NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
Plaatselijk Nieuws.
FEl I LI.ETO N.
PETER SABLEWSKY.
Zaterdag 28 Maart 1908.
Zeven-en-dertigiste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
De plaats van de vrouw
in de samenleving
Y. D. MULLER MASSIS.
No. 26
Amersfoortsche
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
A fïonder lij ke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden atnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraot 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer l'l, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
't Is zeker een tnoeielijk vraagstuk,
hetwelk wij hier boven schrijven en
menigeen is spoedig met het antwoord
gereed. De vrouw is bestemd tot
huismoeder zoo zegt men, en zij
zoeke derhalve haar taak en werk
kring in bet huisgezin. De opvoeding
van het meisje dient er geheel op
ingericht te zijn dat zij later ge
schikt wordt om in het huisgezin de
voor haar bestemde plaats waardig
te vervuil n. Hoogst hetieurenswair
dig en ook tegen de voorschi iften
der natuur is de zucht van den
modernen tijd om de vrouw te
schuiven op het terrein van den man
in het publieke leven.
Over wetten en voorschriften van
de natuur valt niet te ledetwisten.
Vooral ten aanzien van de vrouw
en hare bestemming heeft de natuur
geen regelen gesteld Hoogstens kan
men spreken van gebruik en gewoonte.
En dan valt niet te ontkennen, dat
van ouds de zede is geweest dat de
vrouw haar werkkring zocht en vond
in het huisgezin, waarvoor zij steeds
uitnemend geschikt bleek en waaraan
zij zich met groote liefde en toewijding
en zelfopoilering gaf. Nog valt bet
ons moeielijk een huisgezin te denken
in hetwelk niet de zoogenaamde orde
lijke leiding der vrouw heerscht.
Doch, een zede is geen wet, hij is
voor wijziging vatbaar.
Al lang is met de oude gewoonte
gebroken, dat de vrouw zich niet
mocht vertoonen op het «terrein des
mans."
Zij het door den nood gedrongen,
zij het uit vrije verkiezing, velen
hebben haar werkkring gezocht en
gevonden buiten de huiselijke om
geving. Daar hebben zij zich in
werkelijkheid een plaats veroverd.
Met moeite en ondanks taaien
tegenstand van de samenleving zelve,
welke steeds starvast houdt, aan
vormen en conventies. Deur na deur,
vroeger steeds voor haar gesloten,
heeft zij geopend weten te krijgen
en de voorspelling is niet gewaagd,
dat de tijd zal aanbreken, waarvan
gezegd zal moeten worden, dat man
en vrouw ook in het publieke leven
als gelijkwaardigen naast elkander
staan.
Of dan de maatschappij ontwricht
zal zijn? Daarvoor behoeft geen vrees
te bestaan.
De positie welke de vrouw in de
moderne samenleving heeft verworven,
zou zij met verkregen hebben, indien
ztj met getoond had even geschikt te
zijn voor het nieuwe weik als voor
dat in den huiselijken kring.
Ook is bet gebleken, dat er van
een verdringen van den man dooi
de vrouw nergens spiake zal zijn.
Aan hei samenwerken van beide op
hetzelfde terrein is men spoedig ge>
wend geraakt. Een kwart eeuw ge>
leden, zou niemand gedacht hebben,
dat er thans niet alleen geen aanstoot
aan wordt genomen, maar dat het
zelfs niet vreemd gevonden wordt in
hetzelfde kantoor, op dezelfde werk
plaats mannen en vrouwen bezig te
zien.
De huidige toestand is nog maar
jong. Hoe zal het gaan, wanneer de
huidige funtionaresseu grijs en ge
rimpeld zullen zijn
Of de vrouw, oud geworden, zich
ook nog op bare plaats zal gevoelen
buiten het huisgezin? Veranderde
tijdsomstandigheden brengen nieuwe
moeielijkheden.
Zoo staat men voor de vraaghoe
moet gehandeld worden met de ge
huwde vrouw, welke eene betrekking
bekleedt.
Zoolang zij ongehuwd bleef wilde
men aan de vrouw wel eene plaats
inruimen.
Maar, wanneer zij in het huwelijk
treedt, wordt verwacht, dat zij zich
geheel aan haar huis wijdt en het
werk, tot dusver verricht, laat varen.
De ervaring leert, dat de menschen
zulks doen ookzjj zijn van meening,
dat bet huisgezin boven alles gaat en
huiselijk geluk niet gesmaakt kan
worden, wanneer de vrouw daar niet
voortdurend tegenwoordig is.
Er zijn echter ook anderen Zij
treden in het huwelijk en leggen hare
betrekking niet neer. Moet men de
zulken maar laten begaan, of moeten
zij gedwongen worden om te doen
wat haar plicht als buismoeder heet
te zijn? Een lastig probleem. Aan
den eenen kant schijnt bet onzedelijk
om het huwelijk aan te zien als een
motief om de vrouw voor het waar
nemen eerier betrekking ongeschikt
te verklaren. Aan den anderen kant
kan de wenschelijk niet worden ont
kend, dat moeders zeiven de verzor
ging harer kinderen op zich nemen.
Dwangmaatregelen wekken altijd
verzet. Vooral daar, waar het niet
vaststaat of de dwang gewettigd is.
Wanneer de persoon, wie het aangaat,
ook tijdens haar huwelijk de betrek
king wenscht te vervullen die zij
vroeger bekleedde, en wanneer het
blijkt, dat zij zulks blijvend kan, is
het de vraag of er wel dwang mag uit
geoefend worden. Ook voor moeielijk-
heden, waarin de gehuwde vrouw
ambtenaar komt is met eenigen goeden
wil wel een uitweg te vinden.
Dat de gehuwde vrouw in baar
gezin behoort is gewoonte, geen voor
schrift der natuur.
Geldt het voor de een dan ook
voor de ander. Degenen, die thans
zoo luide eischeD, dat de Staat de
gehuwde ambtenares naar huis zende,
die verontwaardigd zijn, dat de Staat
zich er niet mede bemoeit, maar aan
de vrouw zelf overlaat wat zij meent
te moeten en kunnen doen, degenen
nemen er geen aanstoot aan, dat
bonderden huismoeders van den
ochtend tot den avond in fabrieken
en werkplaatsen bezig zijndat nog
maals honderden als koopvrouw of
werkster dag aan dag haar huisgezin
in den steek laten.
Zegt men dat de nood zulks eischt,
en dat daartegen niet opgetreden kan
worden, dan moet toch gevraagd of
de gehuwde ambtenares hare betrek
king misschien uit weelde aanhoudt.
Verwoesting van het gezinsleven is
een groot woord dat weer niets be
wijst.
Een feit is dat gebrek en armoede
de oorzaken zijn van kommer en zorgen.
Waar man en vrouw hun inkomen
tot een begeerlijk geheel kunnen doen
samensmelten, dat door den man
alleen nimmer te behalen is en dit
inkomen hen in staat stelt om de
toekomst zonder groote zorgen tege
moet te zien, dan moet de vrouw
wel degelijk overwegen, of het ver
antwoordelijk is dat zij hare betrek
king laat varen. Komt zij tot dat
besluit dit niet te doen dan heeft dit
haar zoowel als haar man zwaren
strijd gekost, omdat zij beiden weten
in welke bezwaren hen dat zal brengen.
Hun gezinsleven zal daardoor niet
worden verwoest. Zelfs zijn ze wel
mans genoeg om middelen te vinden,
en in de behoeften van het gezin te
voorzien. Het huiselijk geluk kan er
dan niet onder lijden.
Agenda voor de openbare ver
gadering van den Raad der gemeente
Amersfoort op Woensdag 1 April
1908, des namiddags te half twee
ure.
1. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het geven van eer
vol ontslag aan den 3den Gemeente-
Opzichter C. L Pape
2. Voorstel van Burgemeester en
Wethoudeis tot het geven van eer
vol ontslag aan den leeraarZ. Stokvis.
3. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling eener
verordening betreffende beëdigde
wegers-meters voor den graanhandel.
4. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der veror
dening, regelende de jaarwedden van
het personeel, vei bonden aan het
Gymnasium en de Hoogere Burger
school.
5. Voorstel van Burgemeester en
Wethoudeis betreffende de onbewoon
baarverklaring van het perceel, gele
gen aan de Hellestraat, plaatselijk
gemerkt no. 2.
6. Behandeling van bet adres van
«Handel en Nijverheid," betredende
het marktwezen en van de verder
op deze zaak betrekking hebbende
adressen en voorsteilen.
7. Voorstellen van Burgemeester
en Wethouders betredende de sala
risregeling van het porsoneel, aan
gesteld bij de politie en betreffende
de agenten van politie 3e klasse
(oude categorie).
8. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders betredende de organisatie
vau het personeel in dient bij de
fabricage.
9. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders betreffende onttrekking
aan den openbaren dienst en ver
pachting van terreinen voor de a. s.
jaarmarkt.
10. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders betredende de salaris-
regeling voor het personeel verhouden
aan inrichtingen voor lager-onder-
wijs.
11. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot aankoop van grond
tot stichting van een politie-wacbt-
post.
12. Voorstel van Burgemeester en
Wethoudeis tot onttrekking van den
publieken dienst en in gebruik geving
van een gedeelte van het plantsoen
en van de muziektent
13. Voorstel van Burgemeester en
Wethoudeis tot het beschikbaar
stellen van een gouden medaille voor
het concours van Harmonie fanfare
corpsen
14. Rapport en voorstel van Bur
gemeester en Wethouders naar aan
leiding van eenige adressen, betrtk-
kmg hebbende op den weg naar de
«Kruiskamp"
15. Vaststelling van het primitief
Eene Episode uit de martelingen, door
Czaar Peter den Grooten, van
Rusland, de vrijheidlievende
Strelitzers aangedaan,
DOOR
8)
O! er woont een dichter in elk vrijheid
bevend hart. De vrijheid is het, die den
mensch bezielend opwekt .haar stem hoort
hij in het bruisen der winden; het stralen
van den hemel in zijn blauw kleed, dat,
schoon over de groenende aarde hangt en
een geheel met haar vormt. Na de rust
reden zij weder door het eindeloos zich uit
strekkend woud. Tegen den middag zagen zij
in de verte, een blauwen damp oprijzen uit
eenige hutten, die toonden, dat hier hout
hakkers aan t werk waren, die de reuzen-
boomen velden, in stukken zaagden en aldus,
op reusachtige wagens, naar de nabij gelegen
stad voerden. Zij hoorden reeds, van ver,
hunne stemmen klinken. Zou 't niet ge
vaarlijk zijn, vroeg Sofie", ons aan deze
mannen te vertoonen? Indien zij bemerken,
dat gij een Strelitzer zijt en bekend zijn
met het bevel van den Czaar, komt ons
leven in gevaar en leveren zij ons zeker aan
onzen doodsvijand uit." ««Vrees niet, mijne
Softe!"" sprak Peter. ««Laat ons rustig
voortrijden, opdat zij niet bemerken, dat wij
op de vlucht zijn en zeggen, dat wij op reis
zijn, om familieleden op te zoeken; dan
zullen zij ons gelooven. Als ook zij, gelijk
wij, de vrijheid liefhebben, zullen zij geen
haar op ons hoofd deren." Zoó reden zij
dan rustig voort en hoorden hoe de bijlslagen
weèrklonken op het hout van eenen reus-
achtigen den, bestemd te vallen en in stuk
ken gezaagd te worden. »Uii den weg
als gij uw leven liefhebt; keert met uwe
paarden, zoo snel als gij kunt, om. Want de
boom kan ieder oogenblik vallenriep
een forsche mannenstem hen toe Ter
stond lieten zij hunne paarden omkeeren en
vlogen zoo snel mogelijk, een heel eind terug.
Daverend viel de trotsche boom, met zijne
zwaarte kleinere boomen vermorzelend en
een heuvel van zand en steenen opwerpend,
waar zijne geweldige wortels, als reuzen
slangen, uit den grond opratelden en uit
barstten. Waar hij viel, sloeg hij een
groot gat in den grond. En ontzettend was
het den gevelden reus te zien, voor korten
tijd nog zijne machtige kroon en reuzenarmen
naar de wolken heffend en nu, machteloos,
als een vernietigde majesteit, op den grond
uitgestrekt. Angstig piepend, fladderden
de vogels weg. En een groot stuk blauwe
lucht vulde de plek waar eens zijn groene
mantel, met majesteit had gegolfd en hij
zijne armen, als forsche snaren, had uitge
strekt, waarop de lentekoeltjes hunne zachte
fantasiën, de donderstormen hunne schrik
I verwekkende liederen speelden. Toen de
forsche boom was gevallen, keerden Peter
en Sofie, langs een omweg terug en kwamen
alzoo weêr bij de houthakkers terug.
Het waren krachtige, forsche mannen. Echte
Russen die de bijlen zwaaiden in de reus
achtige armen, dood en verderf brengend in
de eeuwenheugende wouden van Kasan.
«Goedendag mannen!" zeide Peter. «Gij
hebt ons daar aan een groot gevaar doen
ontkomen. Dank er voor! Kunnen wij
eenige oogenblikken in een uwer hutten uit
rusten onze paarden aan wat hooi en brood
en water doen verkwikken en zelve een
oogenblik uitrusten? Wij betalen U eerlijk,
wat wij u schuldig zijn. Wij maken eene
verre reis om bloedverwanten te bezoeken
en wij hebben nog heel wat uren te rijden.
«Welkom!" riep de stem van den op
zichter der boschhakkers; een reusachtigen
kerel, met een gelaat door zon en wind
gebruind en de zwarte haren golvend om
het sprekend, ruw en toeii goedmoedig
gebouwd gelaat. «Welkom, bij mij en
mijne vrienden. Gij kunt hier rusten en
uwe paarden ook. Zoo lang als gij wilt!
Eten en slaapplaatsen voor u en uwe paarden
hebben wij. Gij zijt een goed vriend van
ons, want ik hoor aan uwe stem, dat ook gij
uit Kasan zijt." Zoo sprak Me forsche,
goedhartige Nicolaas Tschnizar tot hen.
«Den Hemel zij dank fluisterde Sofie;
dat wij hier onder vrienden zijnBeiden
stegen van hunne vermoeide paarden af.
Deze werden door Nicolaas in een ruwen,
eenvoudigen stal gebracht en vonden daar
rust en voedsel. «Komt binnen," zeide
Nicolaas, in mijne eenvoudige tent. Eet van
ons hard, maar voedzaam brood! Een teug
melk verkwikke u.
Wordt vervolgd).