NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Schetsen uitje rectaal.
FËUIM.ËTO.Y
BENJAMIN
flto. 24
Woensdag 24 Maart 1909
Acht -en -dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
KZariaa. IL£ic:b.a,ëlie.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door bet gebeele ltijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoonuo. 09.
ADVERTENT1ËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'I, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
"Meneer Edison".
Trooster!
De meeningeti over hem waren, in
de buurt als ook in de ouderwetsche
pijpenlS. waar hij 's avonds van acht
tot halflien z'n biertje kwam drinken,
zeer verdeeld Z'n huisbaar zag,
met schampore minachting op hem
neer, en ik geloof wel, dat als «meneer
Edisonmet de koddige vertelsels over
zjjn weldra te onthullen vindingenen
ontdekkingen, dien eigenaar van «vaste
goederen« niet menigmaal geamuseerd
had... Ja, dat er dan rare dingeijes
zouden gebeurd zijn... Heel rare,
vreemde, treurige...
«Mijnheer Edisorut zooals ze hem
nu langzamerhand allemaal waren gaan
noemen, en die »bijnaam« leek hem
eer te streelen dan te kwetsen
woonde nu een stuk ovoi de tweejaa:
in een van meneer Evers' boienbuisjes
En 't was al eens gebeurd... Op den
6n of 7n van een rnaandmisschien
nog een dag of wat verder zelfs...
Dat »Edison« weer genoegolijk zat te
vertellen van hoe hij, in den loop van
de jongste vier-en-twintig uren «ge
vorderde! was...
«Kom, drink eens uitzei een van
de stamgasten, zijn buurman een knip
oogje gevend. «Allo, mesjeu Edison
Die het aanbod deed, was een kort-
ineengedrongen manneke met breede
schouders, roode wangen en foische
knuisten. Flaphoed achter op 't hoofd.
Aannemertje, wien 't voor den wind
ging, en die in z'n ruw, niet-ongoedig
hart «te doen had met den mageren
stakkert, die op z'n ouden dag nog zoo
moest ploeteren voor z'n broodje...
Daarbij kwam dat de trots en glorie
van het buurtcafé een gepension-
neerde ontvanger zich eens had
uitgelaten over «meneer Edison«
zoodat Drongers, de waard van de
gelegenheid, er met glinsterende oogjes
naar zat te luisteren... Zat rond te
kijken of zij 't nou wel hoorden, goed
I verstonden, dat «de ontvanger«, dien-
zelfden Pluigers, bijgenaamd Edison,
orn den drommel niet voor gek ver
sleet.
Toen een van de aanwezigen moppen
zat te verkoopen over den «uitvindei
had meneer de oud-ontvanger zijn
deftig gelaat in vele, geheimzinnig
doende timpels gewrongen, héél diep
adem opgehaald en toen gezegd «Nee
nee nee néé! Ik wéét't nog
niet!... Ik vind dien meneer Pluigers
in menig opzicht een verdienstelijk
man
Waarna de oud-ontvanger scherp
tuurde op de gloeiende punt van zijn
sigaar en wel een beetje deed of...
Wie hem nu te-goed-vriend wilden
houden, voortaan zich met wat meer
ernstige achting over «Edison" hadden
uit te laten... Welke gebeurtenis had
veroorzaakt, dat rnen Pluigers werke
lijk anders begon te behandelen dan
vroeger. Do kellner glimlachte niet
meer achter z'n rug; veegde netjes
en met gedienstige vaardigheid op het
plekje van de stamtafel, waar meneer
Edison ging zitten. Dankte, zonder
een heele poos naar 't vierduitstuk
te staren, en met sei ieuse beleefdheid,
voor het gebiuikeiijke fooitje.. Do
royale aannemer-van straks hield zich
als Edison vertelde, lustigcr dan vroe
ger. Begon slechts, wanneer Pluigers
wat al te «geleerd" en te langdradig
werd, te lodderoogen en te gapen...
Dien avond dan, waar 'k zooeven
van sprak...
Meneer Edison zat met van opwin
ding strak, bleek gezicht. Z'n vingers
beefden. In zijn oogen zag men een
gloed branden, die er wanneer hij
in 't felst van z'n vertellen was
soms de uitdrukking aangaf van iets-
fanatieks; iets wilds, waanzinnigs..
Hij had 't gezegd... Hoe, als hij nu
maar het geluk had van dat ééne nog
te overwinnen... Die eene moeilijk
heid... O, 't had niks te beduien Een
kwestie van geduld. En... Ea... van
wat onkosten... Ja, een beetje geld
was ervoor noodig Maar dan
Dan!.. Meneer Edison tikte, onder
het piaten met zijn hand op de lees
tafel van 't café.
«Tónnen, meneer!... Tonnen liggen
dan voor 't oprapen. Ik vei koop mijn
uitvinding nog voor geen... geen vijf
tigduizend guldenVoor geen...
«Ilóla!" riep aannemertje, die al
een paar maal op z'n horloge had
gekeken. En de eigenaar der gelegen
heid herinnerde zich juist, dat-ie
eventjes weg moest... Frits, de kelloer,
stond, servet, over schouder, te luis
teren met een gezicht, waarop de
oude ,spottrek weer kwam... Van
vóórdat de ontvanger zijne bescher
mende hand over «Edison» had uit
gestrekt..- Keek de juffrouw in 't bullet
eens aan... Hoorde zij 't wel?... Voor
geen vijftig mille...
«Laat Stempel 't maar niet hooren!»
fluisterde Frits, zoo achter z'n band...
En de schouders der vleezige, welge
dane echtgenoote van den caféhouder
schudden van pret... want dienzelfden
ochtend bad Stempels de melkboer,
gezegd, dat hij 't langer verdraaide
om Edison te ctediteeren Most die
knappe meneer maar zien, dat-ie de
kunst uitvond omzelf melk te maken...
Welke de groote vroolijkheid had
gewekt...
«Voor geen vijftigduizend gulden!»
had Pluigers, met luide stem, geroe
pen.
En mèt dat hij 't ontboezemt, gaat...
pie-ie-iep... Het glazendeurtje van de
gelagzaal open... Ze wisten al wie 'l
wasniemand onders dan Evers, de
huiseigenaar; Edison's buisbaas.. Die
kwam altijd zoo behoedzaam binnen.
Met zijn ouden, dikken poedel aan een
touwtje. Bello schommelde moeizaam
voortEn de baas, bang dat 't lieve
beest zich bezeeren zou, hield de deur
voor 'm open... Soms tochtte 't ge
weldig, maar de meesten hadden er
een verkoudheid voor over, liever
dan Evers nijdig te maken. Slechts
de oud-ontvanger bejegende hem tikje
uit de hoogte. De anderen hadden uit-
eenloopende redenen om 'm tevriend
te houden...
Aannemertje was iemand, die gauw
en scherp iets opmerkte. En direct
was 't hem opgevallen, dat toen «Edi
son"... Niet zag maar voélde... Aan
Bello z'n snuiven en kuchen... Aan
het schuifelen van meneer Evers z'n
overschoenen... Aan de heele manier
van binnenkomenDat 't huisbaas
was... Dat Edison toen veranderde als
bij tooverslag. Begon te hoesten, of-ie
zich verslikt had. Van kleur veran
derde... Schichtig naar de klok keek...
De juffrouw in bet buffet had zich
weer omgedraaid kon zien niet goed
houden. Aannemertje gaf z'n buur
man elleboog-duwtje... Heb-ie 'm in
de gaten?...
En meneer Evers ging, na al
de omslachtige praeparatieven, voor
hem vereischt, vlSk over Edison zitten.
Aaide Bello, die lag te hijgen van
vermoeienis, een keek Pluigers aan...
Met slappe lippen luikend aan bet
barnsteen-mondstuk van z'n pracht-
pijpje, dat steeds uitbundig geprezen
werd door allen, die reden hadden
hem te «ontzien"... En knikte tegen
Edison op zoo'n beel-apparte manier.
Spolgtijzerid, maar tevens met iets
kwaadaardigs. Dan weerefleljes loerend
naar hetdwiekwart-geleegde glasbier...
Zei toen, met zijn krakende knar-
stem
«Zoo met duzendjes aan't rollen?
Wei-wel, dat wist 'k niet, Pluigers
Arme Edison, nam angstig-haastige
teugjes uit z'n glas. Deed z'n best
om een glimlachje op z'n trekken te
wiingen... Maar 't ging niet»'t Was
maar bij manier van spreken!» zei
aannemertje, die medelijden kreeg
met den stumpert... Natuurlijk haar-
fijntjes snapte, hoe de zaak stond...
Meneer Evers keek 'm aan met een
gezicht van: Hou-je me nu voor..?
Üenkje bijgeval, dat ik óók niet weet...?
«Meneer heeft z'n uitvinding haast
klaar, vertelde-ie" ging aannemertje
voort, die Evers toonen wou dat-ie
geen zier, geen steek, gaf om z'n
drukkie... Hij hoefde'm niet te ontzien...
«Zoo-zooDat doe me plezier" zei
Evers," écht genoegen, hoorl
Daar zul-je dan wel blij mee zijn,
hè?... Wél gefeliciteerd!"
En hij wuifde met z'n gerimpelde,
verdroogde grijphand, waar een dikke
gouden ring aan blonk... De spitse
kop van den hazewind van meer
schuim, op meneer Evers' prachtpijp,
maakte piekende, als-dreigende be
wegingen in Edison's richting.
De griezelig-onnatuurlijke grimlach
op Pluiger's gelaat begon weer te
wringen. Iltj durfde niets meer te
zeggen. Dacht aan z'n drie maanden
achterstand bij huisbaas... Waar nu
juist weer zes of zeven dagen bij
waren gekomen...
Meneer Evers aaide over Bello's
vetten rug, blies zware rookwolken
het lokaal in... Verlustigde zicb erin,
hoe die «knappe sinjeur", dien bij, als
'them lustte, elk oogenblik op straat
kon laten zetten... Hoe die zweeg;
nederig en bescheiden z'n mond hield...
Zoo gauw mogelijk z'a restante bier
opslokte... Toen met schuw-verlegen
gebaren vertrok. Hem, meneer Evers,
nederig groetend... Niet, als anders,
voorstappend met zoo'n pedante hanen-
tred, maar sluipend; doodsbang dat
huisbaas iets zou uitlaten... En toen
het glazen deurtje achter Edison dicht
viel, zag huiseigenaar den kring eens
triumfantelijk rond.Hè, dat most
meneer de ontvanger nu èök eens
vertoonen... Meneer Evers had allang
gewacht op een gelegenheid om dien
trotschen kerel, voor wien ze, bij
Dongers, meer respect hadden dan
voor hem, te overtroeven...
Edison bad er hem de kans toe
geschonken. En zóó, was huisbaas,
dien avond, in z'n nopjes, dat Bello
drie, inplaals van anderhalf klontje
suiker op te knabbelen kreeg!...
Elskamp, de aannemer, werd in zijn
middagslaapje gestoord toen-ie nog
geen halfuur gedommeld had...
Z'n vrouw had den bezoeker willen
afschepen. Maar juffrouw Elskamp was
10)
Nooit had Ulrika's koffie hem zoo heerlijk ge
smaakt als op dat oogenblik.
Hij moest eens eventjes naar den apotheker om
den hoek en met den bediende over een nieuw
mengsel voor zijn zeepwater praten. Plotseling was
't hem ingevallen, dat vischlijm, de fijnste soort
lfjm, die van den steur kwam, als geknipt voor
hem was. Hij had haar wel eens gezien in dunne,
ritselende bladen, die op verweerd glas leken; als
ze in warm water kwamen verdwenen ze heele-
maal en pas als 't water afkoelde, zag je ze weer;
net als stijfselpap of dunne lijm was 't dan.
Tegen den avond patrouilleerde hij de stad rond,
om nieuws op te doen en hij had troostwoorden
voor al de verschrikkingen waar hij van hoorde.
Al de bewoners van de stad waren zoo terneer
geslagen, ze spraken slechts fluisterend.
Daarop haalde hij den kroes met het nieuwe
mengsel en zette zich vreedzaam en op zijn
gemak op den grooten steen by de deur van den
leerlooier. Vandaar bad hij uitzicht op 't Noorder
bosch en de houtbergplaats.
Hij kon letterlijk ruiken, dat het bosch al begon
uit te botten. Het was prachtige maneschijn met
witte wolken en lange schaduwen. Goed was 't dat
de vijand Weile geen kwaad had gedaan hij
moest dan maar in Gods naam maar ergens
anders razen als 't niet anders kon. 't Zou toch
zonde en schande, schandelijke zonde geweest zijn
als bijvoorbeeld die oude St. Nikolaastoren neerge
schoten was.
Zooals hij daar nu rustigjes zat, hoorde hij een
gepiep en gejank en een suizen en getrip, net als
wanneer een zwerm trekvogels van een wei op
vliegen.
Maar 't waren geen trekvogels, het waren kleine
bruine, stinkende dieren, die renden en stoven en
krioelden, de poort uit
En ergens binnen in Martin gaf het op eens een
klik. Hij kon niet eens de beenen meer optrekken.
Kon nauwelijks een zucht slaken.
Toen was alles voorbij.
Zoo stierf de kleine Martin Splüd.
Het beetje zon, dat af en toe in het tehuis ge
schenen had, verdween geheel, nadat Martin Splüd
by zijne voorvaderen was neergelaten.
Ulrika had besloten dat de dochters, van nu af,
evenals zijzelf, altijd den dood voor oogen moesten
hebben. In plaats van de aardige kleine kantkus
sentjes, zorgde ze er nu voor dat ze lijkkransen
maakten van groote zwarte en witte glasparels,
die ze op ijzerdraad moesten rijgen en die dan tot
blaren en bloemen werden gebogen. Dat gaf een
kleine verdienste, maar een groote droefheid in
het gemoed.
Terwijl ze wonden en wonden en de dunne vin
gertjes aan het harde ijzerdraad staken, zat Ulrika,
met een zwart geranden bril op, uit den bijbel
voor te lezen over Johannes' wonderlijke open
baringen.
's Nachts droomden de meisjes, dat de weg naar
't kerkhof met hagedoorn begroeid was, maar elke
doorn was een giftig addeitje, dat zijn tong heen
en weer bewoog. Ze droomden dat de Weilefjord
vol bloed was en in plaats van kleine visschen,
zwommen er duiveltjes met zeven horens in rond.
Ze droomden van de groote lichtzinnige vrouw
uit Babylon, van heele poorten van ivoor, waar
vuurspuwende leeuwen uitsprongen; van draken,
schorpioenen en sprinkhanen.
Alleen wanneer ze haar middagtoertje naar het
kerkhof maakten, vroolykten ze wat op en kibbelden
in alle gemoedelijkheid.
Elk kwartaal kwam de oude notaris met twee
honderd rijksdaalders en dat zou hij zoo doen zoo
lang hij leefde, zei hij, en na hem zyn zoon. Zoo
goed bestuurde hij Martin Splüd's vaderlijk erfdeel,
dat het nooit op kon raken.
Anders was Ulrika een afhankelijke weduwe met
have en goed. Bij afstand van de werkplaats, de
wagenpoort en een aanzienlijken klantenkring,
kreeg zy drieduizend rijksdaalders uitbetaald in
papier en zilvergeld. Die bewaarde ze onder in
haar bed, in een stevig leeren zakje met een band
er om.
Op haar sterfbed gaf zij het zakje aan Tie, de
oudste. Maar ze vermaande haar en de anderen bij
den heiligen bijbel, dat ze 't geld ongerept.moesten
bewaren tot aan haar ouden dag. De spaarbank in
Weile kon failliet gaan; ze moesten veel liever
zelf zien zich in alle stilte voor dieven en iandloo-
pers te hoeden.
Met bevende handen nam Tie den zwaren zak
aan en beloofde alles wat de moeder verlangde.
Nog eenmaal wilde Ulrika voorlezen van Johan
nes Openbaring, maar haar stem begaf haar. Toen
las Jane verder en terwijl ze las over den zang
van het lam, sloot de moeder de oogen en sliep in
met een glimlach, alsof zy nu een verklaring had
gekregen van al die wonderlijke dingen, die haar
dochters niet begrepen.
Daarop werd ze in de aarde gelegd by haar klei
nen Martin en de dochters verbaasden er zich zelf
over dat ze niet bedroefder waren.
Maar ze waren wel bang.
De geldzak joeg haar vrees aan.
Ze konden maar niet begrijpen hoe de moeder
altijd zoo rustig had kunnen zijn.
Ze sliepen niet meer, zooals ze vroeger deden,
van 's avonds tot 's morgens, maar lagen twee
aan twee, hand aan hand met groote opengespalkte
oogen.
Het was alsof er iets aan 't gisten was tegen
haar. Iets scheen haar te dreigen uit alle hoeken
van de kamer, op de binnenplaats, van de boomen
in den tuin, in de oogen van alle menschen in
Weile.
Wordt vervolgd).