NIEUWE 6 Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. GIOVANNI 1L MESTÈÏ FEUILLETON. BINNENLAND. flo 52 Saterdag 27 Juni 1908 Zeven-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG: Van den Sak op den Tak. Een verhaal uit Sicilië. Uit het Zweedsch van SOPHIE ELKAN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagiblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters eD vignetten naar plaatsruimte »Er brandt een vuurtje helderrood: Ik zeg niet waar, ik zeg niet hoe Vier oogen zien er stil naar toe, Twee harten maakt het sterk en groot. En altijd vlamt het warm en blij, 't Brandt op, uit half verdoofde asch Want kinderhanden naadren ras En leggen nieuwe blokken bij." Echt huiselijk geluk spreekt uit deze regelen, niet waar? Welnu, dat geluk is bet deel van het nog jonge echtpaar N. in een onzer groote steden. Maar 't werd de vorige week wreed gestoord door het bericht, dat de heer N. wegens zaken voor een dag of wat op reis moest en dus zijn lieve weder helft zoolang alleen moest laten, wat in de vijfmaanden van hun huwelijk nog niet was gebeurd. Plicht gebood, dus de man ging en het jonge vrouwtje bleef eenzaam achter. Wat kon zij beter doen, dan haar lieven vent een langen innig harte- lijken brief schrijven. Den tweeden dag had zij tien velletjes vol en na tweemaal het adres gespeld, twaalf kussen er op gedrukt en drie post zegels van vijf cent er op geplakt te hebben, ging zij zelf den brief posten. Toen zij bij de bus kwam, bad juist de lichting plaats gehad. Een oogenblik was zij radeloos, maar zij had tegenwooidigbeid van geest; fluks bedacht zij, dat ze, gebruik makende van de tram, nog juist den tijd zou hebben den brief naar den trein van zessen te brengen. Op het laatste oogenblik kwam zij aan. Haastig nam zij een perronkaartje en vloog het perron op, juist toen de hoofdconducteur voor vertrek floot. Zij snelde den langen trein langs om den postwagen te bereiken. De con ducteurs zagen het; een hunner rukte een coupé le klasse open, die zich vóór in den trein bevond en, voordat mevrouwtje op adem kon komen, was zij door krachtige armen opgetild en zat zij in den trein, die onmiddellijk daarop wegstoomde. Hoe het verder is gegaan met den brief, met mevrouwtje zelf. zegt ons het bericht niet. 't Was een gevolg van de haast en van het misverstand van den conducteur. Zoo kan een misverstand komische ge volgen hebben. Dat was ook dezer dagen te Apeldoorn het geval, waar een koopman in een der lanen met welluidende stem riep: «Holland- sche nieuwe!" Zijn ze lekker en nieuw?" vraagt een bewoner. «Puik, meneer, eerste kwaliteit!" Breng er dan twee in dat huis om den hoekDe koopman gluurt den klant wantrouwend aan en zegt dan: Ik kom morgen weieens aan, als ik 'tniet vergeet." Meneer vindt dit niet erg vriendelijk en laat dit blijken. Dan volgt een scherpe woorden wisseling, maar spoedig barsten beiden in een schaterlach uit. Wat was bet geval? Meneer had gedacht aan zeebanket en de koopman ventte aardappelen: Hollandsche nieuwe! Even later zijn weg vervolgende, riep de koopman: «Hollandsche nieuwe aardappelen!" Dat was duidelijker, maar meneer, die had gedacht te smullen, ging teleurgesteld naar binnen. Was het in Delft geschied, dan zou men kunnen denken, dat het wellicht de Heer Hers Herman Tulet was ge weest, die misschien zich eerst nog eens te goed wilde doen vóór hij zijn hongerkuur begint. Deze meneer wil zich namelijk bij gelegenheid van de lustrumfeesten den 29en Juni aan een hongerkuur onderwerpen. Dat is dan op groot verzoek van heeren Delftsche studenten een punt van het feestprogrammaEigenaardige ver maken houdt de studeerende jonge lingschap er op na. Van zulke dwaas heden hoorde men vroeger niet, zei een oude heer, die dit bericht las. Nu, dat stem ik nog zoo grif niet toe; dergelijke beweringen zijn reeds zoo vaak gelogenstraft, dat men er haast toe komt te gelooven, dat er werkelijk niets nieuws onder de zon is. Zoo de klacht over de dienstboden. Zóó erg als tegenwoordig is het nog nooit met de meiden geweest, klagen de dames-meesteressen. Maar hoe men vóór ruim 200 jaar al juist sprak of klaagde als tegenwoordig over het dienstpersoneel, leert ons een versje van den 17-eeuwschen dichter en juwelier Dirk Scbelten Twee Meiden. »Ik heb twee Meiden, die men noemdom [onderscheid De een de Kinder- en de air de Warrik- [Meid. 'tls heide naar de kunst, en eigentlijk [gezeid De een is een kind te meer, en de andere ['t werken meid" (mijdt). Zulke herinneringen kunnen mis schien menigeen eenige troost geven, al is die troost dan ook een schrale. Maar ze leeren ons dat een verge lijking van het heden met den «goeien ouden tijd" niet altoos in 't nadeel uitvalt van onzen tijd. Dat kon ik dezer dagen ook een tweetal dans meesters onder het oog brengen, die in de tram om het hardst zaten te klagen over de slechte tijden en de hooge belastingen. Ik wees de heeren er op, dat het vóór een paar eeuwen voor de dienaren van hun beroep heusch niet beter was. Ofschoon het dansen in de steden toen een zeer geliefd volksvermaak was en de dans huizen en danskamers zeer druk wer den bezocht, hadden de heeren dans meesters het niet breed. Wij lezen o.a. dat een dier heeren zijn beschrijvingsbiljet voor de be lasting aldus invulde «Zes en zeventig cents is mijn huur; In één schoorsteen stook ik mjjn vuur; Door één venster krijg ik mijn licht; En met één deur sluit ik mijn ksmertje [dicht. Mijn beroep is zeer luchtig van aard En men meubels zijn de taxatie niet [waard." Deze mededeeling bracbt mijn mopperende reisgenooten weer wat in hun humeur. Dat deed me goed, want ik zie niet graag zwaartillende menschen. We moeten ons niet zoo gauw laten terneerslaan. Dat deed de soldatenvrouw, van wie de oude Tubinger Kroniek verhaalt, ook niet. 't Was in 1674, dat de Beieren de vesting bezet hielden en de Franscben mijnen aanlegden en die lieten springen. Achttien personen werden hierbij ge dood. Onder anderen werd ook een soldatenvrouw in de lucht geworpen. Zij viel echter ongedeerd in een akker neer, stond op en maakte zich haastig uit de voeten. De Kroniekschrijver verhaalt, dat de vrouw door dit voor val wel wat uit haar humeur geraakte en niet kon nalaten op de vijand te schimpen. Nu, dat was haar zeker niet euvel te duiden. Van de meesten zou door zulk een omstandigheid het humeur zeker wel een beetje meer van streek raken. Keuvelaar. Handelsonderwijs. Hoe men zich in den kring van don Middenstand het handelsonder wijs d.i. dan het lager handels onderwijs denkt, is in een ver gadering vanden Noord-Nederlandschen Middenstandsbond te Stadskanaal uit eengezet door den heer Huisman, directeur van een winteravondcursus voor handelsonderwijs te Groningen. Ter beantwoording van de vraag: wie hebben handelsonderwijs noodig? ontwikkelde hij de stelling, dat handels bedienden, a.s. kooplieden, nering doenden en ambachtslieden, die eigen zaken drijven, alsook landbouwers niet zonder dit onderwijs kunnen blijven. Daarna beval spreker aan het op richten van avondcursussen of zomer cursussen in de morgenuren, met als vakken van onderwijs Nederlandsche taal, opgevat in den zin van aan brengen van algemeene handelsken nis, boekhouden en handelsrekenen, en als bijvakken Duitscb, Engelsch, Fransch en stenografie. Voor de toelating eischt spr. in het algemeen iets meer algemeene ontwikkeling dan de lagere school kan geven. In verband ook met den verschil lenden graad van vóórontwikkeling dient als stelsel aangenomen te wor den een cursus met klassen voor verschillend gevorderden en waarbij met eenige leiding van de zijde van den directeur de keus van de leer vakken vrij moet zijn; temeer,omdat niet iedereen over denzelfden studie tijd kan beschikken. 10) Het was vreeselijk, toen hij dezen zomer naar Afrika moest gaan, ik begaf mij naar Augusta en reisde in stilte met de soldaten mede naar Parlermo. Hij wist er niets van. Maar ik zag hem uitstoomen. O Dio! Ja, signor Sindaco, dat is de heele geschie denis. Hier hebt gij een lok van Gaetano's haar en zija eerste schoentje, kijk eens welk een lief, klein schoentje, signor Sindaco. Gij hebt mij daarstraks verteld van zijne afgehouwen voeten en handen en och, mijn kind, mijn kind!" Er volgde eene lange stilte. II forestiere had het gelaat verborgen in c J! en deunde met de elbogen op tafel. Na een poosje hief hij het hoofd weder op en zag signor Buonaccorsi vast in het gelaat. «Ik ben gereed, signor Sindaco, zeg hun dat ze mij gevangen nemen kunnen. Ik krip nu nog zes jaar; maar het komt er niet meer op aan of zij mij vastzetten. Hij heeft mij niet meer noodig en ik houd niets over om voor te leven, nadat ik mijn hart heb mogen uitstorten voor een goed mensch. Ik dank u hartelijk, signor Sindaco!" Signor Buonaccorsi had tranen in de oogen. «Luister, forestiere! Zoo zal het niet ge schieden. Wat gij gedaan hebt, werd in mijne oogen volkomen door u goedgemaakt. Het is leven om leven geweest. Deze bekentenis blijft voorloopig tusschen ons. Morgen schrijf ik een verzoek om gratie voor je aan den koning en deel hem alles mede wat je mij hebt gezegd. Ik ben zeker dat je, ter wille van Gaetano Boscio, genade zult verkrijgen. Zou het niet heerlijk zijn, dat aan hem te danken te hebben Gratie te krijgen voor de heldendaad van je dapperen zoon Eene krampachtige rilling voer door Gio vanni's leden. «Ja, heerlijk, heerlijkDat zou het zeker zijnmaar neen, signor Sindaco, het is beter alles aan zijn lot over te laten. Het zou niet rechtvaardig tegenover hem zijn den koning en de koningin en het heele land te doen weten, dat zijn vader een voortvluchtige dwangar beider was. Nu begrijpt men zeer goed dat hij dapper was, hij de zoon van een der dui zend, zooals in de couranten staat te lezen. Het zou zijn eer te kort kunnen doen, als men te weten kwam, dat hij mijn zoon was. Men zou misschien zeggen, dat hij wist de zoon van een veroordeelde te zijn dat hij daarom den dood zocht. En dat deed hij niet, noch het een, noch het ander. Hij was zoo trotsch op den man dien hij geloofde zijn vader te zijn. O! wat mij dat in het hart brandde, toen ik hem dat hoorde zeggen! En hij hield zooveel van het leven, hetgan- sche bestaan lachte hem toe; hij was immers zoo jong! Neen, signor Sindaco! Wij zullen niets doen, dat zijn eer kan benadeelen, het is beter dat alles geschiedt zooals ik dat bedacht heb, voordat ik hierheen kwam. Gij zult zeggen, dat ik mij bij u aangaaf als Giovanni Tereno, een voortvluchtig dwangar beider uit Siracusa, die wegens moord ver oordeeld werd tot zes en twintig jaar galei straf en slechts eene maand heeft uitgezeten. Zes en twintig jaar kan het nu in elk geval niet meer duren; maar hoe het ook zij, dit oogenblik is wel het andere waard." »Ik geef je niet aan, Giovanni Tereno," zeide de burgemeester en wendde zich af. «Dan moet ik het zelf doen. Het is alsof mijn Gaetano wilde, dat ik het doen zou, alsof hij er mij toe aanspoorde. Misschien Kan hij niet in vrede rusten, zoolang ik niet geboet heb. Ik ga naar den prefekt. Morgen zendt hij mij naar de galeien van Siracusa. Maar dat is niets. Ik heb mogen zeggen wat op het hart lag nu kan ik weêr ademha len. Mijne eenzaamheid daarginds zal niet erger zijn dan zij hier was. Geen hoogere muren kunnen mij van het overige mensch- dom scheiden dan hier tusschen hen en mij verrezen. Nogmaals dank, signor Sindaco. Weet gij wel, dat gij mij daareven niet «fores tiere" maar Giovanni Tereno hebt genoemd? Dat deed mij ook goed. Morgen ben ik nog slechts een nummer, maar vandaag ben ik een mensch geweest. Dank, signor Sindaco, dank, duizendmaal dank! Mogen onze vereer de moeder en alle heiligen u zegenen!" «Giovanni, wacht, wacht nog een oogenblik Handel niet overijld, bega geen onherstelbare daad. Laat mij het verzoek om gratie schrij ven! Ik weet dat het niet opgenomen zal worden zooals je denkt. Ik weet wat de ko ning, wat de koningin zullen voelen en zeg gen." «Neen signor Sindaco, ik heb u dit alles toevertrouwd, maar ik wil niet dat iemand anders er over zal kannen spreken. Het zou hem nog schaden, daar ben ik zeker van. Het deed hem heel veel goed, dat men hem den zoon van een der duizend geloofde. Het zat hem in het bloed, zegt men. Van wien zal men zeggen dat hij zijne dapperheid erfde, als men te weten moest komen, dat hij mijn zoon was? Heb dank, signor Sindaco, dat gij mij helpen wildetmaar vóór alles dank, mij te hebben aangehoord. Dank en vaarwel!" II forestiere boog en kuste den burgemee ster de hand. Eene minuut later was hij op straat. Signor Buonaccorsi zag hem het plein over steken, naar de woning van den prefekt. Hij liep met vlugge schreden en hoog opgeheven hoofd, er uitziende als een jonge, trotsche man. Zijne hand beefde niet, toen hij aan de deur van het paleis aanschelde. De voordeur werd geopend en sloot zich weder achter hem. EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1