NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND BINNENLAND. HAAR KOZAK. No. U Zaterdag 15 Februari 1ÜÜ9. Acht-en-dertigste jaargaogc VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. SCHIJNVRI ENDSCHAP. Amersfoortsche Courant (J /fèft IMP ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langeatraat 77. Telephoonno.09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'I, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Eens zou iemand, die een gewichtig ambt bekleedde ten minste ge wichtig, als de zaak ernstig opgenomen werd van standplaats veranderen. Daaraan moet een officieel afscheid voorafgaan, hetwelk te midden van een talrijke schare genomen werd. Groot waren belangstelling en nieuwsgieiigheid beiden; al licht de eerste wel wat grooter dan de laatste, daar velen opgekomen waren om eens te hooren, oi er ook harde waarheden van het niet aangewezen, maar toch wel duidelijk adres van dezen of genen gebracht zouden worden. Met die harde waarheden liep het nog al af. Er werden zoo nu en dan wel steken onder water gegeven, en die evenals alle andere steken onder water, gerangschikt behooien te worden onder geniepigheden, doch overigens weid het afscheid verder Diet ontsierd. Toen de spreker gekomen was tot het officieel afscheid van enkele per sonen werden we onder meer diep getroffen door het volgende, waai bij iemand, die den vertrekkende steeds in alles zooveel mogelijk van dienst geweest was en die nooit iels onbe proefd liet hem ter wille te zijn, nu aan de orde was »En U, mijn trouwe, mijn goede, mijn oprechte, mijn ware vriend, zoude ik U vergeten? Eer vergeet mijn linkerhand mijn rechter eer ik U veigeet. U. aan wien ik zooveel verplicht ben, van wien ik zooveel bewijzen van vriendschap, ontving. Neen, waar ik mij ook in de wereld zal bevinden, aan U zal ik steeds denken en het zal me ten allen tijde een gioote vreugde zijn U van mijne wederzijdsche vriendschap ondubbel- zinnigste blijken te geven Het ga U wel en moclit U ooit hulp of raad of steun rioodig hebben, reken dan op mij, en ook verzeker ik U, dat ik in al uw vreugde, in al uw smart met mijn gansche hart en ziel en gemoed zal deelen 1" Mooi gezegd, nietwaar, lezers Ge voelig. treffend! Wat is vriendschap toch een schoon iets, vooral als ze zich uit in zulke hartelijke woorden I Ieder die hooide hoe de heengaande van zijn vriend afscheid nam, dacht onwillekeurig: «Nu, dat is echte vriend schap, hoor!" Bij het vertrek voegde de redenaar van daar straks zijn vriend nog eenige hartelijke woorden extra toe. Wat is vriendschap toch wonder schoon De vertrokkene ontving een schrij ven van den achtergeblevene, met eenige betuigingen van toegenegen heid met de vermelding van eenige plaatselijke nieuwtjes, waarin eeist- genoemde zeker belang zou stellen doch na dagen, weken, maanden wach- tens kwam er niet het minste ant woord, als gevolg van de eigenaardige vriendschap, die de vertrokkene in toepassing bracht. En wat was het eigenaardige van die vriendschap? Dat zij leefde enkel en alleen door bewezen en nog te bewijzen diensten en dat zij onmiddellijk stierf toen er van dienstbetooning niet over en weer, maar van een kant, geen sprake meer kon zijn. Toen na verloop van een paar jaren de man, die het betrekkelijk goed meende en die de woorden bij bet officieel afscheid voor goede munt opnam, omdat hij meende dat zij niet enkel uil den mond, maar inderdaad uit hel hart voortkwamen, zijn ver tiokken «vriend" eens aan een station ontmoette en hem tegensnelde met de hartelijke woorden: «zoo waarde vriend, wat verheugt het mij u eens te zien hoe gaat het? hoe gaat het? toen had de aangesprokene ai zijn herinneringsvermogen noodig om er op te komen, wie toch wel de persoon mocht zijn, die hem zoo familiaar aan sprak. De vertrokkene met zijn wonder- vretmde vriendschap was «zijn vriend" vergeten, uit welk feit bij het officieel afscheid, op te maken is, dat de ver houding lusschen zijn rechter-en zijn linkerhand ook al niet zeer intiem was, dat de linkerhand indien zij er eene memorie op nahield, zich ook weinig meer herinneren zou van de rechter. Uit deze ware gebeurtenis is de moraal te trekken, dat viiendschap. die zoo luid uitgebazuind wordt, de ware niet is. Over het algemeen is er op elk gebied veel schijn voor waarheid, maar wij zouden haast durven be weren nergens meer dan op hel gebied van vriendschap. Ei gaat veel voor vriendschap door, dat niets anders is dan een speculatie op gast viijheid, op genot en genoegen, dat een ander schenken kan. De meeste «vriendschap" berust enkel en alleen op eigenbelang, terwijl vriendschap toch als bet noodig is, zelf offerende liefde behoort te zijn. Ware vriend schap is zeer zeker een zeldzaamheid. Een zoon beroemt zich bij zijn vader op het bezit van een groot aantal vrienden, en de vader antwoordt met de woordennu, jongen, ik heb er slechts één. De vader stelt zijn onbedreven zoon voor eens een proef te nemen mei de vriendschap zijner «vrienden" en met die van des vaders vriend. Op raad van vader zou de zoon den schijn aannemen van een moord ge pleegd te hebben en dan bij zijn «vrienden" aankomen met de bede: «help me, ik ben moordenaar en ver berg mij voor de justitie." Zoonlief deed alzoo en bij ieder zijner vrienden weid hij afgescheept met allerlei verontschuldigingen, die, ten opzichte van ware vriendschap niet het minste recht van bestaan hadden Eindelijk wendt de pseudo- moordenaar zich tot den vriend van zijn vader met de woordenik heb een moord gepleegd, in naam van mijn vader smeek ik u mij een schuil plaats te verleenon tegen de justitie. De man is dadelijk zonder eenige wijfeling bereid de gevraagde hulp te verleen' n. «Vrienden in den nood, honderd in een lood" en in den nood leert men zijne vrienden kennen deze twee uitspraken zijn volkomen waar. En zoo is het, dat een arme hals, die in alles te kort komt zich mei omringd ziet door «vrienden." En zoo is het, dat een bemiddelde die iets missen kan, in den vorm van onthalen, tracteeren enz. als hetwaie vervolgd wordt door vrienden. Een vriend in den waren zin des woords is nooit genoeg te waardeeren. Daarom houdt een vriend hoog, maar schuwt de schijnvrienden die ten uwen opzichte precies gelijk staan met parasieten. at Uit Galveston is te New-York bericht ontvangen, dat te Puerto Limon (Costarica) door aardschuivin- gen groote verwoestingen zijn aange richt en dat bij die ramp ook menschen om het leven zijn gekomen. Het onderwerp is niet smakelijk, maar uit een oogpunt van gezond heid toch zeer belangrijk en daarom wagen we het nu we reeds dezer dagen melding hebben gemaakt van een verordening tegen het spuwen te Singapore, nog eens even de aan dacht onzer lezers te vestigen op den kruistocht tegen het spuwen, die thans door den New-Yoi kschen gezond heidsdienst wordt gevoerd. Deze dienst heeft bepaalde beambten aangewezen om voor strikte uitvoering van de verbodsbepalingen tegen het spuwen in openbare middelen van vervoer te waken, en deze worden krachtig ge steund door de Amerikaansche ver- eeriiging tot bestrijding van de tering. Hoe de beambten hun taak omvatten blijkt wel uit het bericht, dat eer gisteren tegen niet minder dan 200 personen, die de verbodsbepalingen overtraden, proces-verbaal werd opge maakt. Een groot aantal van deze lieden werden door den politierechter tot 1 dollar boete veroordeeld; zij die zich verontschuldigden met de verklaring dat ze verkouden waren kwamen er met een halven dollar af. Z. K. H. Prins Hendrik keert heden van Het Loo naar Den Haag terug, doch gaat de volgende week weer naar het Loo, vermoedelijk van Dinsdag tot Zaterdag. Kort na zijne aankomst bezocht de Prins de bouwvallen van het afge brande hotel «De Keizerskroon", op Het Loo. Wijlen mr. J. H. M. baron Mollerus van Westkerke, in leven Commissaris der Koningin in de pro vincie Gelderland en oud-burgemeester van Baarn en Eemnes, heeft aan de gemeente Baarn vermaakt het zilveren geschenk met bijbehoorend album, dat hij indertijd van de ingezetenen van genoemde gemeenten heeft ont vangen, toen hij in 1879 bedankt had voor zijne benoeming tot lid van Gedep. Staten van Utrecht. Uit het Zweedsch DOOR SOPHIE ELKAN. 1) slot Den volgenden morgen was de jonge vtouw als naar gewoonte by haar vader, om hem te wasschen en aan te kleeden voor den dag. Zij was bezig hem te voeren, zooals zij een oogenblik te voren haar jongske had gedaan, toen zy de vroolu'ke stem van het kind in de huiskamer hoorde, waar van zij de deur afgesloten had. Zij wilde niet dat Einar zich in het ziekenvertrek zou vertoonen. Nu ving zij ook Hugo's voetstappen en stem op. Hij wees den kleinen de menschen op straat aan, de mooie soldaten, de strenge politie-agenten, die niet van ondeugende knapen hielden, en de juist voorbijrijdende tram. Het kostte Tora moeite den theekop, dien zij in handen had, niet ne»r te zetten, om zich naar man en kind te begeven; maar daarvan mocht geen sprake zijn. Eerst moest haar vadei het zijne hebben en buitendien wist zij immers dat zij daar aan gene zijde der deur waren en dat zij zich bij hen voegen kon, zoodra zij hier gereed was gekomen. Toch kon zij hare gedachten niet goed bijeen houdenzij werd verstrooid door de geluiden uit de huiskamer. Thans droeg Hugo het ventje naar de portretten en wees hem die aan. Zij hoorde het kind zeggen: „Dat is papa en mama en de kleine Einar. Er volgde een oogenblik van stilte, gedurende hetwelk men duidelijk het ongeduldig „bababa" van den rechtsgeleerde vernam. Ja, ja, zij moest het hoofd houden by hetgeen zij te doen had, en zij had vergeten den kop aan den mond haars vaders te brengen I Thans klonk het weder uit de aangrenzende kamer Het is alleen maar grootvader, arme grootvader Tora maakte nu uit den jubelenden uitroep van den knaap op, dat zijn vader hem in de lucht hield. Als hy maar voorzichtig wasZij hield nooit van dat spelletje. Zulke jonge vaders denken er slechts aan hunne kinderen te harden, niet hoe broos zulk een klein wezen is. Wilde hy dat toch maar latenZij kon nauwelijks stil blijven zitten by het bed, ofschoon zij zich poogde te troosten met de herinnering aan de tallooze malen, waarop Hugo tehuis hetzelfde met haar jongen had gedaan en hoe alles toch goed was afgeloopen. Het was maar omdat zij een weinig afgemat wis, dat zy er zich ditmaal zoo ongerust over maakte. Ziezoo I Gode zij dankNu speelde men daarbinnen paardje en zij hoorde Hugo tot Einar zeggen, dat zij heel stil moesten doen, voor het geval dat grootvader mocht willen slapen. Zij glimlachte. Na verloop van een poos scheen het kind genoeg van het spelletje te hebben, want wederom werd het stil en daarna hoorde zij Hugo dicht bij de deur spre ken, met het duidelijk opzet, dat zijne woorden tot haar door zouden dringen. „Dunkt je niet, Einar, dat mama nu gauw klaar zal komen en zich hier by ons voegen kan?" en fluisterend voegde hij er by„Tik aan de deur, Einar I" Onmiddellijk daarop begonnen de kleine kinder vingeren op de deur van het slaapvertrek te trom melen. Twee dagen later stond Tora op het portaal de komst van den geneesheer af te wachten. „Hoe gaat het? Uw vader heeft toch geen nieuwe beroerte gehad?" „Neen, met vader blijft het op dezelfde hoogte; maar ik weet niet wat ons jongetje scheelt. Hy heeft van nacht niet geslapen en klaagt over py'n in de tong. Ik vrees dat hij ziek is." „O! dat zal wel niets te beteekenen hebben!" Maar toen de dokter de kamer binnentrad, waar de knaap rustte, en hem onderzocht, verkreeg zijn gelaat een ernstige uitdrukking. Tora volgde elk zijner bewegingen met gespannen opmerkzaamheid. Zy was doodsbleek geworden en hield zich met beide handen vast aan de leuning van een stoel. „Ik bid u, mevrouw Hager, gij die u tot hiertoe zoo kalm en verstandig hebt getoond, kom tot bedaren I" Zy had zijne handen zoo heftig omklemd, dat het hem pijn deed. Haar gansche lichaam beefde van angst De ouders zaten onafgebroken bij het bedje van hun kind. De vader was buiten zichzelven van wanhoop en verweet zich het jongske meê te heb ben genomen. „Geloof je, Toto, dat hij de besmetting onderweg opdeed, dat hy koü vatte, of dat ik met goed genoeg op hem paste?" „Wy moeten liever niet praten, Hugo," fluisterde zij terug: „Ik kan het niet doen." Nu en dan trad Stina binnen en smeekte dat mevrouw den ouden mijnheer zou komen helpen; hij was zoo aan hare zorgen gewoon, dat hij nie mand anders toestond hem aan te raken. Met zware, loome schreden begaf zij zich naar den grijsaard en hielp hem. Terwijl hij met buitenge wonen eetlust het eene na het andere gebruikte, dacht zij er voortdurend aan hoe onmogelijk het was den kleinen Einar te bewegen ook maar eenige droppels van den koortsstillenden drank te doen innemen. Onder het bezig zijn daarbinnen, waven al hare gedachten in het andere ziekenvertrek. De dokter had een uur geleden gezegd: „Zoolang er leven is, is er hoop;" maar dat was onwaarDaar was leven maar geen hoop en hier Zij streek met de hand over het voorhoofd. In dien zij slechts had kunnen schreien; doch het was alsof er een zware steen rustte op haar hait alsof een ijsgordel Toen zy door de zitkamer kwam, zag zij oom Magnus op de sofa zitten. Zij drukte hem sprake loos de hand en wilde verder gaan. „Hoe is de toestand nu, Tora?" „Met vader? Nog altijd eender." „Neen, met het kind? „Hij ligt heel gevaarlijk ziek." „Och kom! geloof dat toch niet, Tora. Ik ben vol goede hoop „Heeft de dokter u iets gezegd?" „Neen, hij was al vertrokken, toen ik kwam; maar ik keek gisteren de tabellen na. In het jaar 1887 herstelden 8465 van de 9698 door roodvonk aangetaste personen. Ik had gemeend dat die ziekte meer offers eischen zou. Ga een oogenblik zitten en rust wat uit; je schijnt geheel tern* A geslagen." Een week lster werd de terugreis aanvaard. De vader ging mede, maar het kind hadden zij moeten achterlaten.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1