NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BINNENLAND. FEUILLETON No. 5 Zaterdag 16 Januari 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Van den flak op den Tak. OP HET TERREIN DER MONNIKEN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER. Bureau: Lnngestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7V, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte In zeker dorp ik weet niet waar, 't Moet in Zuid-Holland wezen Daar kon men laatst 'k vertel geen jok Op d'aanplakborden lezen; Dat het voortaan verboden was Te schrobben 's heeren straten Eu dat de diender iedre meid Zou houden in de gaten. Nota bene, huismoedershet was door de vroede vaderen verboden de straat te schrobbenEn dat waarom? Omdat een der Raadsleden de man, die het verschrikkelijke voorstel had gedaan had opge merkt, dat door het schrobben de steenen losraakten. Natuurlijk beerschle er groote verontwaardiging onder de huisvrouwen en dienstboden, en allen liepen ach en wee over de vuilheid der straten. Tegen Kerstmis was het niet langer om aan te zion en velen vei klaarden De heeren mogen besluiten, maar wjj gaan [onzen gang, Wij schrobben en wij plassen ons heele leven [lang, Den vreemdling willen we toonen dat, trots [den mallen Raad, De oude Hollandscho zinlijkheid nog al Lijd [hier bestaat. En zoo zag men dan daags vóór Kerstmis vele meisjes en vi ouwen weer lustig schrobben als weleer. En wat het mooitste was, daaronder ook de dienstbode van het Raadslid, op wiens vcorstel het slraatschrobben was afgeschaft. Die achtbare man, zal zich dus, met de andere overtre ders, voor het hoofd der politie heb ben te verantwoorden! Dat komt er van als men de vrouwen weerstreeft, dan tiekt men in de meeste gevallen aan 't kortste eind en slaat maar een mal figuur. De positie van dat Raads lid was zeker niet te benijdenhij is de eenige niet. Zekere huisvader te VVijchen, die een haas bij een biljart concours had gewonnen en toch met niets thuiskwam zal misschien ook niet malsch door zijn dierbare weder helft ontvangen zijn. Weet ge, hoe 't geval was Langoor hing geduldig aan de kapstok voor een binnen- raampje te wachten, wie de gelukki ge winner zou zijn, die hem verorbe ren zou. Een paar grappenmakers hingen hun demie over hem heen, zoodat alleen nog de pootjes zicht baar waren. Een derde ging een bood schap naar achteren maken, sneed door het raampje de pootjes door en koos het hazenpad. De pootjes waren nog zichtbaar gebleven, dat was al. M.:ar daar volgde wat op, storm en onweer: Toen de winner de beide pootjes greep En die hield in z'n handen, Toen steeg hem het bloed in eens naar z'n bol En voelde hij z'n oogen branden. Hij vloekte en raasde en ging te keer, Maar langoor was gevlogen; De eerlijke vinder was met zjjn buit Naar moeder de vrouw getogen. Ten overvloede stuurde men den armen bedrogene den volgenden dag een kistje fijne sigaren, pardoneen sigarenkistje, waarin de achtergelaten hazenpootjes. En men had daar bijge voegd een; «Zalig Nieuwjaar!" Zou onze vriend zijn hart hierbij in lijdzaamheid hebben bewaard? Wij hopen het voor hem. Men ziet het alweer: zoo'n Nieuw- jaarsvvensch is lang niet altoos oprecht gemeend. Wat worden er vele geuit, maar komen ze alle uit het hart? En dan dat zenden van gelukwenschen in den vorm van een naamkaartje met p.f. er op! Is dat geen overlast geworden, geen misbruik? En, vooral wanneer het officieële element er mee gemoeid isgeen verspilling van tijd, moeite, kosten en papier? Te dezen opzichte moeten wij Burg. en Weth. der goede en verstandige stad Deven ter eere geve voor de nuchtere houding, welke zij hebben toegepast Hun nota een officieële aanschrij ving opgenomen in de «Deventer Ctluidde: «De Burgemeester en Wethouders der stad Deventer, in aanmerking nemende, dat het bren gen van kaartjes op den Nieuwjaars dag een ijdele en ziellooze formaliteit is, welke niets bewijst voor de goede verstandhouding, welke tusschen de verschillende autoriteiten moet heer- schen, noch voor de hoogachting en vriendschappelijke gezindheid, welke Dezelve elkander toedragen Hebben de eer aan de verschil lende Autoriteiten en andere in verschillende betrekkingen geplaatste Personen voor te stellen, in het ver volg elkander geen filicitatiekaartjes op den Nieuwjaarsdag te brengen of te zenden Dat is ronde en nuchtere taal, niet waar? Maar laat ik niet vergeten aan deze mededeeling toe te voegen, dat dit officieële stedelijke document de dagteekening draagt van 4 Dec. 1843. Het is dus nu 65 jaar geleden Wat blieft u? Hoe men er nu in Deventer over denkt? Ik weet het niet, maar ik zou zoo denken, dat de kaartjes-epidemie daar zoo goed heerscht als elders. Een menschenleeflijd ging voorbij En veel is heengevaren Het menschdom zelf is haast vernieuwd, Verdwenen met de jaren. Maar wat ook ging, nog immer valt De Nieuwjaars- kaartjeszegen, En 't nieuw geslacht doet als het oud' En wenscht: »Veel heil en zegen I" Gewoonten en gebruiken kunnen hardnekkig zijn, een taai leven heb ben. Maar zij niet alleenWant was dat te Weert, in Limburg, laatst een hardnekkige krachtige vorst! In de pomp op de markt namelijk! De heer H. S. plaatste er 's avonds een groote brandende lamp Beige in. Maar 't hielp geen sikkepit. Den volgenden morgen was de pomp toch bevroren en ja, dat was heel merkwaardig! de lamp was verdwenen. Of het dus koud was, dadr in Weert, Het had. er deksels gevroren, Maar 't heeft mijnheer S. dit lesje geleerd: Wie niet voelen wil, moet maar hooren! Wat drommel, wie zet nu ook zijn lamp des nacht onbeheerd op de markt! Dat is de menschen in ver zoeking brengen. Ik bedoel dat soort van menschen. die tot lijfspreuk hebben «Zalig zijn de bezitters." De lui van dat gilde moet je in de kijker houden, of ze pakken alles binnen. Dat onder vond ook de vrouw van een Haagsch advokaat, die merkte, dat ze door een der beide dienstboden bestolen werdzij miste herhaaldelijk eenig geld uit haar huishoudbeurs. Was bet Kaatje of Betje? Zij wilde dit gewaar zien te worden. Op een stukje papier schreef zij: «Kaatje en Betje mogen geen van beiden geld uit deze beurs nemen," en deed dit, met wat zilvergeld in de beurs. Twee dagen later zei Kaatje den dienst op. «Waarom?" vroeg mevrouw. «Dat weet u wel", was het bescheid«ik blijf niet langer in een huis, waar men mij verdenkt geld te stelen, uit een oud beursje, waar nooit meer dan een paar dubbeltjes of kwartjes in geweest zijn, zoolang ik hier in dienst was." Dat was een lief onschuldig kind, Een dienstmeid om te stelen Versta mij well Hoe 'k dit bedoel, Hoef 'k htusch niet te verhelen. Keuvelaar. De Nederlandsche Vereeniging tol Afschaffing v. Alcoholhoudende Dran ken kan met voldoening op de ge voerde propaganda in het afgeloopen jaar terugzien. Zij mag zich in een steeds toenemende bloei verheugen. Het aantal leden op 1 Januari 1908 6300 bedragende, bedroeg op 1 Januari 1909 ongeveer 7650. Het ledental is dus in 1908 gestegen met 1300 of met ruim 20 pCt. Het afgeloopen jaar bracht slechts 100 leden minder aan dan de jaren 1905 (350) 1906 (700) en 1907 (.350) te zamen. Het aantal afdeelingen nam in 1908 met 27 toe. Tegenover die aan winst staat slechts het verlies van één afdeeling. Het aantal afdeelingen 1 Januari 1908 146 bedragende, is nu gestegen tot 172. Van bet orgaan De Blauwe Vaan, dal alle weken gtalis aan de leden wordt gezonden, zijn in het afgeloopen jaar voor de colportage afgeleverd 180000 exemplaren. De totaal oplaag leden, abonné's etc. steeg daar door in 1908 tot 576700exemplaren. De oplaag van De goede Raadgever almanak van de Nederlandsche Ver eeniging, bedragende 13000 exem plaren, was in een paar weken uit verkocht. De algemeene vergadering van de Vereeniging zal dit jaar gehouden worden te Leeuwarden. Door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt weder, evenals een jaar geleden, een onderzoek inge steld naar den omvang der vakbe weging van werklieden in Nederland bij den aanvang van het loopende jaar. Van het vorige onderzoek, be trekking hebbende op het jaar 1907 (ontvangsten en uitgaven) en den len Januari 1908 (ledental, aantal afdeelingen, contributie, enz.), werden de resultaten nog niet gepubliceerd, in de eerste plaats omdat tal van organisaties, ondanks herhaald ver zoek, in gebreke gebleven, de gevraagde opgaven te verstrekken. Bovendien waren van de ingevuld terug ontvan gen vragenlijsten verscheidene niet volledig ofop enkele punten niet geheel juist ingevuld, zoodat slechts een zeer onvoledig overzicht was kunnen worden gegeven. Op deze gronden werd be sloten, de publicatie van het overzicht uit te stellen tot het volgende jaar (1909), ten einde eerst nog te beproe ven, bij gelegenheid van hel volgende onderzoek, de leemte van de resul taten van het eerste zooveel mogelijk aan te vullen. De Directeur van het Bureau doet in een circulaire aan de Besturen der betrokken organisaties weder een be- Uit liet Zweedsch door SOPHIE ELKAN. 3) De bisschop bleef stilstaan vlak naast den grooten ingang aan de Westerzijde. „Hier is een overdekte kruisweg of gang geweest langs de vier gevels loopende, met smalle zuilen tusschen elk gewelf in den tuin. In deze gangen hielden de monniken bij slecht weder hunne proces- siên met banieren, heiligenbeelden, reliquiên, zang en gewijde kaarsen." De gouverneur luisterde toe, met eene uitdruk king alsof zijne gedachten ver van de processies der kloosterbroeders verwijderd en vrij wat meer bezig waren met de tegenwoordige inrichting der kerk. Maar de bisschop sloeg hierop geen acht. Hij ging voor het klooster in zijne gedachten weêr op te bouwen en de schimmen der monniken voor zijn geest te roepen. „De tuin of de binnenplaats hier in het midden, die vierkant en in den zomer groen was, maakte een toevluchtsoord of vrijplaats uit voor degenen, die in eene opwelling van drift eene misdaad begaan hadden. In sommige kloosters van het buitenland zag ik, midden op zulk een binnenhof in beeldhouwwerk eene afbeelding van den Olijf berg, den Verlosser neergeknield en de discipelen ingeslapen voorstellende. Of zoo iets ook hier stond, kan ik niet zeggen. In dat geval moet het zijn geweest juist op de plek waar de zaadschuur is." Een tjilpend, fladderend iets vloog hoog van de kerkmuren, over het hoofd van den bisschop, vlak op de schuur toe. „Die oude muren hier zitten vol vogelnesten. Daar hebt gij er een en daar is er nog een ander!" De heeren wendden zich om, bij het vernemen van een zacht lispelende vrouwenstem. Achter hen stond barones Magdalena Grönhagen, de tweede vrouw van den gouverneur. Zü was zoo jong, dat zij er veeleer als zijne dochter dan als zijne echtgenoote uitzag. Het rechtopgekamde en gepoederde haar verleende haar gelaat iets nog jeugdigers. Zij had mooie bruine oogen en een kleinen, bfina al te kleinen rooden mond. De gouver neur toonde zich allerbeminnelijkst tegenover haar. „Het is allerliefst van je ons op te zoeken, Malin. Mijnheer de bisschop heeft zooveel te ver tellen gehad oiütrent de monniken en al wat hen betreft dat het mij bijna toescheen alsof het gouver nementshuis weder herschapen was in een klooster en als ware ik een indringer op het terrein der broeder geweest. Maar nu ik u zie, bewijst gij mij tot mijne vreugde dat ik werkelijk leef ouder de gezegende regeering van Frederik en Ulrika." Daaromtrent kon men zich dan ook niet vergis sen, wanneer men de barones zag getooid met haar wijde, stijve rokken van lichtrood brokade, een dicht toegesnoerd puntlijf van dezelfde kleur, en rondtrippelende op hare lage schoentjes met hooge hakken. „Het lijdt geen twijfel of het was in zijne dagen een bijzonder rijk klooster," zeide zij. De bisschop zuchtte. „Het was als andere kloosters in deze wereld van vergankelijkheid, waarvoor het luidt: „Slechts tot hiertoe en niet verder 1" Dat wat wij hier voor onze oogen zien, maakt slechts het kleinste deel der kloosteroverblijfselen uit. Ik las in de oude oorkonden van vruchtbare akkers, die honderden tonnen afwierpen, van uitgestrekte, bloeiende weiden, groote bosschen, knollenvelden, tuinen, jaohtgronden en de schoonste parken, van visch- vijvers, vijf in getal, die op een rij lagen. Boven dien hadden de monniken ook in andere oorden hunne bezittingen, zonder twijfel aan het klooster geschonken of nagelaten. Alle menschen in het land beschouwden en vereerden het als een heilig dom. Men rekende in dien tijd iedereen gelukkig, die onder de broeders mocht worden opgenomen en hoogzalig wie na den dood het voorrecht genoot in dezen grond begraven te worden." De barones spalkte de oogen open. Zij was eene koopmansdochter uit Stockholm en had nooit in haar leven oude bouwvallen gezien, voordat zij haar echtgenoot naar Gotland volgde. Daar had zij heel natuurlijk den indruk gekregen, dat de kloostergebouwen en kloosterkerken met hunne vroegere zuilen en ornamenten bijzonder geschikt waren tot versiering van" nieuwe woningen en de vleugels van een paleis en daarna de beste boer derijen werden, die men zich voorstellen kon. Zij verwonderde er zich merkwaardig over, dat de. bisschop met zooveel geestdrift over deze paapsche diDgen sprak. Zou hij misschien in het dieps zijner ziel een paap zijn. Het bracht haar daarom tot rust, toen hij zeide „Indien u gelezen hebt, mevrouw, van de slaaf- sche onderworpenheid onzer voorouders onder het pausdom en zaagt hoe zij bij hun leven door mid del van geschenken en in de ure des doods met testamentaire beschikkingen ten voordeele van de kloosters aan het vagevuur trachtten te ontkomen en zich door denkbeeldige verdiensten en zooge naamde goede werken een weg tot den hemel zochten te banen, dan behoeft het u niet te ver wonderen, dat het klooster van Roma dag aan dag, jaar op jaar aan bezittingen en rijkdom toenam." Het was alsof de bisschop er eene bijzondere voldoening in vond den rijkdom van Roma's klooster te doen uitkomen tegenover den gouver neur, die in zijne eigenliefde zoo trotsch was op hetgeen hij in zijn tijd had volbracht. „Weet u ook iets van den laatsten abt af?" „Hij heette Johan Bonsack. Met eigen oogen zag hij zijne synagoge bedelven, naar zijne opvatting met geringe eer. Hijzelf was de laatste, die op dezen bodem begraven werd. Het is ongeloofelijk welken onvergelijkelijken roem de pausen en bis schoppen onzen monniken aan Roma toezwaaiden. Wordt vtrvelgdi.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1