NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
PETER SABLEWSKY.
BINNENLAND.
Aio. 38.
Zaterdag 9 Mei 1908.
Zeven-en-dertigftte jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Weldadige landgenooten!
Y. D. MULLER MASSIS.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagiblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/> Cent.
Advsrtentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Herhaaldelijk leest men onder boven-
staanden titel in de bladen een artikeltje,
waarbij de liefdadigheid wordt inge
roepen voor bet een of ander gezin,
dat door een ongelukkig toeval is
getroffen.
Nü heeft brand have en goed van
een arbeidzaam boertje in vlammen
doen opgaan en hem geheel geruïneerd,
omdat hij niet tegen brandschade ver
zekerd was.
Dan is door hagelslag de verwach
ting van een tuinder geheel vernietigd
en moet eene inzameling van gelden
hem voor kommer en gebrek vrijwaren.
Elders weer geraakte een oppassend
echtgenoot en vader door de duisternis
misleid, te water en ging daardoor
de kostwinner van het gezin verloren.
Tal van ongevallen, men nocme ze
noodlot of iets anders, komen dagelijks
voor en doen in meerdere of mindere
mate het pijnlijke in de gevolgen voelen
Het is verre van ons den sti yd aan
te binden tegen het onbaatzuchtig
optreden van openbare of particuliere
personen om den nood te lenigen van
ben, die door een ramp worden ge
troffen. Integendeel, dit pogen juichen
wij toe en steeds zal men ons gaarne
bereid vinden om naar vermogen bij
te dragen, wanneer deze hulp gevraagd
wordt.
Echter hebben wij één beding.
Het zich opwerpen als commissie
tot het verleenen van steun na plaats
gehad hebbende rampen, worde niet
een ziekelijk verschijnsel, krijge niet
iets van een chronisch lijden.
En toch heeft het er in de laatste
jaren wel wat veel van. Maar al te
lichtvaardig en maar al te dikwijls
wordt eene commissie samengesteld,
om te speculeeren op den liefdadig
heidszin van deweldadige landgenooten,
ten einde hulp te verleenen, waar
feitelijk straf, althans een krasse ver
maning op zijn plaats zoude zijn.
Rampen en ongevallen voorkomen
kan men niet; zij zullen blijven plaats
vinden en het menschdom blijven tref
fen, trots alle voorzorgen en veiligheids
maatregelen, die worden genomen.
Maar de pijnlijke finantieele gevolgen,
die een ongeluk na zich sleept, zij
kunnen in de meeste gevallen wel
voorkomen worden.
Daartoe dient de verzekering.
Onbekendheid voor te wenden zoude
gelijk staan met leugentaal. Wie toch
zoude durven beweren, dat de ge
legenheid tol verzekering tegen brand
schade, tegen hagelslag, tegen persoon
lijke ongelukken enz. hem onbekend
was?
De Directiën der Maatschappijen,
hare inspecteurs en agenten, zorgen
steeds met onverminderden ijver, dat
een ieder weet, althans weten kan,
hoe en waar hij zich tegen de finantieele
gevolgen van mogelijke rampen kan
verzekeren. Onwetendheid op dat
terrein mag dus niet worden aange
nomen.
Onwil dan
Helaas, maar al te veel
Niettegenstaande in prospectus,
brochure, advertentie en vooral bij
persoonlijk bezoek er op wordt ge
wezen, hoe nuttig en noodzakelijk
de verzekering op verschillend gebied
is, zijn *r dikwijls eigenzinnige
menschen, die zich tegen de verzeke
ring blijven verzetten en deze met
de meest onwijze en onzinnige argu
menten bestrijden.
Wanneer dezulke getroffen worden
door een ramp, hetzij brand, hetzij
hagelslag, hetzij persoonlijk ongeval,
dan mag men medelijden gevoelen
met den ongelukkige, doch het gezond
verstand spreekt het rechtvaardig
oordeel uit, hoe bart dit ook moge
klinken: eigen schuld!
En het is in strijd met het gezond
verstand, in strijd met gezonde
humaniteitsbegrippen, alsdan de wel
dadige Idndgenooten te laten opdok
ken om de gevolgen van de eigen
wijsheid en eigenzinnigheid voor den
getroffene te verzachten.
Wy kunnen ons voorstellen, dat
het huisje van een boer in zoodani-
gen toestand verkeert, dat geen
enkele verzekering-maatschappij tegen
brandschade dit risico wil dekken.
Wordt dit boerenspulletje een prooi
der vlammen, dan is de oproep aan
de weldadige landgenooten zeker op
zijn plaats en elk weldenkende zal
gaarne in zijn beurs tasten om een
bijdrage te schenken.
Wanneer een schippertje, 't voor
beeld in ons bekend zich met een
wrakke turfschuit behelpt, die niet
meer opgekalefaterd kan worden en
wien de middelen ontbreken om een
ander schip te koopen, door averij
zijn schuit verliest en met vrouw en
kinderen straatarm aan den wal staat,
omdat hij voor verzekering zijnor oude
schuil bij geen enkele maatschappij
terecht kon, dan moeten de weldadige
landgenooten hulp verleenen en een
oproep aan hen erlangt onze hulde
en steun.
Maar waar de gelegenheid tot ver
zekering ruimschoots bestond, doch
verkeerd toegepaste zuinigheid, eigen
zinnigheid of misplaatste gemoeds
bewaren van verzekering terughiold,
daar mogen de gevolgen eener ramp
niet naar de weldadige landgenooten
worden verplaatst, maar moeten zij
drukken op dengene; die daarvoor
aansprakelijk is en voor zijn verkeerde
zuinigheid, eigenzinnigheid of mis
plaatste gemoedsbezwaren, zelve moet
boeten.
Geheel in overeenstemming met het
vorenstaande en daarbij volkomen
aansluiting is het volgend bericht door
ons aan »de Verzekeringsbode" ont
leend
»Een rem tegen collectes.
«Door Geduputeerde Staten van
«Noord-Brabant is aan de gemeente-
besturen eene circulaire gericht, waar
sin zij er op wijzen, dat de door hen
«verleende machtiging tot het houden
«eener collecte in alle gemeenten
«der provincie, tot leniging van den
«nood der door den hagelslag in den
«nacht van 5 op 6 Aug. 1907 getrof-
«fenen in de gemeenten Son, Lieshout,
«St. Oedenrode en Nunen niet mag
«geacht worden een precedent te
«stellen voor de toekomst. Waar
«heden ten dage zooveel gelegenheid
«bestaat om zich voor het sluiten van
«eene verzekering tegen eventueele
«schade, veroorzaakt door rampen van
«allerlei aard te vrijwaren, mag, naar
«de meening van Geduputeerde Staten,
«slechts in den uitersten nood een
«beroep op particulier hulpbetoon
«door de burgerlijke overheid worden
«aangemoedigd."
Dat toch de gedachte, die aan het
voorgaande ten grondslag ligt, in rui
men kring worde verspreid, dat een
ieder beseffe, dat men verplicht is
zich door verzekering te dekken tegen
de gevolgen van rampen, die ons mo
gelijk kunnen treffendat het in strijd
is met de eer, die de menscb aan zich
zelf verschuldigd is, te trachten de
finantiëele gevolgen van een ongeval
af te wikkelen op de schouders van
anderen en de weldadige landgenooten
te laten opdraaien voor de ellende
en armoede, die het gevolg zijn van
schromelijk plichtsverzuim, en vooral,
wanneer iemand uit de plaats der
inwoning of uit de naaste omgeving
door een ongelukkig toeval wordt
getroffen, hetzij brand, hetzij een
persoonlijk ongeval, dat den dood of
levenslange invaliditeit ten gevolge
heeft, hetzij door iets anders, dat
dan onmiddellijk allen, die nog niet
verzekerd zijn er om denken, dat ook
hen zulk een ongeluk kan treffen en
het sluiten eener verzekering voor hen
dus een eisch van dringende noodza
kelijkheid is, die geen dag en geen
uur mag worden uitgesteld. Onder
zulke omstandigheden vooral komt
het spreekwoord ten volle tot zijn
recht: »Een schip op strand, een
baken in zee."
Overg. uit De Eerste Onderlinge"
Omtrent de reis, die Prins Hendrik
voornemens is naar Noorwegen te
maken, verneemt men dat Z. K. H.
in gezelschap van den Groothertog
van Oldenburg en familie dien tocht
tegen 15 Juli a. s. zal aanvaarden.
Z. K. H. zal, na algeheelen afloop
van de oefeningsreis in de Noordsche
wateren van het pantserschip Jacob
Heemskerk op de thuisreis aan boord
daarvan naar Nederland terugkeeren.
Nederlandsche
Landbouwvereeniging.
Men schrijft uit Utrecht aan 't Han-
delsbl.
Donderdag j.I. had in het gebouw
van de Nederl. Heide Maatschappij de
installatie plaats door den Prins der
Nederlanden van de voorloopige com
missie belast met het ontwerpen der
statuten van de Nederl. Landbouw
vereeniging. In een korte rede werd
door Z. K. H. nogmaals het doel der
nieuwe vereeniging uiteengezet, daarbij
op den voorgrond stellende dat bel
hoofddoel zou moeten zijn het orga-
niseeien van het landbouwtenioonstel-
lingswezen in Nederland in vereeniging
met de bestaande organisaties op land
bouwgebied en in samenwerking met
de Regeering en met waarborging
van de zelfstandigheid der bestaande
organisaties.
Aan het einde zijner rede verzocht
Z. K. H. den heer jhr. mr. G. L. M.
H. Ruys de Beerenbrouck den presi
dentshamer over te nemen en sprak
de Prins den wensch uit dat de voor
loopige commissie er in zou slagen
spoedig met de nieuwe statuten gereed
te komen. Daarop verliet Z. K. H. de
vergadering.
Drankverkoop in cantines.
Op het adres van het hoofdbestuur
der Ned. Vereeniging tot afschaffing
van alcoholhoudende dranken, te
Amsterdam, tot verbod van dranken
verkoop in de cantines, is door de
minister van Oorlog afwijzend beschikt.
Eene Episode uit de martelingen, door
Czaar Peter den Grooten, van
Rusland, de vrijheidlievende
Strelitzers aangedaan,
DOOR
19)
Zjjne ketens rinkinken en het is, of haar
doffe weemoedige klank een somber antwoord
is op de zuchten en jammerkreten, aan zijn
borst ontwrongen. O! Hoe veracht en haat
hij hare laffe moorders, zijne vervolgers
Hoe gedenkt hij haarzijne geliefdeHoe
heeft zij alles, alles met hem gedeelddagen,
weken, weken lang. Alles in de onherberg
zame Russische wouden. Bij de brave
houthakkers; bij Nicolaas Tschnizar, zijnen
gullen, goedhartigen vriend. In het woud.
Otoen hij zoo zwaar door het stervende
hert werd gewond en zij hem verpleegde.
Zy, dagen, nachten lang, aan zijne zijde ge
knield lag, wasschend en zalvend zijne wond;
hem met haren vriendelijken glimlach op
beurend hem voorzingend de oude welbekende
Russische volksliederen. Het was hem, of hij
den geur van het bladerenbed, waarop zij
hem zacht neèrleide, nog indronk. Haar hand
druk voelde; haar stem, haar werk weer
zag zoo grootsch, trouw, vol zelfverloochening
«Solie! kreet hij; Sofie!" en dof galmden de
gangmuren 't weerom: «Sofie!"
Dan zag hij de lucht weêr verlicht, als
in dien onvergetelijken nacht door de vlam
mende bliksemstralen. Dreunde de donder
hem tegen. «Jagilde hijDat noodweer, in
dien nacht, was de profetie van mijn lijden.
O! arme, arme Strelitzers wat hebt gij mis
daan en gij, beul van Rusland! hoe zult gij
uwe gruwelen voor God te verantwoorden
hebben!" Dan zonk hij, als in eene lange
koortsachtige, telkens afgebrokene sluimering,
neder. Tot hij ontwaakte, rillend, huiverend
van smart en woede; dood, van het paard,
naast hem. Straks voortgesleurd door een
bende woeste soldaten weggelegd in een
naamloos grafNaamloos? maar üw
naam roepen de winden uit! Naamloos? maar
uw naam schrijft de zon aan.haren hemel
en griffelt de maan op de muren van dezen
kerker!Naamloos? Maar uw naam
zullen straks Russische mannen en vrouwen,
jongens en meisjes uitroepen als de naam
der Trouw! Kransen met eerlaurier! Naam
loos? Maar uw naam zal eens, als wraak
godin, den laffen Gzaar verschijnen en hem
griffelen in zijn ziel: «Moordenaar van trouwe
wakkere onderdanen!" O! als de Hemel
richten zal tusschen een verdrukt volk en
een despoot, dan zal dié Naam een mensche-
lijke gestalte aannemen en die zal den steen
werpen in de schaal des Overheerschers, dat
zij zinkt en zinkt en, glorievol, de schaal
der gruwelijk verdrukten omhoog rijst! Zoo
woelde en warrelde het koortsachtig, door
zijn brein. Geen stuk brood roerde hij aan.
Alleen nu en dan eenige druppels van het
onklare water moesten zijne brandende keel
verkoelen.
«Zal nooit bet paard over den bruisenden
stroom mij naar u dragen?" riep hij uit.
Achik zélf gelijk nu den stroom, door dam
en dijk als in ijzeren boeien geslagen! Van
alle zijden bekneld! O! wié zal die banden
van een rijten? Wie mij ontworstelen aan
dezen dompigen kerker en mij doen snellen
naar de StrelitzersMij hen doen toespreken
aanvuren, ontvlammen, om de schandelijke
boeien dezer slavernij van. een te rijten? Het
den Czaar openlijk aan te zeggenGetrouwe
onderdanen willen wij zijn! Maar gemarteld
worden, niet! Ik voel hoe de vlam der Vrij
heid mij gloeit en bruist door borst en aderen
Duizende kerkers kunnen haar niet dooden!
Een heir van soldaten haar niet de ziel
uit het lijf scheuren!"
Dan zinkt weer zijn geknevelde hand,
moedeloos op den steen. Het mannelijk oog,
eens zoo fier en schitterend gloeiend, weent.
O! er is niets lafs in deze tranen! Integen
deel! Zij vloeien uit zijn groot, edel hart.
Zij gelden vervloekte tyrannie! Soms denkt
hij, dat hij nog hopen kan. Dan peinst
hij er een oogenblik over of ontvluchten
mogelijk zou zijn. Dan rukt hij aan zijne
ketens, betast den steenen muur, ziet naar
boven en beneden maar neen! het is
hem, of eene stem hem toefluistert: voor u
geen hoop meer! Het is of de holle gewel
ven van zijnen kerker somber weergalmen:
«Gij, Peter van Kasandie hier binnentradt,
laat alle hoop varen!"
(Wordt vervolgd).