NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor do Provincie Utrecht. BENJAMIN No. 39. [•Zaterdag 15 Mei 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Oordeelen _over anderen. DE WEEK. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.69. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De mensch is geneigd dikwijls een oordeel over anderen te vellen zelfs op den eersten indruk. «Ooordeel niet, opdat gij niet ge- oordeelt wordet staat er in het Groote Boek der oudheid, maar zelden wordt hiernaar gehandeld. Oordeel niet voor dat het tijd is, dus weet of wacht!" De oude gevel spreuk is een van groote beteekenis en hoeveel leeds ware in de wereld voorkomen, hoeveel onheil afgewend, als ieder zich deze uitspraak indachtig was op 't oogenblik dat hij met ee n lichtvaardig oordeel een ander mis schien nameloos nadeel toebrengt Maar hoeveel schooner dan genoemde spreuk, die toch niet meer dan het allerredelijksteoordeel van den menscb, zijn de woorden van den grooten Stoïcijn Epictelus, als hij 't volgende zegt? «Baadt iemand zich zelden, zeg dan niet dat hij verkeerd doet, maar dat hij zich zelden baadt. Drinkt iemand veel wijn, zegt dan niet, dat hij ver keerd doet, maar dat hij veel wijn drinkt. Wanneer gij zijne beginselen niet weet, kunt gij niet oordeelen of hij verkeerd doet Van hoeveel wijze ingetogenheid getuigt een uitspraak als deze. Want in hoevele malen vellen wij vonnis, waar wij met een enkele getuigenis konden volstaan, hoevele malen oor deelen we, door voorbarige lust tot mededeeling, verkeerd over een even- mensch zonder één enkele reden, onheil stichtend zonder noodzaak. Die voorbarigheid in 't oordeelen, van de hand gewezen al door de eerst aangehaalde spreuk, boe wordt ze gevonnist door Epictetus uitspraak. «Zeg niet meer dan gij weet"! roept de oude denker ons toe, geef uw waarneming onvervalscht door uw meening. Immers hoe vaak is het gebleken dat de schijnbaar allerbeste waar neming onjuist bleek en wat moet dan wel de daarop gegrondveste meening wezen Doch zelfs daar waar de waar neming niet te kort schoot, schiet honderdmaal de beoordeelaar te kort als hij ze tot zijne meening verwerkt. Wanneer gij zijne beginselen niet weet, kunt gij niet oordeelen! Laat dat ons afhouden van elk onoodig vonnis over een medemensch zelfs daar, waar alle waarneming onze meening bevestigt, mogen wij niet uit het oog verliezen, dat aan die waarneming immer een goed deel ontbreekt, de innerlijke beweeg redenen. En hoevele malen zouden juist die er ons toe bewegen ons oordeel te wijzigen. De wereld is vol van voorbarige oor deelen veroordeelen noemen wij ze, als wij de onjuistheid inzagen en niemand schaL de schade daar door aangericht. De schijn kan ons zoo licht in het uiterlijke bedriegen En hoe dikwijls is daarnaar een oor deel geveld of een gevolgtrekking gemaakt. Wij zien twoe peren aan een boom hangen een groene en een gele. Wij zullen allen den gelen peer kiezen, terwijl deze van binnen wormsteking en de groene sappig en lekker is. Onder bet met lompen omhulde kleed van een bedelaar schuilt dik wijls een tevredener hart dan onder het prachtigste hermelijn. Karal V de machtige vorst in wiens rijk de zon nooit onderging, bekende toen hij in een klooster was dat hij daar meer genoegen had in één dag dan in alle jaren zijner heerschappij. Laten wij dus het groote woord van den Wijze uit de oudheid in de ooren knoopen en ons althans daar van oordeel onthouden, waar alleen ijdelheid of bemoeizucht onze drijf- veeren zijn. 14 Mei. Ik vrees, dat de heer Schaper zich niet zonder reden bezorgd maakt... namelijk: waar de vraag of de Tweede en erfgename van 1909. Een echte Kamer, van wie president Roëll niet »bof" voor baar, om te bereiken dat zonder moeite heeft gedaan gekregen dat zij tot Hemelvaartsdag zal voort- werken, a.s. Maandag wel Bveeltallig" zal blijken. Zal men de 50 1 halen Ik wil 't hopen voor het prestige, den »naam", de «nagedachtenis" van dit in den jare 1905 gekozen Parlement, welks ster vensure thans zoo nabij is!... Ik vermoed dat de napluizers onzer parlementaire historie later zullen glimlachen over den «ijver" die de heeien van het Binnenhof in het negende jaar der twintigste eeuw be zielde!... Maar ga eens na. De werkperiode 1904'09 is, door allerlei omstandig heden, onvruchtbaar geweest; althans: vrij mager. De lijst van «volbrachte werkzaamheden", die op sluitingsdag, in September, wordt overgelegd, moge lang zijn; daardoor voor sommigen imposant. Er is bier een contrast tus- schen «multum" en smulta"; tusschen quantiteit en qualiteit... Laten we ver gevensgezind zijn, en ook billijk. Er is o. a. geweest eene Kabinetscrisis, welke mr. De Meester c.s. van en mr. Heemskerk c.s. op het gestoelte der eere bracht... Zulk eene crisis brengt alles in de war. Doet alles weken en weken achtereen stop zetten. Heeft o. a. tengevolge dat er «tubularasa" of te wel scboone lei gemaakt wordt; dus: bergen papier, waarop kant en klaar uitgewerkte ontwerpen etc. naar de zolders derstaatsarchieveiïj worden gestuurd. Best, wij weien, begrijpen en zijn bereid tot insulgentie. Maar nu kan de Tweede Kamer nog maken, dat er «eind goed al goed!" van haar gezegd wordt. Door althans nog te behandelen, goed te keuren, het voortreffelijk-practiscbe voorstel- Lobrnan tot herziening van het Regle ment van Orde. Daardoor zal eene vluggere werkwijze der Kamers in de naaste toekomst mogelijk worden! Een ware zegen voor den lande!... 't Koste lijke, beste «legaat", door de Kamer- 1905 te vermaken aan hare opvolgster van haar door het nageslacht zal wor den gezegd«Deze doode bad hare gebreken, docb wij zullen haar toch in dankbare hulde gedenken!" Edoch, de literarisch en oratorisch aangelegde generaal Van Vlijmen, door de braven te Veghel naar het Binnenhof afgevaardigd vindt dat 't hensch te veel gevergd is om voor z'/j dag, lieve menschen nog toe beelemaal naar Den Haag te treinen, zich van zulke nietige beuzelarijen te derangeerenOch Heere, de reis is «zoo vermoeiend,' zucht de vrator-generaal, die in de verre streken van over zee gedurende afmattende dagmarschen immers zoo vaak «den dood onder de oogen zag" Aldus kan het in rustig-gevaarlooze non-activiieit van kapitein tot generaal «opklimmen' al zittend op mollig kussentje van Parlements-bankje tochjjden soldaat in den aller dapperste degeneeren Men ziet 'tl... Zooals ik zei, 't heeft strijd gekost. De h.h. Borgesius en Van Kol komen in 't vuur om het goede voorstel Lohman te redden. Zij weten hoe oneindig klein de kans is dat vlak na de groote verkiezingen er voorshands iets anders wordt gedaan dan: poliliekerij, spiegeivech- terij, voorpost-kamperijelkaar-bekij kerij Welk een warboel er is vóórdat men, eindelijk, tot geregeld werken komt, aangenomen, nog, dat «ie lendemain du bataille" het Kabinet Heemskerk onder de «nog-levenden" vindt. Want anders duurt het »em- braglio" minstens driemaal langer. Enfin, voorzittei Röell overwon met 30 tegen 25 stemmen verwierp de Kamer het voorstel-Van Vlijmen, de vermoeienis-schuwende, om Dinsdag niet te komen. En evenmin wilde zij weten van het denkbeeld-Schaper, om het voorstel-Lohman van de slot- agenda af te voeren. Slechts 47 van de 57 aanwezigen (angstwekkend cijfer) schaarden zich aan zijn kant. De heer Schaper had nog blijk van diep zelf-doorschouwen gegeven; mits gaders van scherpe kennis der hoofd feilen van zijne geestverwanten in en buiten de Kamer, door te zeggen: »'t Zijn de ontzettende redevoeringen, die ons in den weg zitten." Mogen hij, en zijn vriend Ter Laan, en al de anderen, die door Troelstra's zweep worden gedirigeerd, 't in hun oor knoopen We werken dus tot Hemelvaarts dag. Behandelen het voorstel-Lohman en de Achterstands-wetten, nog meer... Ik roep geen «heil" vóórdat we over de brug zijn,.. De Kamer denke aan haar «nagedachtenis" en make, dat er noch Maandag 17, noch Dinsdag 18, noch Woensdag 19 Mei '09 de allerleste zittingen, boeren, die hunkert naar uw «contact" met de kiezeltjesI -vanwege't inkompleet-zijn der «hooge vergadering" tot on tijdig— scheiden van de interessante politiek- legislalieve markt moet worden be sloten In deze zitting der afgeloopen week en in die van Woensdag j.l. heeft de Kamer haar zegel gehecht aan een stuk of wat door minister Talma voorgestelde, nuttige verbeteringeu in de Ongevallenwet (de minister van Landbouw enz. volgt het goede systeem van de Ongev.-wet bij stukjes en beetjes op te lappen, wat bij de gang onzer staatsmachine nog 't eenige is om iets tot stand te brengen I) en wijdde daarna vele uren aan de »zaak-Posno." Deze zaak is voor leeken op militair gebied voor menschen, die slechts eene vage voorstolling hebben van al de kranke en konkelarijtjes, speciaal m Indië gepaard gaaude met al wat promotie etc. van militairesamen hangt, duister en onbegrijpelijk. Majoor Posno, indertijd van Sulatiga naar Willem 1 overgeplaatst, beweert het slachtoffer te zijn van gruwelijk onrecht. Minister Idenburg noemt hem «een voortreffelijk Karin luEicliaëlis. 18) En een verhaal uit haar kindertijd schoot haar te binnen, van een klein meisje, dat een appel ge stolen had en zich in een donkeren kelder verstopte maar de Lieve Heer zag haar toch. Nee, ze kon er zichzelf maar niet toe krijgen, ze kon niet. Alleen haar handen dompelde ze onder. Jane kleedde zich uit, langzaam en waardig. Ieder kleedingstuk vouwde ze op net als's avonds. Daarop trok ze een klein wit slaapnetje over het haar en stapte ernstig en vastbesloten in de diepe kuip. Zij was meer in levensgevaar geweest. Haar geweten verhief haar boven alle vrees maar dat dacht zeals zij nu hier stierf, wie kon dan de verantwoording voor het kind overnemen? In het derde kamertje stond Jelle en keek ver bluft neer in 't water. Ze dacht aan Agnete, die naar den zeegod ging en nooit terug kwam. Die arme kleine Agnete! Het water was zoo zacht en zoo warm en zoo lekker, het wasemde zoo, dat ze den bodem niet kon zien. Het was bodemloos. Jelle stak er een vinger in, een teen, baar neus ze was kopje onder. Hè, zoo lekker I Ze kreeg lust heen en weer te schommelen, zich neer te vlijen en een dutje te pakken, een kort dutje. Haar oogen werden zoo moe „Jelle, ben je er in?" Jelle schrok wakker en kreeg haar mond vol water. Zóó na was ze aan 't verdrinken toe geweest. Zoo was het ook met haar gegaan, de mooie Tove, het liefje van den koning zij was ook in een badinrichting gekomen, maar zij was gestorven, ze was verbrand. Of ze in Weile zouden weten, dat er zoo iets in Kopenhagen was? Later kregen ze 't vreeselijk koud en hadden honger. Op den terugweg geeuwden ze onophou delijk. 's Avonds om zeven uur kwam de wieg. Ze werd midden in de kamer geplaatst. De ge zusters gingeu er om heen zitten. Ze probeerden het beddegoed er in en of ze goed schommelen kon. De kerkklokken luidden Pinksteren in. Klotilde nam het gezangboek en begon met haar zwak stemmetje en de anderen vielen in: „Van den hemel daalde de Heilige Geest de Heilige Geest Jane droeg hem naar boven. Jelle liep vooruit en nep: „Welkom, welkom!" Ze had de wieg met blauwe bloemen bestrooid, die net op blauwe oogjes geleken. Klotilde dribbelde achter Jane aan, alsof ze er op wou passen dat ze-hem niet verloor. Tie kwam waardig achteraan. Zij was de oorzaak van alles; haar droom. Haar droom! Jane stoof met den jongen van de eene plek naar de andere. Zij wees hem het heele huis de hangkast, de Bornholmerklok, alles werd openge maakt en van binnen bekeken. Klotilde had zich dadelijk bij de wieg geposteerd, ze kende drie regels van een oud liedje voor dat doel maar Jane duwde haar weg, zij kon 't zelf wel afl Het kind werd er in gelegd. Het uitgespreide armen hield ze de anderen weg, terwijl ze suste en sjuwde als een blaasbalg, die een smeulend vuur weer aan moet blazen. Jelle schonk de glaasjes in en ze dronken alle vier, elk harer klonk met het vijfde glas, dat Benny beteekende. Benjamin was de naam, die haar van 't eerste oogenblik af het natuurlijkst scheen. Jane zei zoo langs haar neus, dat ze 'm nu maar in moesten zwachtelen en versehoonen. Maar ze zag er zelf wat verschrikt uit. In 't gesticht had zij ze voorgelogen, dat zij heel dikwijls kleine kinderen verzorgd had. Alles stond immers in het boek en ze hadden 't immers met de sluimerrol geprobeerd. Maar de levende Benny was wat anders. Hij schopte. Het oogenblik, dat hij naakt op Jane's schoot lag, schoppende en kraaiende, was een wonder baarlijk moment voor allen. Met vereende krachten lukte het toch. Jelle was als verstomd ze had nooit gedacht dat eèn" klein kindje er zóó uitzag. Maar Tie keek bedenkelijk, likte aan een vinger en streek er mee langs het heele lichaampje. Toen de schemering viel, terwijl de anderen in bewondering verzonken waren over Benny's eersten slaap, sloop Jelle weg, om de illumineet glaasjes neer te zetten en vlaggetjes in de bloempotten te steken. Daarop stak ze de lichtjes op Jane was met stomheid geslagen door die blijde verrassing. Dat was nog eens een puik idéé, nu konden de menschen tenminste zien, dat er iets buitengewoons gebeurd was- Beneden op straat kwam er een geheele oploop voor het geillumineerde huis. Eu bijna stikkend van trots, rukte Jane het slapende kind uit de wieg en hield hem op voor het raam, midden tusschen de illuminatie. Toen riep er één beneden in de straat luid en duidelijk: Hoera! en alle vier herhaalden't „Hoera! voor Benny En Jane zag in dit hoerageroep een voorteeken een bewijs dat bij dat hij van hooge en voorname afkomst was! Elk van de vier gezusters voelde zich evenzeer moeder van Benny. En allen plaagde dezuigflesch in stilte. Want een echte moeder kon haar kind zelf voeden. En de erlei-ting klopte weer aan de deur hfi Jane. Ahfid als ze ha.ir lijf dich'knoopte, vloog de gedachte door haar heen, zoet en smauelyk ttgeiyk. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1