NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor da Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
No. 79.
Woensdag 30 September 1908.
Zeven-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG.
Van den Bak op den Tak.
ZUSTER MARIANNE
Amersfoortsche Courant
V
V
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag,
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'l, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Mijn vriend Jaspers is een man,
die erg voor zijn gezondheid leeft,
zooals hij het noemt. Daarvoor doet
hij alles. Hij heeft zich namelijk in
het hoofd gezet minstens 100 jaar te
worden. «Dat kan," beweert hij, en
als het meeloopt en daar is kans op,
want ik ben van een sterk ras, dan
haal ik gemakkelijk 125, misschien
wel 150 jaar. Jaspers heeft voor zijn
meeuing een deugdelijken grond, zooals
voor alles, want hij beroept zich
immer op «de mannen der weten
schap." Zoo redeneert hij in dit geval
aldus: van alle levende schepselen is
de levensduur ongeveer 8 maal zoo
lang als de tijd, dien ze noodig hebben
om volwassen te worden, de heer der
schepping is eerst op den leeftijd
van 25 jaar volwassen, ergo kan hij
8 X 25 200 jaar worden. Dat is
logisch, niet waar? Nu mijn vriend
is in alles logisch, 't Spreekt van
zelf," zegt hij dan ook, «dat iemand
alleen zoo oud kan worden, als hij
van nature een gezond, sterk gestel
heeft, zooals ik, en verder hygiënisch
leeft. En onder hygiënischleven verstaat
Jaspers, dat hij precies de voorschriften
volgt, welke zooals door de verschil
lende mannen of voormannen der
wetenschap," zooals Jaspers zich uit
drukt, aan de hand worden gedaan,
't Gevolg daarvan is, dat hij nog al
eens veranderen moet, rnaar dat is
niemendal, beweert hij: »dat is juist
je ware, een mensch en ook het
menschelijk lichaam houdt van afwis
seling; eentonigheid is de dood."
Zoo heb ik dan Jaspers in de laatste
paar jaren om niet verder terug
te gaan onderscheidene «kuren" zien
volgen, waarvan ik u een en ander
wil mededeelen: misschien kan het
u tot nut zijn, in welken zin dan
ook.
't Is nu ongeveer een paar jaar
geleden, dat ik, bij mijn vriend binnen
komende, hem zag rondbewegen door
de kamer als een aap d. w. z. op
handen en voeten, hij pufte van in
spanning en zijn gezicht was rood
gezwollen. «Kerel, wat doe je?"
«Dat zie je," was het logische ant
woord, »ik loop, zooals onze voorou
ders liepen; dat is de natuurlijke
gang van een menscb, mijn waarde;
daarvan zijn we afgeweken en vandaar
de vele ziekten, onderbuikskwalen
vooral Blindedarm ontsteking zou
er niet zijn, zegt een Belgisch dokter,
als de menschen 4 maal daags 20
minuten op hun handen en voeten
gingen loopen. Hij heeft nu een in
richting geopend, waar zijn patiënten
naar hartelust kunnen kruipen. Je
neemt me niet kwalijk, dat ik nog
even mijn wandeling voortzet?"
«Ga je gang, beste vriend, tot
straks
Een paar maanden later trof ik
Jaspers, midden op den dag, te bed,
een vrooljjk deuntje fluitende. »Wat
haal je nu uit, kerel?" «Een nieuwe
kuur, mijn jongen, een der voormannen
van de wetenschap heeft klaar en
duidelijk betoogd, dat de rechtop
gaande houding van een menscb
beelemaal niet deugt, een afwijking
is van de natuur. En om nu den
nadeeligen invloed daarvan zooveel
mogelijk te ontgaan, moet men om
de 2 uur een kwartiertje gaan liggen.
Dat doe ik nu ook en 't bevalt uit
stekend."
Op een anderen keer ontmoette ik
mijn vriend op de straat, in gestrekten
draf, alsof hij groote haast had. «Waar
ga je heen, wat is er aan de hand,
is je hospita ongesteld geworden?"
«Wei neen, kerel, ik wandel: zóó
moet men wandelen, zegt een Parijsch
geneesheer, met gezwinden pas, het
hoofd omhoog, de schouders terug
getrokken, dat is beter dan al dat
fietsen, paardrijden, roeien, enz. Nu,
adieu, stilstaan deugt niet." En voort
holde Jaspers, door velen nieuwsgierig
of hoofdschuddend nagekeken.
Den vorigen winter, toen ik als
gewoonlijk een uurtje bij Jaspers zat
te praten, werd mijn aandacht ge
trokken door een groote flesch, gevuld
met een gele vloeistof. Jaspers zag
het en begon te lachen. «Wat dat
is, vraag je? Het levens-elixer, mijn
waarde, niets minder dan bet levens
elixer. Kijk nu maar niet zoo on-
geloovig, want dat is zoo. Heb je
den laatsten tijd niet gelezen van den
wonderman van Californië,die 115 jaar
oud is en nog zoo gezond en kloek
als iemand van 25 jaar? Toen hij
40 jaar was, was hij ziekelijk en
scheen hij reeds afgeleefd. Maar toen
begon hij ik weet niet door welk
toeval met bet levens-elixer, dat bij
in- en uitwendig gebruikte, minstens
een halve flesch per dag." «En
hoe heet dat goedje?" «Datgoedje
heet: olijfolie. Ik heb het altijd wel
gedacht, wij moeten geregeld gesmeerd
worden, van binnen en van buiten,
anders houdt de menschelijke machine
het niet vol. Ik voel mij werkelijk
al zoo lekker als kip en zoo lenig als
elastiek."
De oliekuur duurde niet lang, er
kwam iets anders, iets veel beters.
Verschillende mannen der wetenschap
hadden ontdekt, hoe het kwam, dat
bij sommige volksstammen de meesten
zoo'n hoogen leeftijd bereikten 't kon
nergens anders van zijn dan door
't gebruik van zure melk. En alzoo
heeft mijn vriend Jaspers dezen zomer
dagelijks 3-maal een portie zure melk
gebruikt: «Kerel, dat doet een mensch
zoo goedalle verkeerde bacteriën,
die een mensch zoo vroeg oud maken,
gaan er van door en de goedaardige
diersoortjes, die ons leven onderhouden,
vermenigvuldigen zich. Probatum est
De laatste dagen denkt Jaspers er
over om zich met zeewater te laten
inspuiten. «Weet je wel," vroeg hij
me gisteren, «dat wij, d.w.z. onze
voorgangers als aasjes hebben rond
gezwommen in de uitgestrekte zeeën,
dat onze bakermat in zee stond en
dat ons bloed feitelijk een zusje of een
broertje is van het zeewater? Zout
hebben wij noodig, veel zout. Zout
is een levenseisch: boe zoutrijker de
omgeving, hoe krachtiger het cellen
leven. Dr. Quinton spuit menschen
en dieren in met zeewatereen mensch,
zegt hij, van 75 Kilo bevat niet minder
dan 25 Kilo zeewater. Hij verkreeg
prachtige resultatenhonden, die hij
eerst liet doodbloeden en daarna in
spoot met zeewater, leefden weer
beelemaal op en waren den volgenden
dag frisscher dan ooit. Ik ga morgen
naar mijn huisdokter, om er met hem
over te spreken."
In één ding gaat Jaspers niet met
de mannen der wetenschap mee. On
danks alle betoogen, die bij daarover
heeft gelezen, wil hij niet gelooven,
dat het rooken schadelijk zou zijn
voor de gezondheid. «Ik ben over
tuigd van het tegendeel. «Mijn vader
werd 77 jaar, 5 maanden en 3 dagen,
hij rookte zijn geheele leven, tot den
laatsten dag. 's Morgens van zijn
laatsten dag vergat hij zijn pijp, dat
was zijn ongeluk: eer het middag
was, had hij den laatsten adem uit
geblazen. 't Is de zuivere waarheid.
Was hij blijven rooken, hij was er
stellig nog geweest, 't Is jammer
Zoodat ik maar zeggen wilhet rooken
is niet zoo verkeerd, integendeel!"
KEU VEL AAR.
Prins Hendrik vertrekt heden
avond te 8.44 naar Dobbin, vergezeld
van zijn adjudant jhr. Van Suchtelen
van de Haare en den ordonnans-officier
van de Koningin jhr. Van Reigersberg
Versluys.
Voedingsmiddelen-tentoonstelling.
Ter gelegenheid van het interna
tionaal congres tot verbetering der
menschelijke voeding, te houden in
November a.s. te Gent, zal een inter
nationale tentoonstelling plaats hebben,
waarop een uitgebreid en aanschouwe
lijk overzicht zal gegeven worden van
alle voedingsmiddelen, zoowel in oor-
spronkelijken vorm als volkomen
toebereid.
Bovendien zal er een tentoonstelling
met wedstrijd gehouden worden voor:
lo. melkerijtoestellen; 2o. boter en
andere voortbrengselen der melkerij
waarvoor wij de bijzondere aandacht
der Nederlandsche zuivelfabrikanten
vragen, daar een buitengewone eere-
prijs, geschonken door den minister
van Landbouw, als belooning van de
Regeering voor de beste boter zal
worden toegekend.
Van de commissie voor de sectie
Nederland is eere-voorzitter de heer
J. E. Scholten, lid der Eerste Kamer,
voorzitter van de Vereenigiiig voor
Tentoonstellingsbelangen, te Gronin
gen; algemeen commissaris voor
Nederland de heer A. L. Smit Jr.,
Raadhuisstraat 3, Amsterdam.
Fruit.
De groote pluk van zoete appelen
is in de Betuwe begonnener worden
honderden H. L. in de pakhuizen
opgeborgen op hoop van betere prij
zen. Op de binnenmarkten zijn de
prijzen dezelfdemet eenige meerdere
vraag en vluggen handel brengen de
appelen f3.3.50 per 11. L. op. De
bekende Goudreinetten zijn er in
overvloed en rijpen sterk aan. Er
is echter nog hoegenaamd geen vraag
voor het buitenland. Uit Stuttgart
is bericht ontvangen dat gedurende
September de prijzen van Cider-appelen
waren van 400 tot 600 Mark per
wagon. Gedurende de maand October
vermoedt men dat de prijzen zullen
stijgen tot 600 a 700 Mark. Deze
zijn veel te laag en daarvoor kunnen
de handelaars ze niet leveren. YVinter-
peren zijn nog niet geplukt; men
verwacht goede prijzen. De noten
zijn opgeruimd de laatste zijn ver
kocht voor f3 per HL.
De cholera was Zaterdag iets minder
te Petersburg. Er waren toen 309
nieuwe gevallen, waarvan 153 door
Mevr. P. SMISSAERT—BOOGAERT.
1)
Heel zacht en getemperd valt het licht der
hanglamp in het ziekenvertrek, dichte schadu
wen werpend in de hoeken en slechts flauw
beschijnend de voorwerpen in hare nabijheid.
Diepe stilte heerscht in de kamer, alleen
gebroken door de ademhaling der zieken of
nu en dan eene onrustige beweging.
Af en toe staat de zuster, die "de nacht"
heeft, op uit haar stoel, geeft een patiënt zijn
drankje en verschuift met teedere, zorgvolle
hand het kussen van den lijder. Dan, met
nauw hoorbaren tred, keert ze terug naar haar
stoel en haar gedachten dwalen af, ver weg
van de ziekenkamer met haar lijden en smart,
weg van het heden naar het zonnige verleden.
Eenmaal was er een tijd, dat zuster Mari
anne een levenslustig, vroolijk jong meisje
was, mooi en gevierd. Vele jaren zijn sedert
dien voorbijgegaan, ze is nu zes en dertig,
maar als ze terugdenkt aan haar jeugd, dan
komt alles haar weer duidelijk voor den geest.
Ze ziet zich terug in het oude, sombere
huis, waar ze haar kindsheid doorbracht.
Zware tapijten dempen ieder geluid, donkere
gordijnen weren iederen zonnestraal. Koud en
deftig staan de groote mahoniehouten meubels
daar, en weer bekruipt haar hetzelfde angstig-
benauwde gevoel, dat haar als kind aangreep,
wanneer ze dwaalde door die zalen en gangen.
Maar in dat groote sombere huis was één
licht zonnig plekje, één kamer met aardige,
kleine meubeltjes en vroolijk gekleurde gor
dijnen, een kamer waar de vogels zongen en
bloemen en planten heerlijke geuren verspreid
den. Maar als het lichtste en mooiste van
dat vertrek herinnert zuster Marianne zich de
jonge schoone vrouw, haar moeder, die daar
bij voorkeur toefde. Zij, evenals haar kind,
voelde een afkeer van de sombere zalen en
vertrekken waarvan de ernst op haar drukte
als een zware last. Hier, in moeders kamer,
konden zij zitten uren lang 1
En het beeld der jonge vrouw rijst duidelijk
voor zuster Marianne op. Wat was ze mooi
en bekoorlijk, haar lieve moedertje! Zij droeg
altijd heel zachte lichtgekleurde japonnen, haar
figuurtje leek dat Tan een jong meisje, zoo
slank en teer was ze. Blonde krullen omlijstten
het fijne gezichtje met de wonderschoone
oogen en den kleinen mond. In de verbeelding
van het kind leek ze op de mooie prinsessen
in de too versprookjes of op eene lieve fee.
Dikwijls speelden zij samen; allerlei spelletjes
dachten ze uit; maar wanneer de avond viel
en de lampen met haar zacht-rose kappen een
rustig licht verspreidden in de gezellige kamer,
dan vertelde moeder haar mooie sprookjes of
las haar voor. Het waren heerlijke, nooit te
vergeten jaren geweest, jaren van onbezorgd
geluk. Haar eenig verdriet was, als moeder
uitging naar hal of diner; dan voelde zij zich
heel eenzaam, en treurig keek ze het wegrollend
rijtuig na; want van haar vader merkte ze
weinig. Hij had het heel druk met allerlei
zaken en de tijd ontbrak hem om zich veel
met vrouw en kind te bemoeien. Soms ging
hij met moedertje mee naar een partij, maar
langzamerhand kwam dat minder en minder
voor en eindelijk ging zij bijna altijd alleen.
Marianne zag hem slechts aan de maaltijden
en steeds gevoelde ze zich beklemd in zijne
nabijheid. Hij joeg haar vrees aan evenals de
groote eetkamer van donker, zwaar gebeeld
houwd eikenhout, waar de oude familiepor
tretten zoo trotsch en boos op haar neerkeken.
Hij leek op die norsch uitziende mannen, had
ze gevonden.
Zoo gingen eenige jaren voorbij in eentonig
gelukdaarna was moeder stiller geworden,
zij lachte niet zooveel meer en speelde minder
met haar, maar ging meer nit. Soms kon ze
haar meisje plotseling aan haar borst drukken
en Marianne's wangen waren dan nat van de
tranen. «Heeft moesje verdriet?" vroeg ze,
maar moeder lachte alweer en verzon een
nieuw spelletje, en als de oude kindermeid
Marianne kwam halen, vond ze moeder en
kind met roode wangen en oogen, glinsterend
van de pret. «Net twee kinderen," hoorde
Marianne de oude meid dan brommen, half
boos, half medelijdend; en moedertje keek een
beetje beschaamd, terwijl zij haar krullen, die
onder het stoeien losgegaan waren, weer
vastspelde
Eens op een ochtend als gisteren herin
nert zuster Marianne zich dien dag was ze
beneden gekomen en had moedertje niet in de
ontbijtkamer gevonden. Den vorigen avond
was ze naar een bal geweest en dus meende
Marianne dat moeder nog uitrustte. Reeds
wilde ze weer naar boven gaan, met een
kopje thee voor moeder in de hand, toen de
oude Anne haar zachtjes tegenhield.
«Moeder is niet op haar kamer," had ze
gezegd, en toen, aarzelend voegde zij er aan
toe: «Ze is niet thuis."
Lachend was Marianne naar boven gerend.
Die dwaze Anne wou haar eens plagenzeker
sliep moedertje nog.
(Wordt vervolgd.)