NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BENJAMIN Ho. 85. Zaterdag 23 October 1909. Acht-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. DE WEEK. Amersfoorfsdie Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 11. Telephoonno.69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 21 October. De opvolger van generaal Sabron als lid van bet allerjoligste Kabinet, dat Nederland sinds '48 beeft gekend (om van de dagen vóór dien tijd niet te spreken) is een echte, splinternieuwe «homo novus" in het Parlement. Voor bem geldt dus in volle mate de waar heid, dat een officier, aangewezen orn, als hoofd van Oorlog, met het Parle ment up to date in aanraking ie komen, een maximum van zelfbedwang be boeft, en voorzoover hij tot de «oudere militaire school" moet gerekend, her haaldelijk de gedachte in zich zal voelen rijzen, dat het lastigste uurtje van volle manoeuvres. vaak beslissend over car rière en promotie, toch nog idyllisch lijkt, vergeleken met dat zich moeten weren tegen de bedilzucht, de leeken- kritiek e. t. q. van de Tweede Kamer!... Bij de allereerste ontmoeting tus- schen Parlement en minister Cool, op 19 dezer, bij de behandeling van het ontwerp tot verhooging van de soldijen der militairen beneden den rang van officier, heeft men den beer Cool zeker niet gespaard. Intus- scben, 't was slecbts een zwak voorproefje van wat Z. Ex. kan te wachten staan zoolang hij de porte feuille van Oorlog heeft ie torsen, en bovendien was zijne «positie" uit den aard der zaak i. c. zoo stevig, dat bij zich van de soms schampere Thomson- scbe kritiek eigenlijk maar weinig bad aan te trekken. De heer Thomson erkende 't trouwens zelf, men stond hier feitelijk tegenover iets als eene «wet van Perzen en Meden". D. w. z. na de beslissing van Februari j.l. (al werd die nog zoo overhaast genomen) gold 't bier slechts eene logische, on vermijdelijke regeling! Maar bovendien, de heeren zullen weinig «vat" hebben op dezen minister. De heer Cool doet, naar bet uiterlijke, denken aan een Bergansius met ge- kortwiekten sneeuwknevel. Hij is de type van den bedaard correcten, vol maakt kalmen officier, die kort en zakelijk antwoordt op hetgeen men hem vraagt; niet abrupt, niet stroef kortaf. Droogjes, sober, beleefd. Gene raal Bergansius bouwde zijn zinnen met veel meer gemak en bad meer «temperament"; kon wel eens in vuur raken; uit militairen plooi schieten... Bij minister Cool geen sprake van dit alles! Hij is minder »dor" dan generaal Sabron, doch mist gelijk deze laatste alle eloquentie. Neigt over, zou 'k zoo zeggen, naar het Kool-type, doch de oud-commandant van het veldleger toonde, als kamer lid en als minister, het plooizaam- vriendelijke en joviale van een, die in kring van oude kennissen treedt, had de vlotte welbespraaktheid, waarover minister Cool nu eenmaal niet kan beschikken. Begrijpelijk is dat de strijdvaardige en speechlustige beer Thomson de verzoeking niet kon weerstaan om bij deze gelegenheid nog eens zijn oude grieven te doen hooren. De heer Thom son wiens lichtgrijs pakje tikje zomer-illusie bracht in de zaal, be schenen door zonnetje, dat, de wolken doorbrekend, via het glazen koepeldak de hooge vergadering bestraalde, is een zeer militant man, doch tevens zoo monter, zoo lustig, dat zelfs de felste tegenstander tot luisteren wordt bewogen... Nieuw was hetgeen bij tegen de soldij regeling inbracht met. En dat zijne «principieels bezwaren" sinds den jare 1905, toen hij ze met betrekking tot dit onder werp het eerst ter sprake bracht, niet gewijzigd zijn, we konden bet begrij pen. De vijf ton voor lotsverbetering van de »sous-ofl's," en van wie met hen gelijkstaan, acht hij weggeworpen geld. De kadervraag moet in haar ge- heelen omvang beschouwd en afgedaan. We hebben bier poover stuk- en peuterwerk: geen fiksch wezenlijke verbetering brengend plan. Het schep pen van twee klassen, soorten, van I onderofficieren-heeren met een, met twee knoopjes op de kraag Of met een stuk in de kraag I" riep er een uit den socialisten-hoek) al dit malle gedoe is uit den booze. Brengt ruzie, verdeeldheid, ijdelheid, vertoon (waarom niet van «aanslaan" gewaagd, insteê van «salueeren", vroeg kapt. Thomson en-passant)... En hij had nog meer grieven, kleinere «tech nische" van het tweede plan. Doch zijne voornaam-principieele waren sinds den jare 1905 ongewijzigd gebleven. Generaal Eland zoowel als de beer Ter Laan stonden wat die onderscheiding in een- twee- en geen- knoopsbeeren betreft, tamelijk wel aan Thomson's zijde. Maar de Arnhemsche afgevaardigde maakte de nuchter-verstandige opmerking dat er aan de zaak, zooals zij daar ligt, tocb niets valt te veranderen. Van dit debatje zal, voor 't overige, weinig blijven «hangen" Kapitein Van Twist met paedogogische statig heid het spreekgestoelte bezettend verdedigde de wetsvoordrachtbleek slechts het saamnoppelen van admi nistratie en instructie" af te keuren. Wat nu, brengt minister Cool tegen deze en meerdere grieven en bezwaren in?... Heel veel zaaks was't toch niet. De bekende bond van onderofficieren «Ons Belang" (wij weten 't immers) wil betere aanvangspositie en voorts: opklimming naar het criterium van anciënniteit. De heer Cool zegt: «Is 'tnu wel goed, dat die jongelui al dadelijk zoo veel duiten op zak krijgen?... Gaat dat niet voor een belangrijk deel naar de bierhuizen?... Gemoedelijk-vader- lijko verzuchting, derwelke glimlachjes bracht om neus-en-lippen van een Thomson, een Schaper en een Vliegen ook... Daarbij bleef 't. Heel het debatje had een zoo rustig-gemoedelij k karakter; miste, doordien men toch wist dat het ontwerp (hetwelk «frissche krach ten" en een «goed korps onder officieren" zal brengen, zooals de heer Cool verzekert) zoozeer alle «pikante atractie", dat 't eigenlijk eene op luchting was toen de presidiale hamer slag aankondigde dat Cool's eerste, Diet te zware kamp met eene bloede- looze zege was bevochten... Dienzelfden dag der hervatting van het parlementaire werk kwam de vrijz-democralische heer Patijn met z(jn voorstel om het ontwerp tot ver hooging van den drank-accijns van de agenda af te voeren, saam te koppelen met de beschouwingen over het finantiëel beleid der regeering. Ik herinner, in alle bescheidenheid, aan wat ik verklaarde te lezen op graaf Van Byland's trekken, toen er sprake was van dit ontwerp, hetwelk tusschen 19—25 October zou «gaan"... Ik meende toen iets twijfelzieks te bespenren en 't blijkt dat 'k mij niet vergiste. Op de hem eigen montere, fische wijze wees financier Patijn erop, hoe de verschuiving van deze zaak tot bij de Staatsbegrooting geen minuut uitstel van invoering behoeft te kosten... 1 Januari 1910 kan 't immers makkelijk. En de schatkist behoeft geen cent schaè te lijden De heer Patijn wil, enkel en alleen, den minister Kolkman vragen, of hij nu heüsch die 6 millioen zoo dringend noodig heeft, en zoo ja, waar voor?... De kleine, blonde man met het jeugdige, kleurige gelaat, de levendig-vroolijke oogen en het blond- studentikoze kneveltje, hij zegt dat alles zoo echt-leuk, dat niemand er iets «achter" zou zoeken. En toch, die «tegemoet komende houding" van den minzaamste aller Parlements- praesides, dadelijk bereid om het voor- stel-Patijn, hem sympathiek, den dag- erop in stemming te brengen... Dat, zonder hoofdelijke stemming, goed keuren van het uitstel lot bij de Staatsbegrooting... Een oud spreekwoord zegt van «Hebben is hebben en krijgen is de kunstMinister Kolkman zal 't zich, dunkt me, denkend aan zijne zes millioen, dezer dagen nog wel eens te binnen brengen. Nous verrous!... Voor minister Kolk man breken warme uren aan... De wijziging der Gemeentewet, tot het scheppen van nieuwe bepalingen betreffende de zekerheidsstelling door gemeente-ambtenaren heeft den pre mier Tbeodorus Gaudeus in zijne volle, geestige joligheid doen aanschouwen. Er ligt niet gering-beduidende hulde in de erkenning dat de heer Heems kerk de kunst verstaat om ook de aller dorst- en droogst-lijkende stof genietelijk te maken. En toch is dat zoo. Hij speelt, caramboleert, jongleert met zijne spitsvondige argumenten. Hij is een acrobaat in het debat. Heeft den zin voor snaaksche invallen van zijn vader geërfd, doch openbaart dien op modern-lustige, amusant-on- derhoudende wijze. Hoofddoel van dit onderwerp is het mogelijk maken van collectieve ver zekering voor de ambtenaren. Doch op de «onderdeelen" werden al aanstonds aanvallen gericht. Zoo bepaalt het onderwerp (in overeen stemming met art.I09dergemeentewet) dat de gemeente-ontvanger als zeker heid Vu van den ontvangst, doch min stens f'lOO, moet storten. Een amen dement der C. v. Rapporteurs wilde die zekerheid brengen op '/»o van den ontvangst, en op een maximum van f25.000 (het ontwerp steltf 40.000) Zeker de beeren Limburg en Ferf hadden gelijk, de borgtocht is sinds 1851 zeer beduidend gestegen, doch.de risico voor de gemeente niet evenzeer? Om nu eens 'n echt en typisch Heemskerkiaansche «mop" te citeeren, zij herinnert, hoe Z. Exc., al zwaaiend en zwiepend met zijn lorguet. wuivend met zijn blond grijze kuif en wapperend met zijn notitie papier, zei hoe «het amendement alléén voordeelig is wanneer het nadeelig is." De suggestie, uitgaand van den joligsten en scbrandersten minister van het negental '09 bleek krachtig: met ISZarin l^icliaëlie. 39) „Benjamin dat beteekent: de gezegende!" Maar dominéé herhaalde den geheelen naam. Hij keek nu Jane, dan weêr Jelle met uitvorschende blikken aan. „Zijn er anderen van dien naam in uw geslacht?" Toen boog Jane het hoofd voor een leugen. „Ja," antwoordde zij. Zy antwoordde voor zich zelf en voor de zusters en voor Benny. De dominéé vroeg niet meer. Ze spraken maar steeds voort, de een nam altijd de andere het woord uit den mond, maar zóó zacht achter haar zwarte sluiers, dat de dominéé scherp moest luisteren om de woorden op te vangen. Hy beloofde bij Benny's lijk te spreken. Buiten voor dominée's deur sloegen de zusters de armen om elkanders hals. Bij den koster kregen ze de vaste belofte voor de fijnste begrafenis met palmen en een dameskoor en met krip omwonden kaarsen. Hand aan hand als toen ze nog kinderen waren liepen ze rond. Jane en Jelle van den eene huur koetsier naar den ander, totdat ze vier koetsen met witte paarden hadden gevonden. De witte paarden moesten Benny naar 't graf volgen, als een laatste eerbewijs dat hem toekwam. Tegen den avond kwamen groote manden vol bloemen en groen, 's Avonds laat, toen het leven in de straten wat bedaard was, werd Benny in huis gebracht. De mannen, die hem gedragen hadden, gingen weer weg en de zusters bleven alleen achter in de groote stilte. Ze knielden neer om de zwarte gevangeniskist, en fluisterden hem toe, fluisterden en fluisterden, alles wat haar groote liefde haar ingaf. Haar armen breidden ze uit bm de kist. Door het ruwe hout heen, zochten ze zijn oogen, zijn voorhoofd, zy'n mond. Het deksel was er op vast gespijkerd; maar ze fluisterden steeds door in het schemer-avondlicht. Ze hoorden elkaar fluisteren het klonk als het ritselen van verdorde bladeren. Zelf wilden ze hem overtillen in de lichte eiken houten kist, maar de gevangeniskist was te zwaar voor hare zwakke armen. Ze dronken wat wijn om kracht te krijgen, maar haar armen bleven slap. Jane en Jelle vlochten slingers voor de deuren, Tie wond groen langs de trapleuning. Klotilde strooide bloemen op de treden. Zóó als Benny's intocht by haar was geweest, zóó zou ook zijn uittocht zijn. Dat was wel het minste wat ze konden doen. Op den zolder stonden nog de oude vetpotjes van dien Pinksteravond, toen Benny voor de eerste maal baar kamer binnengedragen was. Half opge brand stonden ze daar, in vergeeld papier gepakt een gelukkige herinnering. Ze werden nu voor den dag gehaald en om de kist gezet en opgestoken. Door het open raam zweefde de van bloemengeur zwangere zomeravondlucht zacht trillend binnen. Rijtuigen reden voorbij, rijtuigen die terugkwamen uit de bosschen ten noorden van de stad. Zonder dat ze er eigenlijk by dachten, begonnen ze allen te neurieên met haar zwakke kraakstem- metjes, al de wysjes uit die eerste dagen, terwijl ze maar steeds wonden en wonden, Benny ter eere. Jane zat met haar voet, alsof ze een wieg moest schommelen. Ze keken elkaar aan. Neen, ze schreiden niet. Ze hadden er niet aan gedacht te schreien. Voor 't laatst nam Jane het roode boek van het rekje en bladerde er hier en daar in. Zij vloog de namen door. Nbg was het tijd, indien de Heer het wonder wilde bewerken. Want het kon toch Zyn wil niet zijn, dat Benny in 't graf zou gaan met haar leelijken, bezoedelden naam! Voor het dag werd waren de lichtjes afgebrand, en de zusters zaten slapend om de kist heen. In de morgenschemering beproefden ze hem weer over te tillen, want haar krachten waren gedurende den nacht toegenomennu ging het. Zij jubelden bijna van vreugde. Om het hooge eikenhouten deksel hingen ze haar kransen met de breede witte linten. Elk harer schreef op de linten een woord van dank aan Benny, omdat hy haar alle dagen zijns levens slechts tot vreugde was geweest en nooit tot droefheid. Want de zorgen, die haar deel waren geweest, kwamen niet door Benny, die waren een rechtvaardige straf van den hemel, eene beproeving van den Heer. Op de witte zyde vloeide de inkt uit, maar ze wisten immers wat er had moeten staan. Later op den middag reed de met zilver versierde lijkwagen met zijn rouwpaarden vooraan. Daarna kwamen de vier rijtuigen met de witte paarden een rytuig voor elke zuster. Dat was het geheele gevolg. Pas voor pas net zoo langzaam als een lijk stoet in Weile, waar de burgers stil bleven staan om den doode te groeten reed de stoet door de straten naar 't Westerkerkhof. Zóó hadden de zusters het gewild. Thuis schonk Klotilde vijf glazen wijn in. Ze dronken onderling met het vijfde glas, dat was Benny. Het was juist tegen dien tijd dat de zon in Weile onderging met klokgelui. Jelle dribbelde rond en zette alle ramen open. De lucht was blauw; witte donzige wolken dreven bevend in den lichtrozen zonneglans en hoewel midden in een groote stad, hoorden ze duidelijk een haan kraaien. Op dat oogenblik dacht Jelle aan Elias, die om zijn groote vroomheid in een vuurwagen ten hemel voer. Zij kon een vuurwagen binnen zien stormen in de dalende zon. Zonder zelf te weten, dat zij hardop sprak, zei Klotilde „Nu hebben we 't maar gezellig en goed in ons huifje!" Maar Jane breidde hare armen uit in de leege lucht, alsof ze 't allerliefst wat ze ooit had bezeten omhelzen wou. „Ja, want nu hebben we hem voor altijd. (Wordl vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1