NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
T
No. 100
Katerdag 12 December 190b.
Zeven-en-dertigste jaargang.
IisbEEI
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ïfie zich met 1
Januari 1909 op deze
Courant abonneert ont
vangt de tot dien datum
versch ijn en de nummers
gratis.
RAADSSTUKKEN.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonne.09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Nota van Burgemeester en Wethouders
naar aanletding van een door den heer
S. J. van Duinen onderteekend schrijven.
Amersfoort 3 December 1908.
In „De Ecmlander", dagblad voor
Amersfoort en omstreken, van 23 Octo
ber komt een door den heer 8. J. van
Duinen ingezonden Btuk voor, naar aan
leiding van een iD dat dagblad gevoerde
polemiek in verband met het adres van
de firma De Vries aan uwe vergadering,
betreffende leverantiën aan de Gemeente.
In dit stuk lezen wij
„U noemt mijn praemisse volgens den
heer Plomp niet bewezen. Is de veron
derstelling van den heer Plomp dan
wel bewezen? De feiten spreken in
mijn voordeel, nog afgescheiden van wat
is gepasseerd en wat ik als Raadslid
terwille van het prestige van Burge
meester en "Wethouders niet aan de
groote klok hang; maar reeds in deze
zaak spreken de feiten ten mijnen gunste.
„De firma De Vries vraagt een onder
zoek aan den Raad en „is bereid haar
beweren met bewijzen te staven", vol
gens baar requestmaar noch door
Burgemeester en "Wethouders, noch door
de Gas-commissie is zij gehoord of zijn
haar bewijzen gevraagd.
„De Directeur sprak zijn orakeltaal
en daarop is de firma veroordeeld. Hoor
en wederhoor werd overbodig geacht,
zeker terwille van rechtvaardigheid.
„Nog iets. Pleit de kennelijke uit
sluiting van levering aan de Gemeente
in alle dienstvakken sinds 9 April j.l.
(den dag waarop de firma haar rekest
inzond) voor de rechtvaardigheid van
hem of hen die beslissen over leveringen?
't Riekt mij naar wraaken U
Naar aanleiding van dit schrijven
richtten wij den volgenden brief aan
den heer Van Duinen.
Amersfoort, 3 November 1908:
Afdeeling I, No. 1499
College van Burgemeester
en "Wethouders.
In een door U onderteekend ingezon
den stuk voorkomende in „De Eemlan-
der" van 23 October 1908, no. 223,
schrijft u o.a. „nog afgescheiden van
wat is gepasseerd en wat ik al
Raadslid ter wille van he
prestige van Burgemeester eu
Wethouders niet aan de groote
klok hang*)" enz.
Afgescheiden van de vraag of de ver
dere inhoud van uw genoemd schrijven
ons aanleiding zal geven, daar op terug
te komen, bebben wij de eer U te ver
zoeken ons te willen berichten, wat
door U als Raadslid ter wille van het
prestige van ons college niet aan de
groote klok is gehangen.
Burgemeester en "Wethouders
van Amersfoort,
De Burgemeester,
(get.) "WUIJTIERS.
De Secretaris,
(get.) J. G. STENFERT KROESE.
Wij ontvingen hierop het volgende]
antwoord.
Amersfoort, 4 November 1908.
Aan j
het College van Burgemeester I
en Wethouders der Gemeente
Amersfoort.
EdelAchtbare heeren!
In antwoord op uw geacht schrijven
van 3 November j.l., afd. i. no. 1499,
heb ik de eer u mede te deelen, dat
de in dat schrijven gecursiveerde woor
den aan mijn pen ontsnapt zijn, naar
aanleiding van de wijze, waarop door
uw college is behandeld de onachtzaam
heid van den Directeur der gasfabriek
inzake het vervuilen van het water in
de Eem en de daaruit voortgekomen
schadevergoeding, betaald door do Ge
meente.
Met betuiging van hoogachting heb ik
de eer te zijn.
Uw dienstw.
(get.) S. J. van DUINEN.
Naar aanleiding van dit antwoord
deden wij de volgende vraag aan den
heer Van Duinen:
Amersfoort, 5 November 1908.
Afdeeling I, No. 1499.
College van Burgemeester
en Wethouders.
Naar aanleiding van uw schrijven
van 4 November hebben wij de eer U
nader te verzoeken, ons te willen be
richten, wat in do wijze, waarop de
Eemvervuiling door ons college behan
deld is, door U verzwegen is ter wille
van het prestige van ons college.
Burgemeester en Wethouders
vau Amersfoort,
De Burgemeester,
(get.) WUIJTIERS
T)e fipprpfo TMQ
(get.) J. G. STENFERT KROESE.
Hierna ontvingen wij een schrijven
d.d. 20 November, van den volgenden
inhoud
Aan
het College van Burgemeester
en Wethouders der Gemeente
Amersfoort.
Edel Achtbare heeren.
Naar aanleiding van uw schrijven
van 5 dezer, afd. I, No 1499, welk
schrijven eerst nu door mij wordt beant
woord, om redenen, den heer Secretaris
10 dezer aangegeven, heb ik de eer het
volgende te melden:
In de eerste plaats heeft mij de hou
ding verwonderd, die Burgemeester en
Wethouders hebben aangenomen ten
aanzien van den Directeur.
Hoewel deze, volgens verschillende
bladen erkend heeft, dat het Ioozen van
een groote hoeveelheid gaswater oorzaak
is geweest van de vervuiling van het
Eemwater, heeft de Wethouder-Yoorzit-
ter van de Gas-commissie in de vergade
ringen met gesloten deuren steeds
getracht den Directeur te vrijwaren en
werd zelfs onomwonden te kennen gege
ven, dat de oorzaak der vervuiling
eigenlijk onjuist was, ten minste niet
kon worden bewezen.
't Wil mij voorkomen, dat een
Gemeente-ambtenaar, die in zijn functie
eene zóo groote onachtzaamheid heeft
betoond, waardoor niet alleen belangen
van derden ernstig werden geschaad,
maar waaruit ook voor de fabriek ernstig
nadeel konde voorkomen, door het
college van B. en W. daarover ernstig
onderhouden had behooren te worden,
maar dat die tekortkoming van zijn
plicht niet op eene dergelijke vergoe
lijkende wijze mocht worden behandeld.
"Verder vind ik het vreemd, dat de
schadevergoeding, uitbetaald aan de
U bekende Vereeniging niet in open
bare zitting van den Raad is behandeld.
Art. 44, club c. en d. van de Gemeente
wet acht ik hier van toepassing. Het
aanwijzen tot dekking der middelen van
eene zoodanige uitgave is zelfs niet in
eene vergadering met gesloten deuren
behandeld.
Ook heeft het mijne opmerkzaamheid
getrokken, dat in verschillende bladen
wel het bericht de rondte heeft gedaan,
dat het Eem-college aan de betreffende
VereenigiDg schadevergoeding zoude
uitbetalen, maar nergens vond ik er bij
vermeld, dat het daarvoor benoodigde
geld uit de Gemeentekas werd verstrekt
voor gemeentenaren zeker wel het
belangrijkste deel.
Het is mijne vaste overtuiging, dat
door een en ander het prestige van
Burgemeester en Wethouders moet dalen
bij algemeene bekendheid der feiten.
Hoe moet bij voorkomende gelegenheden
de houding zijn van B. en W. tegen
over ambtenaren, die zich aan onacht
zaamheid schuldig maken, waardoor de
belangen van de Gemeente ernstig wor
den geschaad?
Zelfs acht ik eene wijze van handelen
als boven omschreven nadeelig voor het
prestige van Burgemeester en Wethou
ders tegenover den Directeur der gasfa
briek zelf.
Zijne gedachte, geuit in ongeveer de
volgende bewoordingen voor de reclame
commissie in 1905 of 1906, n.l. dat het
hem gemakkelijk zoude vallen de Ge
meente een paar duizend gulden minder
voordeel te doen behalen, zonder dat
iemand zoude kunnen bewijzen, dat hij
zijn plicht niet deed, .bewijst m.i., dat
hij zich plaatst op een onjuist stand
punt.
Iemand, die dergelijke woorden durft
bezigen tegenover Raadsleden, heeft wel
een zeer eigenaardig begrip van zijne
positie in verband met zijne instructie
(artt. 2 en 5, g.).
En zijn gevoel van eigenmachtigheid
zal na de behandeling der Eemzaak er
niet minder op zijn geworden!
Hopende, dat mijne bedoeling, in
verband met mijn schrijven, U thans
duidelijk is, verblijf ik hoogachtend.
Uw dw. dr.
(get.) S. J. van DUINEN.
Hoewel ons college nimmer de pen
opneemt naar aanleiding van ingezonden
stukken, in dagbladen voorkomende,
meenen wij in dit geval waar o.a.
een lid uwer vergadering mededeelt,
dat hij zwijgt terwille van het prestige van
ons college in 't belang der Gemeente
van dien regel moeten afwijken.
In de eerste plaats zij uitdrukkelijk
geconstateerd, dat de feiten, waarover de
heer Van Duinen terwille van ons col
lege meende te moeten zwijgen, i n
geen enkel opzicht in verband
staan met de leveranties aande
Gemeente. Hierop in 't bijzonder den
nadruk te leggen, achten wij noodzake
lijk, aangezien het geheele zinsverband
van het stuk, waarin de bedoelde woor
den voorkomen, geen anderen indruk
kan vestigen wij willen gaarne ver
onderstellen zonder opzet van den schrij
ver dan dat de heer Van Duinen,
in verband met leveranties aan de Ge
meente, terwille van het prestige van
ons college zwijgt.
Aangezien wij in een geval, waarin
een uwer leden mededeelt, dat hij door
zwijgen het prestige van ons college
ter wille is, publiciteit in het belang
der Gemeente noodzakelijk achten,
meenen wij de feiten, waardoor volgens
de meening van den heer Van Duinen
ons prestige daalt, te moeten bespreken.
Het is bekend, dat in het begin van
1908 eene hoeveelheid visch in de Eem
gestorven isdeze dood werd toege
schreven aan het lossen van water,
afkomstig uit de gasfabriek op een tijd
stip, dat de waterstand zeer laag was.
Het Eem-college, dat het water verpacht,
werd door zijn pachter aangesproken,
waarna het Eem-college ons bestuur
daarmede in kennis stelde. Het is U
bekend, dat wij deze aangelegenheid ter
sprake brachten in uwe vergadering
met gesloten deuren van 28 April. Eene
dergelijke zaak te bespreken in eene
openbare vergadering zou zeer onver
standig zijn geweest; de mogelijkheid,
dat een en ander óf tot een proces óf
tot een intrekbing van de vergunning
tot loozing in de Eem door het Eem-
college zou kunnen leiden, maakte het
zeer ongewenscht, de besprekingen over
de eventueele aansprakelijkheid der
Gemeente in 't openbaar te houden.
"Wij vertrouwen, dat het ook zoo
door uwe vergadering is begrepen.
In die vergadering werd toen besloten,
een onderhoud aan te vragen met den
Voorzitter van het Eem-college. In uwe
vergadering met gesloten deuren van
29 Mei deden wij U mededeeling van
den uitslag van het onderhoud, waarna
door U, na ampele bespreking, besloten
werd, aan het Eem-college eene schade
vergoeding van f 500 aan te bieden.
Vervolgens deelde in uwe vergadering
met gesloten deuren van 30 Juni de
Voorzitter mede, dat het Eem-college
de schadeloosstelling had aangenomen.
De heer Van Duinen meent, dat door
den Wethouder-Voorzitter van de Com
missie tot bijstand in het beheer der
gasfabriek steeds getracht is, den Direc
teur te vrijwaren en is van oordeel,
dat deze ernstig door ons college onder
houden moeBt worden.
Het verwondert ons deze zienswijze
van den heer Van Duinen voor het eerst
uit zijn schrijven van 20 November te
vernemen; in de vergaderingen van 28
April, 19 Mei en 30 Juni heeft hij over
deze aangelegenheid geen enkel woord
gesproken. Zelfs toen een uwer leden
in overweging gaf, den Directeur bij
eene herhaling de schadevergoeding te
laten betalen, bewaarde de heer Van
Duinen het zwijgen. Indien de heer Van
Duinen destijds meende, dat strenger
tegen den Directeur moest worden opge
treden, had hij hiervan bij de behande
ling dezer zaak moeten getuigen.
De heer Van Duinen vindt het verder
vreemd, dat de uitbetaling van de scha
devergoeding niet in openbare zitting
van den Raad is behandeldook hier
door zou ons prestige gedaald zijn.
Het bedoelde bedrag moest betaald
worden uit volgn. 125 der begrooting.
dienstjaar 1908, „exploitatie der gasfa
briek." Het is uwe vergadering bekend,
dat alle uitgaven der fabriek, behalve
die voor uitbreiding, onder éen artikel
in uitgaaf op de Gemcente-begrooting
voorkomen. Tijdens het doen der betaling
was het op dit artikel beschikbare
bedrag nog ruimschoots voldoendezoo
dra het artikel overschreden moet wor
den, volgt een voorstel tot af- en over
schrijving of lot wijziging der begroo
ting. In casu was dit niet noodig. Met
tallooze uitgaven van alle takken van
dienst wordt zoo gehandeld, 't geen
geheel in overeenstemming is met de
voorschriften en waarop door uwe ver
gadering nimmer eenige bemerking is
gemaakt.
In de derde plaats is volgens den
schrijver ons prestige gedaald door dat
in verschillende bladen een onvolledig
bericht betreffende de schadevergoeding
voorkwam. Het prestige van ons college
schijnt volgens den heer Van Duinen in
verhand te staan met de al of niet vol
ledigheid van berichten in dagbladen.
Het is daarom niet overbodig, uitdruk
kelijk te vermelden, dat voor dergelijke
berichten in geen enkel opzicht eenige
verantwoordelijkheid door ons college
gedragen wordt.
Het spreekt intusschen van zelf, dat
zoowel het niet-indienen van eenig
voorstel tot wijziging der begrooting,
als het voorkomen van een onvolledig
courantenbericht op zichzelf geen reden
kan zijn voor den heer Van Duinen, te
meenen, dat het prestige van ons college
daalt. Beide punten brengt hij dan ook
in verband met de houding van ons
college tegenover den Directeur van de
gasfabriek. Hierin achten wij eeno ver
dachtmaking opgesloten, die ons college
beneden zijn waardigheid acht.
De door den Directeur gebezigde
woorden tijdens de behandeling van
zijne reclame in zake de Inkomsten
belasting in 1905, getuigen zeker niet
van voorzichtigheidhad hij kunnen
vermoeden, dat van deze uitdrukking op
dergelijke wijze, als thans plaats heeft,
gebruik gemaakt zou wordeD, dan ware
hij waarschijnlijk behoedzamer geweest.
De aangehaalde mededeeling op zich
zelf bevatte voor ons geen nieuwe waar
heid. Zonder twijfel kan iedere Directeur
van een tak van dienst, door geen bui
tengewone activiteit aan den dag te
leggen, de financieele uitkomsten van
het aan zijne leiding toevertrouwd
bedrijf minder doen zijn dan bij gewone
plichtsbetrachting, zonder dat het veelal
mogelijk zal zijn, hem op plichtsverzuim
te wijzen. Dat een ambtenaar hierop
wijst, pleit voor zijne eerlijkheid; een
ambtenaar, die zich niet bewust is in
alle opzichten het Gemeentebelang te
behartigen, zal zich wel wachten voor
dergelijke uitdrukkingen.
In het begin van deze nota is nog
aangehaald de volgende alinea van het
schrijven van den heer Van Duinen:
„Pleit de kennelijke uitsluiting van
leveringen aan de Gemeente in alle
dienstvakken sinds 9 April j.l.( den dag
waarop de firma haar rekest inzond)
voor de rechtvaardigheid van hem of
hen, die beslissen over leveringen?
't Riekt mij naar wraaken U
Deze bewering is onwaar. Behoudens
kleinigheden is o.a. in Juli voor open
bare werken eene bestelling van f51.42
opgedragen.
Wij betreuren het, dat een lid uwer
vergadering, die alle gewenschte inlich
tingen kan krijgen, het goed vindt eene
dergelijke onjuiste bewering te publi-
ceeren, daarbij de rechtvaardigheid in
twijfel trekkende, en vragenderwijze het
vermoeden uitspreekt, dat bij het op
dragen van leveringen wraak uitgeoefend
wordt.
I Met leedwezen richten wij deze nota