing heeft gebracht en hoe voel last; hoeveel bloote nparadepaarden" ook op de lijst van den wetgevenden arbeid zijn geraakt. Misschien ontstaan daardoor bij hen het gezonde wantrouwen in groote woorden en hoogere waardee ring van betrouwbaarheid van karak ter, die alleen in staat zijn aan den democratischen regeeringsvorm levens vatbaarheid te schenken. De schuld ligt echter niet enkel bij de kiezers; zij ligt ook in de hoogste regeeringskringen, die de beide ge noemde groot-kiezers te grooten in vloed op bet regeeringsbeleid deden erlangen. De Kroon koos en de Kamers accepteerden tweemaal een dezer groot-kiezers als kabinets-l'or mateur, nadat eerst in 1897 Pierson, als zoodanig, een hunner bij bet invloedrijkste ministerie bad geplaatst De St.-Nicolaas-zak met siembusbe lolten kreeg aldus op de regeerings- lafel een plaats. Dat kon wel haast niet anders. De wissels, die de be geerte naar de overwinning bij de stembus, ten deele ook, naar ik gaarne aanneem, het goede hart bad doen teekenen, zonder veel critiek en zonder onderzoek naar de administratieve, financieele en pailementaire mogelijk heden, moesten toch, al ware het slechts voor de parade, op het regee ringsprogram in het debet vermeld worden. Menige promesse bevond zich ook in handen van Shylock's, die op hun pond vleescb stonden en wier steun men niet kon ontberen. De bureaux moesten er gevolgelijk maar wat van maken. Wat zij voort brachten werd dan naar aanleiding van perskritiek en Kamerverslagen nog veider gefatsoeneerd. Zoo kwamen de ontwerpen ter afdoening aan de orde. Dan kwam nog het ergste, De Groot-kiezer-minister wierp bij de verdediging niet enkel zijn argumenten in de weegschaal, maar de Kamei- leden kwamen ook onder de werking van dankbaarheid voor den steun, dien hij als Grootkiezer bij vorige ver kiezingen had verleend en van be zorgdheid, hoe het bij volgende ver kiezingen met hen zou gaan, als zij naar plicht en geweten zijn voorstellen afstemden. Zoo werd de kritiek ver lamd en de eerste plicht van getrouwe Staten-Generaal verwaarloosd. Diep treurige voorbeelden komen mij voor den geest, hoe na bestrijding met onweerlegbare argumenten onder werping volgde bij het uitbrengen der stem. Zoo werd bet Staatsblad «verrijkt" met de wetgevende pro ducten, waaronder wij thans zuchten. Als dan bij de inwerkingtreding de plagerijen begonnen en de menschen de schrik om het hart sloeg bij het bedenken van de nieuwe plagerijen, waarvoor de ontwerpen bij de wet gevende macht ter tafel lagen, volgde de Nemesis. Door de hoop op ver betering werd de «grijze middenstof" onder de kiezers weder naar de andere zijde gedreven. Zoo verviel men van den eenen Groot-kiezer in den anderen. Waarschijnlijk stennden zij wederkeerig elkanders candidatuur voor de opvolging. Stellig was Borgesius in 1905 de man der Kuyperianen, waartoe deze laatsten trouwens alles zins reden hadden, wegens zijn afval van het vroegere liberale standpunt in de school-quaestie tijdens zijn ministerschap. In de geschetste overschatting van grootkiezers, uit den aard van bun werkkring teveelbelovers, ligt de oor zaak van den vloek, die op onze wetgeving rust. Zoolang de Regeerings kringen hun wederkeerig kaatsspel bevorderen en toelaten, kunnen onze wetgeving en administratie niet weder in kalme, onpartijdige banen geraken. Dit wel vooral wegens den aard der beloften, die hun door de sociaal democraten en de vrees voor sociaal- democratsche propaganda zijn afge perst, althans lichtzinnig door hen zijn gegeven. In de arbeiderskringen hebben eenige valsche begrippen post gevat omtrent ziekte-, invalidi- teits-, ouderdoms- en werkloosheid verzekering. Vooreerst dat dergelijke verzekeringen ook zonder of zonder gelijkwaardige premie toch verzeke ring zouden mogen blijven heeten, terwijl zij dan toch inderdaad geheel of gedeeltelijk armenzorg worden. Vervolgens, dat een belasiing der loonbetalingen niet op den arbeider drukt, wanneer zij slechts van den werkgever geheven wordt. Door de gewoonte om met den werkgever, als wederpartij, over loon en arbeids voorwaaiden te twisten, vindt de waarheid slechts langzaam ingang, dat het eerste, grootste en gemeen schappelijk belang van werkgever en werknemer beiden is, dat de nijver heid bloeie. onbelemmerd en niet ont- UIT NORMAN HANSEN'S «TOEMAN" OF Verhalen uit den Ruselech-Japaneohen oorlog «aar het Deensch. 19) Met zijn voorsteven klieft hij de kalme zee in twee gelijke golven, die aan weerszijden van het schip opspatten, en een fraai golvende lijn over het zacht gerimpelde water trekken evenals de gelijkmatige golvingen van het lichaam van een zich voortbewegende slang. Op het bovendek staat, geleund tegen de verschansing, zuster Elyena. Haar wit verpleeg- sterscostume, met het roode kruis op den linkerarm, is in de stralen van de ondergaande zon purper getint. Haar grooten mond, wijd geopend, ademt zij de frissche avondlucht in, en de stralen van het hemellichaam weer kaatsen zich in hare oogen, als wilden zij die verheven schoonheid in zich opnemen, om ze te bewaren voor dengene, die eens de diepte van die wouderschoone oogen zal durven te peilen. Aan hem zal zij dan zeggen «Voor u heb ik een ongekend geluk bewaard..." Zuster Elyena staat geheel alleen bij de verschansing. Zij kijkt naar de soldaten op het voordek, die juist hun gebed geëindigd hebben en zich nu langzamerhand verspreiden. Enkelen gaan langs de trappen naar het tusschendek, anderen maken zich ligplaatsen voor de nacht op het dek gereed. Boven wandelen eenige officieren vóór liet souper op het promenadedek heen en weêr, levendig onder elkander de nieuwstijdingen besprekend die den vorigen dag, toen de boot Colombo heeft aangedaan, aan boord zijn gekomen. Te Singapore hebben de Russische officieren de eerste tijdingen gekregen van hetgeen er werkelijk in hun vaderland in den afgeloopen winter gebeurd wasde dagbladen van Colombo waren vol van gruwelijke verhalen over de Decembermoorden in de straten van Moscou en publiceerden schrikbarende cijfers omtrent het aantal gevallen mannen, vrouwen en kinderen. En niemand durfde in woorden brengen, hetgeen een ieder dacht en waarvoor ieder bang was, en dag en nacht waren de angst en de onzekerheid oorzaak dat deze 1 kiachtige mannen maar steeds het dek op en neêr liepen en geen rust konden vinden. Een jong luitenant heeft zich, sinds de eerste tijdingen aan boord zijn gekomen, van zijne kameraden afgezonderd. Van avond heeft hij een oogenblik dicht bij zuster Elyena tegen de verschansing gestaan. Nochthans hebben zij geen woord met elkander gesproken. In gepeins verzonken heeft hij evenals zij getuurd naar het wonderschoone wolkentafe reel aan den hemel. Hij dacht aan zijn land en heeft zich afgevraagd of hij niet op weg was, evenals die op landen gelijkende wolken die zich daarginds in den hemel oplosten, het verteerende vuur langzaam te naderen. Daarna vervolgt hij zijn wandeling op en neêr op het dek, terwijl hij ieders gezelschap ver mijdt. Daar komt de Chineesche jongen de klok luiden, ten teeken dat het souper opgediend is. Een ieder haast zich aan die aangename uitnoodiging gevolg te geven en gaat naar beneden, behalve de jonge luitenant, die zijn eenzame wandeling vervolgt en zuster Elyena, die onbewegelijk op dezelfde plaats staan blijft: zij gaat nooit naar beneden voor het souper, de -chineesche jongen zal haar straks een kop thee in haar hut brengen. Het duurt niet lang of het gesprek daar beneden rond de tafel waar gesoupeerd wordt, wordt levendig en een verward geruisch van stemmen stijgt door den openstaanden koekoek naar boven, maar zuster Elyena schijnt dat niet te hinderen, zij blijft in gepeins verzonken, tot zij zich plotseling verbeeldt dat nare woord weer gehoord te hebbende vampier En dat woord doet eensklaps al het bittere dat in haar binnenste sluimert ontwaken. Hoe komt het toch, dat men aan haar juist onder al die vrouwen,1 dien afscliuwelijken bijnaam gegeven heeft. Het was in een sombere en drukkende zomernacht, juist zooals nu in de ambulance zaal, een nacht dat men van benauwdheid bijna stikte. De dragers van de brancards liepen zoo snel ze konden, en brachten maar aldoor gewonden aan en het kermen en gesteun hield niet op, voordat hun laatste krachten hun begaven en zij stierven. In die nacht werd een soldaat die bijna in stukken gescheurd was, door een granaat, buiten kennis in de ambulance gebracht en aan de zorgen van zuster Elyena toevertrouwd. /Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1