NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad jjT
voor de Provincie Utrecht. ||p
FEUILLETON.
BENJAMIN
BINNENLAND.
So. 18.
Woensdag '6 Maart 1909.
Acht-en-dertigste jaargang.
rr\
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een beroep op ooze vrouwen en
meisjes.
SZarln 2v£Ic3aa,aiis.
Amersfoortsche Courant
B NP'
1 s j
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlgke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeetraat 77. Telephoonno.69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regel, f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slecht, driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
De winkelkasten van onze modistes
liggen in dit seizoen weer voller dan
ooit met schoone, bonte veeren van
vermoorde vogels.
Aigretten vooral, die teere, luchtige
dingetjes, »die zoo lief en zoo elegant
staan," liggen opgehoopt voor het glas.
En verder veeren van allerlei soort
en kleur, enkele vleugels of opgezette
heele vogels met glazen oogen. Zooals
de wilden, die nog voor het abc
staan der beschaving, zien onze dames
zich 't liefst met bonte pluimen getooid.
In een humanitair blaadje, hetwelk
in Amerika verschijnt, hebben wjj
laatst eene onrustbare statistiek gele
zen van de vreeselijke afmetingen
welke de vogelmoord op groote schaal-
en als gevolg daarvan het uitsterven
van vele vogelsoorten in de laatste
jaren genomen heeft. De warme Zui
delijke staten, zoowel het Zuid-Ame-
rikaansche vasteland, zijn bijna geheel
van vogels ontbloot.
Honderdduizenden van al de ver
schillende groote en kleinere vogels
worden ieder seizoen te New-York
aan de markt gebracht. Hetzelfde
geldt voor Londen, voor Parijs, voor
alle andere groote stedeu en wel 't
meest in de landen, waar de vrouwen
bet minst zijn ontwikkeld cn het
meest zich overgeven aan niets doen
of aan beuzelachtig tijdverdrijf. Ntet
lang geleden werden er door eene
koopman in Amerika met minder dan
twee millioen vogels in een jaar ver
kocht. Op éen enkelen pubheken
Londenschen verkoopdag in 1887
werden niet minder dan zes duizend
paradijsvogels, vijf duizend faisanten,
drie honderd zestigduizend geassor
teerde Indische dierenhuiden en vier
malen honderd duizeDd kolibrietjes
verhandeld.
Deze getallen geven slechts een
flauw denkbeeld van den verscbrikke-
Hjken invloed, welken eene zotte mode
op 't vernielen van kleine en groote
dierenlevens heeft gehad.
Vele dames verzekeren dikwijls in
vollen ernst, dat deze mooie pluimpjes
door de modistes uit gewone uitge
vallen vederen worden gemaakt. En,
al ware dit zoo, zou men dan zelfs
niet den schijn van het kwaad moeten
vermijden?
Maar bet is niet zoo, integendeel,
in de meeste gevallen bestaan de
aigrettes, welke met zooveel voorkeur
gedragen worden, uitde fijne losliggende
veertjes, welkem zekeren tijd, den broei
tijd van het dier, den mg van den
aigrettereiger versieren en bevallig
afhangen tot op zjjn' staart.
De minder fijne veeren met kortere
en stijvere piekjes, zijn afkomstig van
den squaccoreiger, welken geeneeigen
lijke aigrette bezit.
Menschen, die op deze veeren jacht
maken, weten wel, dat zij, om zich
met geringe moeite van een' goeden
voorraad meester te maken, het oogen-
blik moeten kiezen, wanneer de broei
tijd van den vogel ten einde loopt.
En het allerbeste moment voor den
verraderlijken aanval is, wanneer de
jonge vogels wel al hunne veeren
hebben, maar nog niet kunnen vliegen,
want dan is de zorg van de ouden
voor hunne jongen het grootst, dan
vergeten zij het lichtst hun eigen
gevaar en laten zich het gemakkelijkst
naderen.
Wanneer dan de moord is gepleegd,
een bandje vol van de begeerde
vederen is uitgetrokken en de mooie,
groote, blanke vogels op een' hoop
liggen te rotten in de zon, zitten de
arme verlaten jongen in hun nest om
eten te schreeuwen, hetwelk zij zelf
nog niet kunnen zoeken en hetwelk
niemand bun meer brengt. En er is
op de wijde aarde weinig droevlgers
dan dit tooneel weinig maar dat
zoó laag en zoó verachtelijk, een mensch
misbruik maakt van zijne grootere
slimheid en overleg en zijn voordeel
tracht te doen, met dat verheven
gevoel, dat instinkt hetwelk wij in
onze eigene soort bijna als iets heiligs
erkennen dien teederen hartstocht
van het moederdier voor haar jong,
waardoor zij haar eigen veiligheid
vergeet om het slachtoffer te worden
van de hoogste liefde waarvoor een
wezen op aarde vatbaar is 1
En allen die deze feiten kennen
en toch zulke dingen blijven aanmoe
digen ter wille van een vooi bijgaanden
mode gril en tot bevrediging van
eene ellendige en onteerende ijdelheid,
hebben deel aan dien gtuwel en zqn
véél schuldiger dan de jagers, die door
hen worden betaald om hetbaibaar-
scha werk te doen. In dia dagen,
(wanneer de vogels met hun schoonste
en schitterendste kleedje zijn getooid),
zij zij tevens het kostbaarst voor de
mode en voor andere versieringen,
maar op dat zelfde tijdstip laten zij
zich ook het gemakkelijkst vinden en
vangen. De meest schuwe en schrik
achtige vogels verliezen in hun angst
voor hunne eieren en jongen, het
gevoel voor hunne eigen veiligheid
en de zucht om zich te verbergen.
En alsdan 't arme doodelijk ontstelde
dier, met een doordringende schreeuw,
met trillend lijfje en wijd open bek,
in de heftigste ontroering geen adem
kan krijgen en door 't zachte kleppen
van zijne heerlijke vleugels de aandacht
op zichzelf tracht te vestigen, om ze
af te leiden van zijn jong, wordt hij
zonder erbarmen doodgeschoten, dood
geschoten alleen om zijne schoone
vederen. En zijne arme jongen, welke
hij wilde beschermen, komen van
honger om in het nest. En wanneer
wij dan bij die doode jongen al de
oude vogels voegen naar eene ver
borgene plek om langzaam aan hunne
wonden te sterven, dan is 't geeno
overdrijving om te zeggen, dat voor
iedere Panache welke eene dame als
oorlogstropee op haar hoofd draagt,
tien onschuldige vogels gestorveu zijn.
Zoo zijn ook in Engeland onlangs
binnen de 14 dagen door de mannen
duizenden mooie vogels, zeemeeuwen,
vermoord, opdat de vrouwen zich den
hoed met pluimen zouden tooien;
vogels, welke bestemd waren om de
zee te reinigen van den afval, welke I
baar water anders verontreinigen zou.
Is het dan geheel zonder nut is
bet dan hopeloos om ons nog een
maal tot de vrouwen te wenden?
Zullen zij eeuwig voortgaan met
het vernielingswerk van bosch en
kust, van heg en gaard?
Moet de zoete wildzang der natuur
dan geheel zwijgen en de nesten van
't vleugelvolkje verlaten zijn? De
vogels zijn noodig in de natuur. God
gaf er bun hunne eigene plaats, opdat
ook de mensch er zijne plaats zou
behouden.
Zij eten allerlei vormen van insecten
welke schade doen aaD de planten
van welke wij leven moeten. Zrj heb
ben zich dus bet recht op onze be
scherming ruimschoots verdiend en
in plaat9 daarvan zouden wij het
lijdelijk toelaten, dat zoovele soorten
van die mooie, nuttige wezentjes
uitgemoord worden ter wille der
ijdelheid onzer vrouwen. Vele vogels
en diersoorten zijn reeds uitgestorven
en vele andere moeten eerlang volgeD.
Gij vrouwen en meisjes die dit leest,
weest wijst, hebt erbarmen en duldt
niet langer den opschrik, welken U
vernedert. Wij rekenen op uw aller
medewerking
Komt, neemt de aigrette van uw
hoed en helpt ons strijden tegen deze
noodlottige mode, door uw voorbeeld.
Kapitein Chrlstoflfel.
De kapitein Christoflel is te Genua
gedebarkeerd. De zeereis heeft hem
goedgedaan en hij is vrijwel opgeknapt.
Was bij met de boot tot Amsterdam
medegekorBeD, dan ware bem een
grootsche ontvangst door de officieren
van het garnizoen in de hoofdstad
bereid. Dit heeft nu niet zoo mogen
zijo. Hij is voornemens slechts enkele
dagen in Holland te komen, om daar
na in de bergen van zijn vaderland,
Zwitserland, algeheel herstel te zoeken.
Bakkersnachtarbeid.
Het Bakkers-Comité (voorzitter dr.
J. Roeters van Lennep, secretaris mr.
H. Blaupot ten Cate) heeft in Noor
wegen en Italië een onderzoek doen
instellen omtrent de gevolgen, welke
de aldaar ingevoerde wetten op de
afschaffing van den nachtarbeid hebben
gehad.
Omtrent den uitslag van dat onder
zoek meldt het Comité:
»Eenstemming was men. zoowel in
Noorwegen als in Italië van oordeel,
dat de hoedanigheid van het brood
en vooral van het eerste morgenbrood
ten zeerste was verminderd.
In Noorwegen moest de broodprijs
worden verhoogd en de arbeidsvoor
waarden der gezellen zijn belangrijk
slechter geworden voornamelijk omdat
de patroons, daartoe gedwongen door
de hoogere exploitatiekosten, meer
leerlingen in dienst namen dan voor
heen, hetgeen ton gevolge heeft
gehad, dat de werkloosheid ODder de
volwassen bakkersgezellen schrikba
rend is gestegen. In Italië was
volgens de mededeelingen van een
patroon de regeling tot stand
gekomen, omdat de gezellen er hun
voordeel in zagen. Echter zijn zij
van dat oordeel al spoedig terugge
komen omdat nu bij zooveel minder
werktijd ten gevolge van den afschaf
fing van den nachtarbeid, natuurlijk
ook de loonen verlaagd zijn. Indien
in Nederland zoo vervolgt deze
patroon het bedrijf in dezelfde
conditiën verkeert als in Italië, kun
nen we u met zekerhe;d zeggen, dat
de wet omtrent de afschaffing van
den nachtarbeid niets anders dan
onheil kan teweegbrengen."
De voorzitter en waarnemend
secretaris der vereeniging lOudheid-
kamer van Rbenen en omstreken",
dr. Jesse aldaar, heeft van H. M. de
Koningin eene bijdrage van f25 ont
vangen voor de oprichting van een
eenvoudig gedenkteeken, ter herinne
ring aan het verblijf te Rbenen van
4)
Wanneer er dorstige anjelieren of verwelkende
rozen stonden, tikte hij op de ruit en wees de
meid er op. Zag hij een dakgoot die lekte, dan
stuurde hij er den loodgieter heen. De vergeten
hoopjes aseh en vuil vermeldde hij zelfs by den
voddenraper, en de planken over de goten schoof
hy weer op haar plaats. Zag hij gras tusschen de
straatsteenen groeien, dan haalde hij er wiede-Mie
uit 't Armhuis by, met haar wiede-mes en haar
kniekussen. Maar aJs hy dronken was, dan gebruikte
hy zyn eigen zakmes.
Kwam hy een rat tegen, dan vervolgde hij haar,
hoewel hy innig bang was voor ratten, dwars door
tuinen en over zolders, net zoolang totdat zyn
fijne neus bespeurde waar 't rattenhol was. Daarna
ging h(j naar den rattenman, die het rattenkruid
had. Ze noemden hem den ratten-, wratten- en
weerman uit de steeg. Hy verdreef de ratten, ver
teerde wratten met zyn stijven blik en kon beter
dan eenig zeeman 't weer voorspellen. Hy kon
weervoorapellen als hfi maar plat op den grond
ging liggen en in den grond rook. Maar hy had
ook een weer-klok, die hijzelf gemaakt had met
twee poortjes en een plankje. By mooi weer kwam
een klein dik juffertje met een krinolien en een
klap-parasol naar buiten en met slecht weer een
man in een groene jas met een reusachtige parapluie
boven het hoofd.
's Winters liep de ratteman altyd ln een bruine
jas, gevoerd met rattenvallen en afgezet met
bengelende rattenstaartendie rooken niet bepaald
lekker. Zyn kleine blikken lampje en zyn naam
bordje hingen aan dunne kettingen van rattentanden,
waar hy voor dat doel gaten in had geboord.
De kleine Martin had een grenzeloos respekt voor
hem, en hij zou nooit gewaagd hebben bij den
rattenman in de steeg aan te bellen, als 't niet
was dat hy voelde dat hy verplicht was zijne stad
van ratten en ander ongedierte schoon te houden.
Martin Splüd gaf niets om geld omdat
het geld was; maar hy hield van het bizondere
geluid dat het gaf, en van al de verhalen, die er
aan kleefden.
Hy kon er zich innig in verkneuteren wanneer
hij wat los geld in den zak had en er af en toe
mee kon rammelen.
Als hij in de buurt van iets moois kwam,
hetzij een vette bonte koe aan den kant van de
sloot, een vroolyk wiekenden molen of eene kleine
boot met roode zeilen, - dan kreeg hy dadelijk
een vreeselijken lust te koopen. Maar als hy dan
maar flink met zijn losse geld rammelde, ging die
lust van zelf over.
Hij dacht zooAls ik wou, dan kocht ik jou
en dan was je van mij. Maar dat doe 'k nou niet.
Dus Baluut, mijn vriend, en de groeten thuis.
Dan knikte bij ten afscheid tegen de koe, den
molen of de boot, vervolgde zyn eigen weg en
liet de anderen gaan.
Wanneer iemand zich er over beklaagde dat alles
zoo schandelijk duur was, dan kon hij met zijn
goedigen glimlach antwoordenJa, zelfs de maan
en de sterren stijgen dagelijks in pry's voordat
't jaar om is hebben we stellig geen enkelen man
in de heele Wede-gemeente, die er op durft bieden
Nee, warempel niet.
Maar hoorde hy van menschen, die er krap
inzaten en zielig schraal moesten leven, dan bood
hij zich welwillend aan met eten en met geld.
Hy had immers toch meer geld van zijn vader
en zijn grootvader, dan hij ooit zelf kon verteren.
Het eenige waarvoor hy geld uitgaf voor eigen
genoegen, was voor aarden pijpen, maar daar was
ie ook zóó verzot op.
Hij draafde soms 't heele Greis-dal door en een
eind de hei op, wanneer hy kwam te weten, dat
men een nieuwe bezending had gekregen uit Hol
land.
Elke pijp lag in een foudraal, dat hij zelf in
elkaar plakte van dun bordpapier, met echt blad
goud overtrok en waarop hy een nummer schreef.
Voordat Martin's moeder stierf, zorgde
zij er voor dat hij trouwde met de mooie, deugd
zame juffrouw Ulrika, die laEg eten had gekookt
en linnenjuffrouw was geweest in 't StOvring-
klooster en daarna tusschen de eerbare Gode
gewijde Hernhutters op Christiansfeldt had geleefd.
Martin had er eigenlijk nooit zoo aan gedacht,
maar toen de moeder 't hem aanried en hy Ulrika
met de rose muts en haar mooien slanken hals
zag leek 't hem toch wel aardig toe wat ze
hem voorsloegen. De zaak was gemakkelijk en
spoedig geregeld, want juffrouw Ulrika stond moeder
zalig alleen op de wereld.
In de jaren dat ze getrouwd waren, waB er
nooit aanleiding tot booze woorden of twist. Martin
vond, dat wat Ulrika deed was welgedaan, en zij
was heel stil, zoodat hy altijd rustig kon uitspreken
zonder in de rede te worden gevallen.
Alleen kon hij maar niet begrijpen, dat het haar
zoo'n moeite kostte te lachen.
Na twee jaren van een rustig en vredig samen
leven, schoDk zij hem een paar tweelingen meisjes,
die zoo ongelukkig klein waren, dat men bijna over
hun hoofdjes kon gapen.
Martin had heel wat schik in die gebeurtenis.
Zy schenen ook net als de bloemen in den tuin,
zoo maar uit zichzelf ontbloeid. Maar na Onzen
Lieven Heer bedankte hij er ook zijn vrouw voor,
even als voor al dat heerlijke eteD, dat ze altijd
kookte voor hem en zijn knechts. De beide meisjes
werden by den doop naar zyn moeder zaliger
genoemdTie en Klotilile. Maar een jaar daarna
kreeg Ulrika weer tweelingmeisjes, nog kleiner dan
de vorige, bijna doorschijnend.
Ze werden naar zyn Grootmoeder genoemd
Jane en Jelle.
Van du af verwachtte Martin ieder jaar een paar
tweelingen, maar er kwamen er geen meer.
Wordt vervolgd).