NIEUWE IÉT Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. aio si. Plaatselijk Nieuws. FKUI LLKTIhV BENJAMIN Zaterdag 17 April 1909. Acht-en-dertigste jaargang, VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG HET VOORJAAR. DE WEEK. Kleixin. Mlch-aëlls. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangeatraat 77. Telephoonn». 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De lente is in het land. Opper vlakkig bespeuren wij nog weinig van haar, ja in de kille, sombere dagen, die wij doorleefden, klonk het woord Lente als een bittere spot. Met sterk vei langen hebben w ij naar het Voor jaar uitgezien en dit lang verwacht, toch zal bet weldra in vollen pracht en praal verschijnen. De lente heeft baai intrede gedaan, de sneeuwklokjes luidden, de vogels zochten matertaai voor hun nesten, de knoppen der kastanjes zwollen al ging dat alles bijna onmerkbaar, al laat ons woelige, beweeglijke leven ons den tijd niet om op te merken wat daar verdient bewonderd te worden En als straks de zon opnieuw hare vriendelijke stralen spreidt zien wij tot onze groote verbazing, hoe alles daai buiten als met een tooverslag veranderd is. Die verandering, die plotselinge over gang is velen een raadsel. Wel ons, als wij bet geheim dier toovermacht kennen, als het ons duide lijk is, dat Rome niet op één dag werd gebouwd. De voorbereiding, de nadering en komst der Lente is een heerlijk sym bool. Zij herinnert ons aan plastische waarheden na regen komt zonneschijn als de nood baar toppunt heeft bereikt, is de redding nabij; geduld overwint alles; wie gelooven haasten niet e.a. Zij predikt ons kalme berusting. En zij versterkt ons in het vertrouwen dat alles in de natuur volgens vasto wetten door een leidende hand wordt geregeld. En zij bezielt ons met ver nieuwd vuur tot vernieuwend leven. Dat zij ons daarom niet onopgemeikt voorbij ga Gij, die in dofte moedeloosheid ter neder zit, terwijl het daarbinnen in u even kil en nevelig en droefgeestig is als nu nog daarbuiten, bekenk, dat het dwaas is, een levensbeschouwing te hebben, die alleen deugt, als het zonnetje schijnt. Ga naar buiten, breek een kastanjeknop af, verlustig u in bet wichtje, dat daar in de luren ligt en leer het groote raadsel van uw leven kennen. Leer wijsheid van de kruiden en dieren des velds; zij dragen hun lot rnet gelatenheid en arbeiden zonder gemor. Gij die straks uitroept: «Goddank, daar heb je eindelijk de zon weer," bedenk, dat de natuur nog uitsluitend pessirnisticb noch enkel optimistischs is. Zij is prachisch en stoort zich niet aan menschelijk gepraat. Gij, die veel hebt geleden, zie. hoe na lijden verblijden, na dood opstanding wacht. En gij, dto geen lente meer wenscht voor u zeiven, ga naar buiten en merkt op, hoe alles om strijd wil vei kondigen, dat de Lente haar in tocht heeft gedaan. Zwerf rond, alleen of vergezeld door bosch, over heien veld, en merk hoe daar in u het klaaglied wordt vervangen door een jubeltoon. Geen lente meer voor zich zeiven begeerenO zeker het kan ons te moede zyn, het kan ons tegenloopen zoo zeer, dat wij het volle licht niet meer begeeren. Toch heeft het voor jaar aan elk menschenhart zooveeel bemoedigends te zeggen De Lente tooit alles in feestlijk gewaad Strooit bloesems op velden en dreven. Natuur is één bloemhof, de lavende dauw Wekt 't al tot verjeugdigend leven. Ach, waartoe voor mij al dat schoon en die pracht? 'k Vraag bloesem, noch dauwdrup, noch leven. Natuur is één bloemhof, de lavende dauw Wekt alleen maar mijn bloem niet ten leven. Wij mogen voor een oogenblik in zulk een stemming onzen weemoed uiten, de natuur leert ons, dat zij reiner, edeler en meer waard is, dan het fijnste gevoelende menschenhart. Op dan! Ruimte gemaakt voor onze welkome, vriendelijke gast. Weg met haardvuur en kachel stof- verspreiders, gezondheidsbedervers I Open onze ramen en deuren, schoon gemaakt en gelucht onze woning. Uit elkaar gejaagd de gezelschappen scharend om kletslafel of turfvuur. Zij wil niet tot ons komen, geen plaats nemen in onzen kring, voor wij haar hebben begroet daar, waar zij in stilte voor ons werkzaam was, ongezien en ongenood. Weg ook met stofnesten in hoofd en hart en ziel. Na lijden komt ver blijden. Op dan naar buiten en uit volle borst en welgemoed aangeheven het lied uit onze schooljaren Lieve Lente, schenk uw zegen. Vriendtijk voorjaar, kom, O kom! Strooi uw bloemen allerwegen, Breng ons gras en kruid weerom. 15 April. Woelige, vreemd-korte week van Paschen,waarin de «blijde verwach ting* alies blijft bebeerschen en men nog maar steeds weinig bespeurt van toenemende belangstelling voor de toch zoetjesaan naderende verkiezingen. Ook het Paaschcongres der S. D. A. P., te Rotterdam gehouden op '11, '12 en 13 dezer, heeft niet bijzonder veel beduid. Niet ten onrechte wees men erop dat in 's Rijks tweede koopstad ternauwernood een lokaliteit was te vinden, geschikt om al die «speech- gragen« te bergen,wat toont, hoe Rotterdam de plaats is van menschen, die meer van handelen dan van veel praterij houden Over het S. D. A. P.-congres kan ik zeer kort zijn. De Wijnkoop's waren weg; de atmospheer dus «gezuiverd* de vergadering zoo volgzaam mogelijk, het P.B. zegevierend over de gansche linie Toch hoorde men telkens't nadreu nen van afdrijvend onweer. Of de vooi boden van nieuwe uitbarstingen in de toekomst... Ik durf er geen oordeel over zeggen. Maar weet wel dat de vinnig sarcastische, telle Gerhard verre van broederlijk-vriendschappelijk stond tegenover den riog steeds opper machtigen mr. Troelstia, den «chef-partijgenoot,* zooals de heer Gerhard hem schamper-ironisch be titelde. En dat een Van der Goes, een Van der Waarden, de Marxisten al bun best deden om het Deventersch royement-besluit ongedaan temaken. Thans is 't nog mislukt! De S. D. P. moet «doodgedrukt", zooals mr. Troel stra zei. Straks zullen, misschien, en kele van de «afgedoolde broeders" terugkeeren binnen de kring der S. D. A. P Zal dan niet het vuurtje weêr lustig opvlammen?Voorzitter Vliegen, is, als stoeds, zeer optimis tisch gozind. Op naar de zege riep hij, bij het scheiden der markt, den getrouwen toe. Op mij heeft dit 15de Congres den indruk van kunst matig en tijdelijk herstelde rust, waar van straks 't zeer-tijdelijk en broos karakter zal blijken. Mr. Troelstra's voorspelling dat de S. D. A. P. dit maal een extra-glorieuse overwinning bij de stembus kan tegemoetgaan vindt ik zeer gewaagd... Intusschen nous verrons! De voorzitter der Kamerfractie heeft drie uren lang het Congres onder de suggestie van zijn woord gehouden en hij heeft de «lei ding" nog stevig; nog secuur en wel in handenBesluiten van ingrij penden aard zijn er te Rotterdam niet genomen. Alles blijft vootloopig bij »'t oude" en in Juni zal niet de leuze van het algemeeD kiesrecht, maar «de oeconomiscbe en politieke verheffing van de arbeidersklasse" overheerschend zijn. Het partijbestuur heeft echter «de vi ye hand" voor 't verdere. Men zal dus ook thans weêr «naarbevirid van omstandigheden" handelen. In dezen sociaal-democratischen kring is de groote quaestie der Staats- pensioneering genoemd onder in stemming der aanwezigen eene van «zuiveie belasting-techniek" dus niet van verzekering. De heer Scha per verklaarde echter,'tover dat punt met zichzelf nog niet eens te zijn. Ook in het vrijz -democratische kamp zijn de meeningen uiteenloopend. En verstandige menschen, als bijv. mr. Treub, wijzen erop dat men over de gansche zaak, de zeer-ingewikkelde, nog veel te weinig weet om er eene scberp-geformuleerde verkiezingsleuze van te kunnen maken. Wat niet weg neemt dat het gepraat over Staats- pensioneering als over iets dat straks wel kornen zal, tot Juni toe niet «van de lucht" is. Daarna als de stembus sen goed en wel opgeborgen zijn, hoort men er slechts te hooi en te-gras iets van Totdat de leuze weêr moet worden opgepoetst. Enzoo-voortsl. De uitspraak van het Bossche Hof inzake Papendrecht heeft natuurlijk niemand verbaasd. Ik blijf 't gevaar lijk achten als leeken de uitspraken van rechters gaan critiseeren, maar nog veel treuriger is't, wanneer leden der rechterlijke macht door hunne houding op de publieke zitting «voet" geven aan het toch reeds bij zoovele heerschend wantrouwen in de onbe vangenheid, onpartijdigheid, onzer ma gistratuur! De jongste tijdingen uit Den Haag gaven reden om te veronderstellen dat de groote gebeurtenis thans toch zéér dicht op-handen is De belangstelling is nu gansch-en-al geconcentreerd op het witte huis in bet Noordeinde, 't Oude «Hof" der Oranje's De «Maas bode" deeldo mede, dat het Koninklijke gezin zich vooi stelt, «in den loop der maand Mei reeds naar Het Loo te vertrekken." Moge die tocht onder de gelukkigste omstandigheden dan kun nen volbracht worden I Mr. ANTONIO. Met ingang van 24 dezer wordt de militie-tweede-luitenant C. W. E. n Hoek van het le bat. 8e reg. infanterie te Geertruidenberg, over geplaatst bij het 4e bat. van bet korps te Arnhem. 14) Nu hoorde ze het klagende blaten van een schaap en een vroom medelijden kwam een oogenblik in haar op. Naderbij klonk het, naderbij. Daar moest ze heen in de nabijheid van levende wezens, weg van die schuimbekkende zeemonsters, weg van dien schaterlach. „Klein juffie" klonk het. Radeloos stormde ze voort, tuimelde neer in een opening onder een ooverdoovend geblaat. Bij het aanbreken van den dageraad werd ze opgeraapt. Ze lag met beide armen om den hals van een halfdood schaap. Haar eene been was gebroken. Ze was buiten bezinning. Maar toen de papegaal weer begon te schateren ontwaakte ze en begon te schreien. Nu was het bepaald. Ze zouden te Kopenhagen blijven wonen. Ze gaven er elkaar onderling geen reden voor op. De zaak werd volstrekt niet bepraathet sprak als vanzelf. Want er was geen rijweg van Kopenhagen naar Weile en geen brug over de zee. Nachtdiender rönnesen die haar in alle3 voorbeeldig bijstond, zei wel dat het bij goed weer een heel pleizier was dien zeiltocht te maken zij schudden droevig het hoofd en legden hem het zwijgen op. Jane, die met haar been in een heele machine van planken en pinnen en ijzerdraad lag geklemd, mocht die woorden niet eens hooren. Want het meest was het juist om haar. Zij was het die er bijna haar leven en haar verstand bjj ingescho ten had. Tie en Klotilde zouden naar Weile terugreizen, om alles te regelen en de meubels te halen. Eerst was het plan het huis te verkoopen de procureur Mörk kon daar wel voor zorgen. Maar 't huis was toch om zoo te zeggen haar vaderland. Daar konden ze niet van scheiden. En met achthonderd rijksdaalders en wat zuinigheid konden ze best leven en het laten staan. Jelle viel het het moeilijkst den tuin te moeten missen Klotilde dacht het meest aan de kippen. Maar het moest zoo zijn. Te Kopenhagen kon men geen kippen houden, en wie zou 't ook ooit over zijn hart kunnen verkrijgen, om die onschuldige beesten even vreeselijk te laten lijden als Jane en de varkens. Tie moest tot eiken prijs de schermen met den Harz er op meebrengen. Die mochten ze niet vergeten. Tie zweeg maar stil, zoowel van te voren als later maar die lucht, die er over Weile hing, en de kleine ronde nette steenen in de straten! Nooit kou haar neus zich aan die Kopenhaagsche lucht wennen. Zjj vertrok eindelijk met Klotilde. Die maand van scheiding was voor alle vier als een nachtmerrie het ergst voor Jana en Jelle, die nu alleen op 't geld moesten passen. Maar ook die tijd ging voorbij. Het eenige wat ze later maar nooit konden begrijpen was, dat er in dien tijd niet iets ontzettends was gebeurd en haar gezichten niet veranderd waren. Het eerste wat Jane deed, toen ze zoover geko men was, dat ze met twee stokken kon loopen, was, het geld naar de bank brengen. De bank had dikke ijzeren staven voor alle ramen, in de breedte en in de lengte. Jane voelde zich veilig. Het geld werd op een spaarboekje geschreven, op naam van Martin Splüd. Daarna kochten ze een grafkelder op het Wester- kerfhof. Vervolgens huurden ze een étage op Ves- terbro, waar ze introkken. Van nu af noemden alle menschen haar: de meisjes Splüd. Eiken avond lazen ze de courant hardop voor, om beurten, alleen Klotilde uitgezonderd, die hak kelde zoo en kon nooit de n van u onderscheiden. Het laatst lazen ze het feuilleton, dat over de raarste menschen handelde, die zoo vreemd deden, maar er toch altijd goed afkwamen. Daarna kib belden ze over den inhoud van de krant en het vervolg van het feuilleton. Jane was als gek met al de bruiloften en be grafenissen alsof dat bet eenige was waar wat aan was. Tie werd er altijd kribbig om. Zo wist dat het alleen maar kwam omdat Jane den heelen dag in de Vioolsteeg zat en doodshemden festo neerde, want daar deden ze niets dan begrafenissen opsporen. Maar Jane deed nu maar net alsof ze er altijd zoo in geïnteresseerd was geweest. Tie vond het heel nuttig, al die narigheid, want dan leerden ze voorzichtig te zijn en op te passen voor paarden en wagens en brand en open ramen; Klotilde daarentegen schreide over de ongelukken, hoewel ze haar toch nooit een steek aangingen. Wanneer de courant geen nieuws van Jutland bracht, dan was hij vervelend, zei Klotilde en menig keertje draafde ze zonder eenige aanleiding naar de kip- penmarkt, om naar het gevogelte te kijken waar de vrouwen daar mee zaten dat herinnerde haar zoo aan Weile. Jelle zwolg letterlijk al de branden in Sinds ze begonnen waren met de Kopenhagenaar, had ze er minstens één iederen dag. En dat gaf zulke heerlijke droomen. Eén nacht droomde ze, dat ze in den toren van Babel stond en die stond in brand; maar op het oogenblik dat het vuur haar naderde sprong ze er af en vloog. De jongste tweelingen droomden altijd vreeselijk, hetzij dat het kwam door het Kopenhaagsche huis of de Kopenhaagsche courant. Door die courant kwamen heel wat rare dingen en gedachten tot haar, dat was zeker. De dagen gleden zoo langdradig voorbij, dan kwam er een Zondag en dan weer een en dan weer een. Klotilde volbracht de huishoudelijke plichten. Het spande er om, dat ze tijd kon vinden voor haar middagslaapje, zoo druk had ze 't. En toch spoorde Jane haar altijd aan, dat ze patronen zou haken voor een wolhandelaar en schold haar uit voor een slordevos, hoewel ze toch deed wat ze kon. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1