NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BENJAMIN iMo. 79. Zaterdag 2 October 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. WEINIG MEDEWERKING. DE WEEK. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door bet geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoonn». 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De politie en justitie vinden bij het opsporen van misdadigers zeer weinig medewerking en eerder worden deze in de uitoefening van hun vak be lemmerd, dan dat er een behulpzame band uitgestoken wordt. Toen vele jaren geleden te 's Gra- venhage een moord gepleegd werd op een onschuldig knaapje, welke euvel daad haar oorsprong vond in wraak gierigheid, duurde het zeer lang eer de hand op den dader gelegd kon worden. Men begon or reeds aan te wanhopen, dat de laaghartige moor denaar zijn welverdiende straf zou ondergaan, toen een onderofficier op merkzaam gemaakt door de duidelijke overeenkomst van lettervormen in de door de politie verspreide facsimiles van des moordenaars schrift en in het schrift van een zijner kennissen, den weg wees tot liet arresteeren van den dader. De gevolgen van deze aan wijzing waren voor den moordenaar zooals te verwachten was, doch voor den onderofllcier zooals men in de verste verte niet zou hebben kunnen denken. Velen namen het den jongen man kwalijk, dat hij de justitie van dienst was geweest, scholden hem uit voor een verrader en maakten hem het leven zoo onaangenaam, zoo moeielijk dat hij zijn toevlucht moest nemen tot het Indische leger. Doch ook daar was de man niet gevrijwaard tegen ruwe bejegingen en het eind was, dat hij met niemand omgang kon krijgen, ja. door een ieder gemeden werd. Dat was het loon van het publiek, dat zoo luid klaagt en jammert, wan neer misdaden ongestraft blijven en dat dom en brutaal genoeg is der politie verwijtingen te doen, wanneer ze niet of eerst zeer laat mag slagen in het ontdekken van misdadigers. Het is van algemeen bekendheid, dat het soms in onze hoofdstad zeer onveilig kan zijn door inbraken en diefstallen. En onlangs heeft men het eene moeder van het beruchte drietal «Trio" durven verwijten, dat zij geen liefhebbende moeder toonde te zijn, toen zij het geld dat zij van haren zoon kreeg bij de politie deponeerde. De vrouw zal zeker een hevigen strijd gevoerd hebben, eer zij er toe overging het geld aan de politie te geven, doch, daar zij zich te fatsoen lijk achtte om in verdenking te komen annex te zijn aan deboeven-handelingon meest de liefde van haar kinderen, die blijkens het wangedrag der twee zonen allertreurigst beloond werd, het ondeispit delven. Wij staan dus wederom voor het feit, dat het door velen als laakbaar beschouwd wordt, wanneer der politie aanwijzing gedaan wordt die leidt tot het gevangen nemen van individu's, die de veiligheid van geld en goed en leven be ireigen. Dat dit uiterst dom en onverstandig is ligt voor de hand. En het ergste hiervan is, dat de lieden, die het meeste rep en roer maken over zoo- genaam «verraad" aan de politie, ook de luidste keel opzetten, wanneer pla- gers van euveldaden niet gevonden kunnen worden. Dan wordt er zeer ongunstig geoordeeld over politie en justitie, dan wordt er goweeklaagd zonder eind en in alle gesprekken over misdaden zijn de worden: »de politie beteekent niets" schering en inslag. Het verkeerde oordeel dat geveld wordt over personen, die de politie op een goed spoor brengen bij het zoeken naar misdadigers, heeft tenge volge, dat velen, die werkelijk aan wijzing zouden kunnen doen, dit nala ten, enkel en alleen uit vrees voor een verrader aangezien te worden. Dit is inderdaad zeer treurig. Wanneer het rechtsgevoel van weldenkende menscben geschoikt is. is het ieders plicht er toe mede te werken het verbroken evenwicht te herstellen en dat kan gedaan worden vooral door hen, die de politie aanwijzing kunnen doen. Wie dit niet doet, wie zwijgt, waar zijn geweten zegt te moeten spreken, is al even gevaarlijk voor de rust en de veiligheid als de mis dadiger zeiven en hij toont bovendien weinig moed te bezitten daar hij| het oordeel van onverstandigo leden niet durft ta trotseeren. Wie de politie helpt in duistere zaken, bewijst de geheele maatschappij een grooten dienst. Over het algemeen kan de politie niet roemen over de medewerking van de burgerij. Neen, zij heeft veeleer te klagen over ruwe tegenwerking! Hoe vaak komt het niet voor, dat dienaren van den Heiligen Hermandad door het publiek bemoeilijkt worden, wanneer zij handelend moeten op treden Hoe dikwijls leest men niet, dat vechtersbazen of dronkaards bij arrestatie door eenige beethoofden ontzet worden. Hoe menigmaal wordt de bandelooze straatjeugd door onver standige lieden in bescherming ge nomen, wanneer de politie tegen haar optreedt. Hoe veelvuldig wordt de politie bij hare pogingen om rust en orde te handhaven of om voorge schreven verordeningen te doen eer biedigen of om misdadigers op te sporen, op allerlei wijzen misleid! 't Is toch inderdaad een grooto schande en het kwaad wordt er niet weinig door in de hand gewerkt. De taak van de politie is al niet gemakkelijk, moet zij nog zwaarder gemaakt worden door zulke domme tegenwerking? En ook: de rust en de veiligheid laten op onderscheidene plaatsen veel te wenschen over, moet dat door tegenwerking nog erger worden? Mocht eenieder toch zoo verstandig zijn, in te zien. dat alle burgers verplicht zijn mede te werken tot de goede orde der zaken in de groote maatschappij en dat het mede werken niet enkel bestaat uit het zich stiptelijk richten naar wetten en ver ordeningen enz. maar ook uit het steunen der pogingen van hen die krachtens hun ambt belast zijn met de handhaving der orde. 1 October. Het afdeelingswerk der Kamers van de Staten-Generaal ontsnapt aan de waarneming van bet «profanum vul gus." En zelfs wanneer 't achter den rug is; de «stukken" verschijnen, waarin dan de «sommige, vele, enkelo, onderscheidene en andere"leden hunne op- en aanmerkingen zien weèrgegeven, blijven ze voor den kring der oninge- wijden meer of minder doorzichtig- gemaskerd. Eind October, of begin November weerklinkt het «maskers af!" En dan vangt het spelletje aan, dat niet eer zal onderbroken, voordat men zich gereed maakt, in stad en op land, om de Kerstlichtjes te ont steken... Er is ai «brandstof" genoeg opge zameld om lustige vuurwerkjes te kunnen verwachten. Op de Gulpensche kies-tragedie doel ik nu niet eens. Voor allen, die van de Limburgsche dingen slechts matigjes op de hoogte zijn, blijft de «aflairo-Ruys" in nevelen der geheimzinnigheid verborgen. Zal de zoon des Limburgschen stede houders, na het parlementair onder zoek, c.q. na eene tweede verkiezing, als «ridder zonder vrees of blaam" in bet Binnenhofsch strijdperk terug- keereri...? Te hopen is, in elk geval, dat aan de weerzinwekkende mis bruiken, baccbanaliën e.t.q., die in 't zuiden des lands met verkiezingen gepaard gaan, eindelijk paal en perk worde gesteld...! Dat de Lehman- en Westmeyer- schandaaltjes weêr worden opgerakeld, is stellig niet onbegrijpelijk. Vreem der acht ik 't verstokt stilzwijgen van dr. Kuvper zelf. Dergelijke dingen, zijn ze eenmaal opgerakeld, te willen «doodzwijgen" is eene methode, die slechts tijdelijk kan baten. De vijanden liggen op de loer!... En onder de «vrienden" zijn er ook allicht een stuk of wat, bij wie de naijver zooveel krachtiger is dan de waarachtige-sym- pathie. Het gekakel over de vraag, waarom dr. Kuyper niet in deze of gene Kamer-commissie, als praeses of lid, is gekozen, vind ik even kinder achtig als onverkwikkelijk. Dr. K. wenscht zich thans ietwat op den achtergrond te houden, ook daartoe door zijn gestel gedwongen en afge scheiden van alle Lehman's ter wereld. Kalm afwachten, zonder fel-scbam- pere taal en zonder nutteloos-verbit- teren, is thans het waardigst. Maar op «meer licht" heeft ons volk, dat dr. K's vele superieure eigenschappen bewondert, recht. Voor de eer der anti-revolutionaire partij is 't leveus- quaestie, dat haar groote, officieele leider zich i. c. verantwoorde. Heeft dr. K. onvoorzichtig, ondoordacht ge handeld welnu, tegenover een als hij is past dan zekere vergoèlijkende lijdzaamheid; gedachtig, alweêr, aan het woord: «Wie uwer"... etc. Maar we moeten ten leste weteD, waar ons aan te houden, 't Zeggen is, dat de zaak bij Hoofdstuk II der Begrooting, post decoratiën, ter sprake zal komen in liet Parlement. Beter ware m. i., dat de heer Kuyper ons vóór dien tijd klaren wijn schonk. De begrootings-discussiën zullen, dit jaar, toch al «warm" genoeg zijn. In het socialistische hoekje heeft men, o a. voor minister Kolkman, zoo't een eD ander «in petto." President Van Bylandt moge zich pantserenAl- dadelijk heeft-gelijk verwacht werd de nieuwe voorzitter een prettig- gemoedelijken indruk gemaakt. Als de vriendelijk-minzame graaf-praeses nu ook een tikje luider spreekt ter zitting, dan zal speciaal de pers hem wel zeer innig erkentelijk wezen Inmiddels komen de nieuwe ont- werpjes toestroomenHinderwets wijziging (tegen de verontreiniging der openbare watoren), bakkers raden... 't Stapeltje begint al aardig te rijzen. Goede maatregelen zijn: de order, dat de ambtenaren der R. V. B. van hunne conduite-staten steeds zeiven inzage zullen moeten krijgen en ook Harin ILzTiclAStëlis. 36) Ze drongen zich om Jane heen, die met den brief in handen zat. Slechts des Zondags mochten ze hem lezen, ze zochten altijd naar zulke kleine straffen, die haar pjjn konden doen. Nu was de brief twee weken oud en toen was Benny er vier weken geweest. De brief scheen te leven, terwijl ze er daar mee zaten- Al de lieve woordjes, die hij toch schreef; ja hij was een voorbeeldig zoon Geen enkel verwijt! Klotilde bleef een eindje van de anderen af. Zoodra zjj den brief zag, begon zjj opnieuw te schreien; maar Jelle troostte baar. Het was immers dat, wat men toeval of noodlot noemde, en als dat in aanraking kwam met zulke slechte menschen als die daar aan de bank, dan liep 't altijd mis. Toen bekeken ze den brief. Benny had zijn kamertje uitgeteekend in de lengte en in de breedte. Eng en vreemd zag 't er binnen uit. De tafel was niets dan een houten klep aan den muur, en de stoel een zitting met vier pooten er onder. Er was een waterkraan, die Benny zelf open en dicht kon draaien. Maar wat moest hij nu met een spuugbak, hjj die geen spuugbakken uit kon staan? Aan den muur hing een klein bord, dat hem veel afleiding gaf. lederen dag teekende hij er op, of schreef een brief het geleek veel op Klotilde's keukenlei. Maar wat men de hangmat noemde, om in te slapen, dat was onbegrijpelijk. Voor zoover ze konden zien, had het ding geen pooten en geen matras maar hing maar je schommelen. Krap en op een zuinigje was 't allemaal, ais iemand als Benny genoegen moest nemen met hetzelfde hemd 's nachts als over dag. En niet eens een zakdoek, niet één, zelfs al was men verkouden zoolang men maar in de eerste klasse was! Dat was eenvoudig vreeselijk. Maar dat Benny, die zoo kieskeurig was met zijn zeep, zich met groene zeep moest waschen, dat was toch al te erg- In de tweede klasse kreeg men zeep en zakdoeken! Tweed klasse, net een jongen die op school ging. Over 't eten schreef hij helaas niets, dat was bepaald doodeenvoudig; maar ze wilden het juist zoo graag weten, omdat ze dan thuis hetzelfde konden eten. Het liefst wilden ze 't in allen deele net hebben zooais Bemjy; maar zakdoeken, daar konden ze onmogelijk buiten. Benny schreef dat ze 't zich niet aan moesten trekken, want hjj had het best. Iedereen was beleefd en vriendelijk voor hem, en met de mindere men schen, die er woonden, kwam hjj nooit in aanraking. Alleen maar in de kerk was men samen; maar daar zat je allemaal in je eigen hokje, zoodat de een den ander niet zag. De dominéé was erg vriendelijk en had in Holland gereisd en Rem brandt's geboortehuis gezien. In den beginne had hij moeite in slaap te raken door de koude, maar dat wende wel. En netjes was 't er. Over twee maanden mocht hjj bezoek ontvangen en hij ver heugde er zich in, zjjn vier blinde uilen te zien; maar misschien was 't beter als ze maar niet kwamenwant hjj was zoo leeljjk gekleed. Er was dan ook geen spiegel in de eerste klasse en, wat nog erger was, geen tandenborstel. Maar gelukkig zooveel water, als men maar wenschen kon. Wat was Benny toch altjjd attent omdat hij zoo leelijk gekleed wasl Jelle vroeg of zjj den brief niet eene week mocht bewaren; maar Jane antwoordde niet eens op die vraag. Weer slopen ze langs den muur, de eene achter de anderen aan, een heel eind. Dat er toch menschen waren, die het waagden er over heen te klimmen, je werd duizelig als je er aan dacht. Klotilde liep het laatst, alleen, met gevouwen handen en prevelde voortdurend met de lippen. Sedert ze ingezien had, dat zjj de oorzaak was van al die schandelijke martelingen, die Benny moest ondergaan, ging ze diep gebukt onder haar eigen domheid. Als lood zat die haar voor in 't hoofd en achter in haar nek. Maar hoe bitter haar dat ook hinderde, zjj kon haar toch niet zooals een oog uitrukken en van zich werpen. Zij moest aan Jozua en Jericho denken. Zeven malen liep men om den ouden muur en blies men, toen viel hjj om, en Jozua trok Jericho binnen, zooals de Heer bevolen had. Dat was een heerlijke gedachte. Nu liepen zjj zelf rond en nog eens rond, wel meer dan zeven malenmaar 't kwam natuur lijk 't meest aan op de bazuinen en op den wil des Heeren! Jelle gaf 't maar niet op, ze moesten Benny op de een of andere manier een groet brengen, vóór ze weer naar huis gingen een bewjjs dat ze bjj hem op bezoek waren geweest. Zjj herinnerde zich hoe haar vader zaliger ver teld had van den glazenmaker, die op de stoep fluit zat te spelen, wanneer Dobrunka in arrest zat. Maar wie bezat nu een fluit. Ja, een beetje zingen, dat konden ze; als Benny de melodie maar hoorde! De anderen vonden het een uitstekend planmaar toen 't er op aan kwam, konden ze geen van alleen een geluid over de lippen krijgen. Maar er was ook iets veel beter: den volgenden Zondag zouden ze een van de witte pijpen mee nemen en om de beurt blazen. Wanneer ze op de windrichting letten en het in 't middaguur was, zoodat Benny in zjjn eigen tuintje liep, zou 't al gek moeten loopen, als er niet een paar mooie zeepbellen bjj hem aanlandden. En dan kon hjj er toch nooit aan twijfelen van wie die kwamen. 't Was in 't laatst van November. Acht Zondagen hadden ze doorgebracht met om de gevangenismuren te dwalen van Oost naar West, van West naar Oost. Ze kenden de steenen in den muur als geduldige vrienden. Ze hadden geprobeerd met de witte pijp bellen te blazen, maar ze hadden geen adem genoeg, om ze flink groot te krjjgen. Op den negenden Zondag ontving Benny bezoek. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1