BUITENLAND BINNENLAND. in een Amsterdarosch blad kreeg het verzoek van een lezeres»een onder zoek te willen instellen waar een lampenschoonmakertje te krijgen was, zooals zij ongeveer acht jaar geleden te Amsterdam er een had gekocht in een grooten winkel op den hoek van een straat." De redactrice, ten volle beseflende bet gewicht harer roeping en taak, peinsde en peinsde, maar moest eindelijk antwoorden, dat zij de gegevens wel wat vaag vond om zich met den inkoop te kunnen be lasten. En nam nu de lezeres den goeden wil voor de daad? 't Was er ver van af. Zij schreef een tweede briefje, waarvan de inhoud hierop neer kwam iU* antwoord, mejuffrouw, voldeed mij niet, Zoodat ik u maar niet meer zal plagen; 'k Heb nu ook geen lust u van dienst te zijn, En zal u Terder niets vragen." Prettig werkje, zoo'n damesrubriek, te deksel ja! Ook onder de Langedijkers heerscht ontevredenheid, maar die uit zich op betamelijke wijze. Het petroleumlicht schijnt daar slecht te zijn, van minder goede kwaliteit dan vroeger, vóór de trust der groote petroleum-mannen. Men verlangt er nu naar gas en uit dat verlangen, met redenen omkleed, aldus Wij vragen aan den Raad: wil onze bede hooren, Het slechte olielicht komt ons geluk verstoreD, Want huislijk geluk kan niet volmaakt bestaan Wanneer een goede vrouw, en lampen haard [niet samengaan; Dus geef ons, vroede Raad, en geef ons ras Met eerbied vragen we 't u: uitmuntend steen- [koolgas. Keuvelaar. Het Turksche parlement is aan het werk getogen. Men is begonnen met een commissie te benoemen, bestaande uit 15 leden, tol samenstelling van bet antwoord op de tioonrede. Daarbij vielen reeds eenige harde woorden, omdat verschillende afgevaardigden de troonrede scherp critiseerden. Voorts weid er wat gekibbeld over de oplezing der presentie-lijst; men beweeide dat de Kamer niet regel matig samengesteld was. Vervolgeus weid er nog aanmerking op gemaakt, dat een senator de zaal binnen kwam om geluk te wenschen. Men besloot den man te verwijderen. Een Reutertelegram somt de wets voorstellen op, die bij het parlement zijn ingediend. Intusschen heeft sultan Abd-el- Hamid een telegram aan Koning Edward gezonden, om bem dank te zeggen voor des Konings wenschen bij de opening van het Turksche parlement De Sultan voegt er den wensch bij dat de vriendschap, welke Turkije en Engeland bindt, steeds moge toenemen. De bladen van Constantinopel drukken dit telegram zoowel als dat van Koning Edward met groote letters af. Buitenlandsche bladen zijn er ver ontwaardigd over dat in het Turksche parlement geen vreemde journalisten worden toegelaten. Er wordt geen reden hiervoor opgeven, maar na wat wij Zaterdag schreven over de geringe ruimte in de journalisten-loge klinkt het niet zoo verwonderlijk. De zitting van bet Britscbe parle ment van dit jaar is gesloten. In Februari wcrdt de nieuwe zitting ge opend. De bladen sommen de voor naamste maatregelen op, die beide Huizen in den loop des jaars tot wet hebben verheven. Wij noemen daarvan de wel op de ouderdomspensioenen, die op den achtuur-werkdag in de mijnen, de wet op de Londensche haven, de Schotsche en Engelsche landwet. Van de onderwijswet, de vergunningswet en zooveel meer dat de regeering had gewild is door toe doen van de Lords niets terecht gekomen. De diepste geheimhouding wordt in acht genomen ter zake van de beraadslagingen van de Nationale Conventie, die op het oogenblik te Kaapstad bijeen is. Zelfs zijn de vensters van de zaal, waarin de Con ventie vergadert, vastgeschroefdGeen onbescheidene kan dus ook maar één woord opvangen, want de toegang tot de zaal wordt bewaakt door politie. En toch is de wereld wat te weten gekomen van den stand der beraad slagingen en de vooruitzichten. Nie mand minder dan de voorzitter zelf, Sir Henri de Villiers, heeft zich zóó duidelijk uitgelaten, dat twijfel omtrent den spoedigen en bevredigenden afloop van den Conventie niet goed meer mogeljjk is. Het was bij gelegenheid van de plaatsing van een portret van Sir Frederik Philipson Stow in het South African College te Kaapstad, dat de heer Villieis, niet een tipje, maar een groot gedeelte van den sluier oplichtte »Ik denk," zoo sprak hij, »dat, als bij nu nog geleefd had, niets hem meer pleizier zou hebben gedaan dan de gedachte, dat zijn wenschen voor de vereeniging van Zuid-Afrika zóó na aan de verwezenlijking zijn, en dat hij er zich evenzeer over verheugd zou hebben, dat tot heden geene moeielijkheid zich heeft voorgedaan in de Nationale Conventie. Redelijker wijze gesproken, is er alle waarschijn lijkheid, dat de arbeid van de Con ventie zal blijken niet tevergeefs geweest te zijn." Uil dien mond gekomen, heeft de verklaring zeker de hoogste waarde. De wereld kan er dan ook tevreden mede zijn en veilig verder geduld oefenen, wat het verkrijgen van bij- zonderbeden betreft. De Koningin. Minister Heemskerk heeft gisteren middag namens de Regeeriug aan de Tweede Kamer medegedeeld, d- volgens verklaring der geneeskundigen, zwangerschap bij de Koningin bestaat, welke tot in de tweede helft van haar duur is gevorderd. De Minister zeide het volgende «Door Hare Majesteit de Koningin daartoe gemachtigd en met groote dankbaarheid heb ik de eer aan de Kamer mede te deelen, dat het Hare Majesteit de Koningin beeft behaagd, den raad van Ministers uit te noodigen openbare bekendheid te geven aan de volgende verklaring, welke gisteravond in de Ncderlandsche Staatscourant weid geplaatst: 's-Gravenhage, 2l Dec. 1908. Aan Hare Majesteit de Koningin Mevrouwt Wij achten ons gerechtigd tot de verblijdende verzekering, dat bij Uwe Majesteit ontwijfelbaar zwangerschap bestaat en dat deze tot in de 2de bellt van haar duur is gevorderd. Het verhc ugt ons tevens te kunnen vei klaren, dat alle veischijnselen in overeenstemming zijn met den toestand van volkomen ongestoorde gezondheid. Dr. ROESS1NGH. Prof. Dr. B. J. KOUWER. De volksvertegenwoordiging stemt, daarvan is de raad van Ministers over tuigd, van harte in met den innigen wensch dat dit onder Gods Zegen moge strekken tot heil van de Koningin en Haar Huis en van bel gansche Neder- landsche Volk". De vooizitter der Tweede Kamer zeide na de mededeeling des Ministers: ïHet zij mij verooiloofd Zijne Excellentie den Minister van Binnen landsche Zaken dank te zeggen voor de mededeeling, die in opdracht van H. M. de Koningin aan de Kamer is gedaan. Ik houd mij verzekerd, dat de Kamer daarvan met vreugdevolle aandoening kennis beeft genomen en dat haar de eerbiedige en hartelijke wensch vervult, dat de hoopvolle ver wachtingen waarvan zij mededeeling heeft ontvangen, onder Gods Zegen mogen worden verwezenlijkt". Luide bravo's Met groote vreugde zal alom in den lande het bericht vernomen worden dat minister Heemskerk in de volks vertegenwoordiging heeft voorgelezen. Zeker, ieder vermoedde het, ieder fluisterde er over teder hoopte van harte dat het volgende jaar ons een troonopvolger uit bet geliefde geslacht zou brengen, dat daar een vorst of vorstin zou geboren worden, gerechtigd tot het dragen van den Kroon der Nederlanden, die de laatste Koningin uit het huis van Oranje moeder moest noemen. Doch zoolang niet de ver klaring was afgelegd, die de Neder- landsche vertegenwoordiging thans beeft aangehoord, bestond de moge lijkheid dat alles niet zóó was, als wij het wel zouden wenschen. Die vrees schijnt thans geweken. En vóór alles heerscht thans vreugde volle verwachting. Wij mogen hopen voor ons volk, voor de Koningin van wie een dierbare wensch staat ver- vuid te worden, wij mogen ons ver blijden omdat een nieuw geluk in het leven van Koningin Wilhelmina en den Prins der Nede landen in h*l leven ook van de Kouingin-Moeilei verwacht wordt. En daarna denken wij ook aan de groote politieke beteekenis van bet aanstaande moederschap, aan de groote moeilijkheden van de troonsopvolging, die, naar wij hopen, uit den weg ge ruimd worden. Maar dat komt toch eerst in de tweede plaats: ons eerste gevoel is dat van oprechte deelneming in de blijde verwachting van onze dierbare Koningin. Moge het volgend jaar ons aller wenschen vervullen. Nederland en Venezuela. Uit Port-of-Spain op Trinidad geen volstrekt betrouwbare bron, maar welke nieuwsbron is dat, in deze dagen? komt nu een telegram, zoo belangrijk dat wij er dadelijk de aandacht op willen vestigen. Vice- president Gomez, waarnemend presi dent der Venezolaansche republiek, zou namelijk alle Castro toegedane personen uit het kabinet verwijderd hebben. Indien dat geen staatsgreep beduidt van de zijde van Juan Gomez, om zichzelf in Castro's plaats te stellen, dan heeft het er toch veel van. Als het waar is 1 Een belangrijke maatregel. Reuter seint uit Willemstad: De nieuwe Venezulaansche regeering heefi bet dekreet ingetrokken, waarbij ver boden wordt de overscheping te Wil lemstad van goederen, bestemd voor de Venezolaansche havens. Deze maat regel is de voornaamste factor geweest inde gespannen verhoudingen lusschen Nederland en Venezuela; de intrek king wordt door welingelichte per sonen beschouwd als een feitelijke bijlegging van het geschil tusschen de twee mogendheden. De heer Hector Luis Paredes, oud consul van Yenuzuela, is een van Cas tro's politieke tegenstanders en van zins, na een tijd van ballingschap in Europa doorgebracht te hebben, naar zijn vader land terug te keeren, nu Castro's bewind daar ineen dreigt te storten. Hij deelt aan de „N. R. Ct." uit het leven van generaal Cipriano Castro eenige bijzon derheden mede, die nog weinig bekend zijn. Zijne mededeelingen werpen o.m. licht op de wijze, waarop generaal Castro zich den eerenaam van Invicto Caudillo (d.i. onoverwinnelijk veldheer) verworven heeft. De heer Paredes vertelde aan de „N. R. Ct.": President Andueza Palacib, aan wien Castro in 1890 zijne benoeming tot senator te danken had, moest in 1892, aan het einde van den termijn waarvoor hij benoemd was, aftreden. Hij wilde echter de teugels van het bewind niet uit handen geven en verklaarde eenvou dig, dat hij, uit vrijen wil, zou aanblij ven. Deze machtsaanmatiging, in strijd met 's lands wetten, wekte onder het Venezolaansche volk de grootste veront waardiging. Het kwam algemeen in verzet en wierp de regeering van Andueza Palacio omver. Tot de weinige verdedi gers van Andueza's machtsaanmatiging behoorde Cipriano Castro, maar hij moest evenals de andere zoogenaamde conti- nuistas het onderspit delven. Hij stak daarop de Columbiaansche grens over, kocht, met het geld dat de regeering van Andueza hem gegeven had, om hare zaak te steunen, een hacienda en bleef in Columbia een gunstige gelegen heid afwachten, ten einde zijn plannen om zich van het gezag meester te maken, te kunnen volvoeren. Op de regeering van Andueza Pala cio volgde die van generaal Crespo, en op deze laatste in 1898, de regeering van d'Andrade. Generaal d'Andrade, een man met een spreekwoordelijke bloohar- tigheid, was door Crespo als stroopop op den presidentieelen zetel geplaatst, zoodat de overdracht van het gezag slechts voor de leus geschiedde. Crespo benoemde zichzelven tot hevelhebber over het nationale leger, met het doel om door bemiddeling van zijn creatuur d'Andrade het land te blijven regeeren. In de twee eerste regeeringsjaren van d'Andrade braken drie omwentelingen uit, waarvan de eerste geleid werd door generaal J. M. Hernandez, de tweede door generaal Ramon Guera en de derde door Cipriano Castro, den man die in 1892 aan Andueza's zijde had gestaan. Castro trad op 23 Mei 1899 met 60 man, van wie velen evenals hij uit Venezuela uitgeweken waren, en eenige Columbianen, die buiten de wet stonden, de Columbiaansche grens over. De omwenteling van Castro won veld, dank zij het verraad van de bevelheb bers, die in dienst van d'Andrade's regeering waren. Generaal d'Andrade zond generaal Fernandez naar Tachira (bij de Colum- biaansch-Venezolaansche grens), om de omwenteling van Castro den kop in te knijpen, maar, na een gevecht met Cas tro geleverd te hebben, dat meer op een klucht leek, wilde Fernandez Gastro niet eens vervolgen, toen deze laatste in wan orde naar Columbia aftrok. De werke loosheid van Fernandez, die zijn tegen stander door een eenvoudige vervolging had kunnen dwingen om de wapens over te geven, moedigde Castro aan, om op zijne schreden terug te keeren, en de vreesachtige Fernandez liet hem, zonder hem te verontrusten, naar het midden van het land oprukken. Leopoldo Bap tists werd toen benoemd tot bevelhebber van het militaire district Trujillo. Hij had een leger bij zich, kleiner in aantal dan dat van den bangen Fernandez, maar zeer veel sterker dan dat van Castro. Hij volgde echter het voorbeeld van Fernandez en ontruimde, bij Castro's nadering, zonder een patroon te verschie ten, Trujillo, zoodat hij hem den weg naar het hart van de republiek open liet. Deze groote lafhartigheid van twee generaals schonk Castro de overtuiging, dat de regeering van d'Andrade niets meer waard was en moedigde hem in zijne onderneming aan. Aldoor naar het midden des lands oprukkende, ontmoet ten Castro's troepen te Parapara de sol daten van Torres Aular die, zoodra zij de opstandelingen te zien kregen, er van door gingen, zonder dat er ook maar een doode viel. Generaal d'Andrade, ongerust ge worden over de wijze waarop zijne generaals oorlog voerden, verzamelde nu te Barquisimeto een sterke legermacht, die hij onder de bevelen van Juarez en Guevara plaatste. Castro trok, eenige dagen later, dat leger op een geweer schot afstands voorbij en de nieuwe aan voerders bleven, zoo goed als de vroegere, volslagen werkeloos. Tot op dit oogenblik waren, op den slag bij Zumbador tegen generaal Morales en eenige onbeteeke- nende schermutselingen na, alle over winningen van Castro zonder bloedver gieten behaald. Ten laatste kwam Castro te Tocuyito (bij Valencia in het midden van Venezuela), en daar werd een ver raad gepleegd, nog erger dan dat van de generaals die niet tegen hem hadden willen vechten. Castro had een aan alle zijden ont- bloote stelling ingenomen en de troepen, die president d'Andrade tegen hem uit had gezonden, hadden hem met gemak in de pan kunnen hakken, maar Ferrer, die hen aanvoerde, richtte den aanval uitsluitend tegen het front, het eenige sterke punt van Castro's stelling, die daar op het dorp Tocuyito steunde, en deed geen poging om de volkomen on gedekte flanken aan te vallen. De uitslag was te voorzien. Ferrer's voorhoede werd teruggeslagen en sleepte de rest van het leger in haren aftocht mede. Men zegt, dat toen Castro te Tocuyito aankwam, hij een brief van zijn ouden beschermer Anduoza Palacio kreeg, hem mededeelende, dat hij van Ferrer niets had te vreezen. Inderdaad zag men, dat de aanval van Ferrer in gesloten gelederen langs een smal voetpad, om ringd door palisaden en bestreken door het vuur van Castro, uitgevoerd werd op een wijze, die de nederlaag van het geheele leger ten gevolge moest hebben. Na den slag bij Tocuyito, die drie uur duurde, was Castro volslagen mach teloos om den strijd voort te zetten, daar zijn schietvoorraad op was. Maar de aanvoerders van de regeeringstroepen, Ferrer en Fernandez, die president d'Andrade reeds volkomen afgevallen waren en die, evenals de andere hooger genoemde bevelhebbers, later door Castro op ministerposten en tot andere ambten zijn benoemd, ontruimden Valencia en trokken in wanorde op La Victoria terug. Castro trok twee dagen later Valencia kalmweg binnen en bleef daar bijna twee maanden, zonder in staat te zijn een militaire beweging te doen. Dat duurde zoo lang tot de konkelaars te Caracas, in verstandhouding met generaal Luciano Mendoza, den bevel hebber van het laatste leger waarover de regeering in het midden des lands beschikte (1000 goed gewapende en van schietvoorraad voorziene soldaten, die Castro in enkele uren tijds hadden kun nen verpletteren) tegen president d'An drade een samenspanning smeedden, hem tot zijne vlucht naar het buitenland dwongen, het nationale leger aan Castro uitleverden en dezen laatste in triomf te Caracas binnenhaalden, ongetwijfeld zonder te weten, wat voor slag van man Castro was en welke vernedering zij aan Venezuela zouden bereiden. Om kort te gaan: de trouweloosheid en het verraad van de dienaren van de regeering van d'Andrade hebben Castro in Venezuela aan het bewind gebracht. De heer Paredes eindigt met te zeggen, dat Castro's komst in Europa niet anders dan een vlucht is uit Venezuela, dat tot nu toe, bij gebrek aan wapens, zijn juk niet had kunnen afschudden. Daarom is het volk dadelijk na zijn vertrek tegen hem opgestaan met betoogingen, die het onherroepelijk einde van Castro's heer schappij verzekeren. Ten slotte merkt de heer Paredes op, dat de verzekering van de Nederlandsche regeering, dat zij alleen Castro en niet Venezuela als vijand behandelt, de zege praal van den opstand tegen de dwinge landij van Castro, Gomez e. a. zeer veel gemakkelijker zal maken. De Afdeeling Utrecht van den Volksbond stelt zich voor, in 1909 wederom eene Tentoonstelling van Huisvlijt te organiseeren, ditmaal zich echter niet alleen tot de stad Utrecht bepalend, maar atle ingezetenen van stad en provincie tot modewerking daaraan uitnoodigend. Wij willen hier, tot een helder in zicht in de zaak, in het kort nog eens uiteenzetten, wat wij onder Huisvlijt verstaan. Onder «Huisvlijt" valt alle arbeid, thuis in vrijen lijd verricht, tol ontspanning en genoegen. Ieder, die na volbrachte dagtaak zijn tijd wijdt aan knutselen, snijden, teekenen, enz. enz., hetzij in het eigen vak het zij daarbuiten en iets tot stand brengt, groot of klein, ingewikkeld of een voudig van samenstelling, kan derhalve voor deze Tentoonstelling de vruchten van zijn arbeid inzenden. Alles is welkomalles heeft als Huisvlijt waarde Daarom: doet allen mee, Gij, die in lange winteravonden iets moois of aardigs of vernuftigs gemaakt hebt en toont, dat onze Provincie op het ge bied van Huisvlijt niet bij andere achterstaat Wij stellen ons voor, dat inzendin gen uit de zoo verscheidene deelen onzer Provincie een aardig beeld zou den kunnen geven van het verschil in leven in de stad, in den polder, in de hei-streek en in de kustplaatsen. Zendt dus zooveel mogelijk werk in, aan uw streek of omgeving bijzonder herinnerend. De wijze en het tijdstip van inzen ding en andere bijzonderheden zullen later in alle in de Stad en de Pro vincie verschijnende bladen worden bekend gemaakt. Nü is het alleen ons doel, ieder op te wekken mee te wer ken tot het slagen dezer Tentoonstel ling. Ieder, die de opgewektheid in zich voelt eens te laten zien, wht hij in snipper-uurtjes vermag te maken, zende een briefkaart of kaartje met zijn naam vóór 1 Maart a.s. aan bet Comité der Tentoonstelling voor Huis vlijt te Utrecht. (Correspondentie adres voorloopig Voorstraat 85.) Dit is niet strikt noodzakelijk maar wel wenschelijk. Hier volgt een lijst van soorten van werk, 't welk men zou kunnen inzen den. Hieruit volgt evenwel niet, dat iets, wat buiten deze lijst valt, niet evengoed geschikt zou kunnen zijn. Voorwerpen: vervaardigd uit hout. Voorwerpengesneden, gebrand of ingelegd. Voorwerpen: gesneden in leer of linoleum. Voorwerpen gesne den in been of ivoor. Gebrand glas. Vlechtwerk en knoopwerk. Teekenin- gen (ook lijiiteekenen). schilderwerk. Boetseerwerk. Fotografieën. Nuttige handwerken. Fraaie handwerken. Voorwerpen vervaardigd uit waarde- looze grondstoffen. Plakwerk (als vliegers enzkartonwerk. Graveer werk. Smeedwerk, drijfwerk. Ziedaar slechts een beknopte band leiding voor wat gemaakt kan worden, üe lijst is natuurlijk voor groote uit breiding vatbaar. Voor deze tentoonstelling worden uitgeloofd: Medailles, Diploma's en Geldprijzen Wie met zijne inzending niet naar prijzen wil mededingen doch iets ter opluistering wil zenden, is ook zeer welkom. Voorwerpen, die reeds eenmaal op de vorige Huisvlijt-tentoonstelling te Utrecht waren ingezonden, worden heslist geweigerd. De ingezonden voorwerpen kunnen te koop gesteld worden tegen een door don inzender te bepalen prijs. Het plan bestaat, tijdens de Ten toonstelling eene Verloting te houden, waarvoor bij voorkeur zullen worden aangekocht de inzendingen van hen, die in den vei koopsprijs eene vergoe ding trachten te vinden voor de onkosten van grondstoffen en gereed schappen. De inzendingen zullen worden ver deeld als volgt: 1. Inzending voor mededinging. A. Van personen van 1216 jaar. B. Van personen boven 16 jaar. 1. Niet-vaklieden. 2. Vaklieden. II. Inzendingen, buiten mededinging, ter opluistering. Om misverstand te voorkomen wijzen wij er op, dat een vakman, die iets inzendt 't welk buiten zijn vak ligt, tot de »niet-vaklieden" wordt gerekend. Aan de tentoonstelling zullen Wed- stiijden in't vervaardigen van bepaalde voorwerpen worden verbonden, waar- omtient de bijzonderheden later zul len worden vermeld.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 2