NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Scheta uil ie rectaal. J. P. IVJETZGER Jr., Tuinarchitect. Aanleg pan Buitenplaatsen, Parken, enz. No. 16. Woensdag 23 Februari 1910. Negen-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG NEDERLAND-VRIJHAVEN.1) Steniawag ZEIST. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant i ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters eD vignetten naar plaatsruimte. In de Decernber-aflevtrmg van de Revue Econorr.ique Internationale heeft de heer E. Baie de secretaris der Nederlandsch-Belgische Commissie, welker totstandkoming werd voor bereid door de krachtige propaganda enkele jaren geleden door bem ge voerd ten gunste eener nauwere aan eensluiting tusschen Noord- en Zuid- Nederland gewezen op de moeilijke positie waarin de kleine staten steeds meer worden gebracht door de alge- meene en commercieele politiek der groote mogendheden. De heer Baje meent, dat het belang der kleine staten eischt, dat zij zich aaneensluiten tot een economisch kar tel ten einde met grooter nadruk, dan eiken staat individueel mogelijk is, hun economische belangen te handhaven tegenover bun machtige concurrenten. Met name de kleine west-en midden euiopeescbe mogendheden zou hij wenscheri in dezen geest te zien samen werken. Wij achten het denkbeeld van den heer Baie niet voor verwezenlijking vatbaar, en ai ware dit anders dan nog zoude een kartel als door hem bedoeld ons om verschillende redenen niet wenschelijk dunken. Doch in den ondergrond zijner beschouwingen is toch een punt dat, inzonderheid in ons land en op dit oogenbhk, overweging verdient. In hetgeen hij schrijft over de moeielijkheden door het protectionisme der groote mogenheden berokkend aan het bedrijfsleven in Nederland en an dere kleine staten schuilt stellig over drijving. Wanneer hij bijv. opmerkt, dat de Scandinavische landen, van den afzet van hun landbouw- en zuivelproduc ten, sedert in Duitschland bet agra risch protectionisme den boventoon voert, meer dan voorheen op den Lon- denschen markt aangewezen,onze boe- li Met gebruikmaking van een hoofdartikel in de Hieuwe Courant van 5 en 6 Januari 1910. ren in de verdrukking hebben gebracht, bewijst bij daarmede geheel onkundig te zijn van de belangrijke en vei blij- dende ontwikkeling van onzen land bouw en veeteelt in de laatste 25 jaren. Zoo is er meer in zijn be schouwingen wat, althans voor ons land, niet met de werkelijkheid strookt. De achtergrond van zijn plan is, mag men zeggen, in beslist te donkerö kleuren geschilderd. Doch al is de economische toestand ten onzent, ondanks moeielijkheden die zich, hier trouwens niet erger dan elders, deden gevoelen, bevredigend en al ontwikkelt zich ons bedrijfs leven krachtig iü alle richtingen het is niet te ontkennen, dat de com mercieele politiek der groote mogend heden ons ernstige nadeelen heeft berokkend en dat het inzonderheid voor de kleine Staten plicht is zich duidelijk en beslist rekenschap te ge ven van de richting in welke ze bun economische ontwikkeling begeeren te sturen. Temeer gaat deze noodzakelijk heid zich doen gevoelen voor ons, nu wij hebben te rekenen met de moge lijkheid althans, dat eeilang ook En geland den weg gaat verlaten van den Viijhandel, langs welken het in de laatste halve eeuw (wat Chamberlain eu de zijnen ook over «relative Ver- elendung" mogen beweren) tot ont zaglijken rijkdom is gekomen. Nu de unionisten en conservatieven zich zóó beslist hebben verklaard voor «tariff- reform" in protectiomstischen geest en voor een nauwere aaneensluiting van moederland en koloniën tot een economisch zich zelf genoegzaam we reldrijk, is de invoering van een be schermend tarief in Engeland na een korter of langer tijd gaan behooren tot de mogelijkheden waarmede ernstig behoort rekening te worden gehouden. Indien de liberalen thans al den slag hebben gewonnen, het is toch niet te verwachten dat zij dit onafgebroken zullen blijven doen. Ons land wordt dientengevolge door den drang der feiten steeds meer gedreven naar een tweesprong. De beteekenis der keuze welke daarbij te doen valt, nopens de richting die behoort te worden ingeslagen, kan voor de economische en politieke toe komst van ons land niet licht worden overschat. De tegenwoordige regeering wil ons sturen met welk een ver bazingwekkende luchthartigheid is door de historie van het ontwerp tol belling van .30 opcenten op ons tegenwoor dig tarief wel duidelijk aan den dag gekomenin de richting der protectie. De tolmuren die ons land nu reeds omringen, moeten aan merkelijk worden verhoogd. Ons land moet, meer nog dan thans, zich afsluiten van het economisch verkeer met de andere landen, in de hoop, dat het in nieuwen bloei van de voor de eigen, kleine, markt werkende industrieën, vergoe ding moge vinden voor de moeilijk heden waarmede bet handelsverkeer met het buitenland beeft te kampen, en die wij zelf nog grooter zullen maken Het kan geen oogenblik twijfelach tig zijn dat, indien wij dien weg op gaan, de neiging reeds nu hier en daar bestaande om, in het Oosten of het Zuiden, economische aansluiting te zoeken, buitengewoon zal worden versterkt. Indien wij ons handelsver keer met do overige wereld moeten gaan bemoeilijken, zoo zal men zeggen, laat ons dan de grenzen van de »binnenlandsche« markt, waar onze beschermde landbouwers en nijveren bun producten vrij kunnen uitleveren toch zoo ver mogelijk uitzetten. En welk middel is daartoe meer doel treffend dan de economische grenzen in een der genoemde richtingen een voudig op te heffen? Een pleitbezorger der, tijdelijk schijn baar tot stilstand gebrachte, beweging in Duitschland voor de vestiging van een tolverbond tusschen dit land en het onze, Prof. G. K. Anton te Jena, schreef voor eenigen tijd volkomen juist: «de overgang van Nederland tot het beschermend stelsel, moet, door geheel Nederland. Levering der verschillende gewptfen tegen BILLIJKE PRIJZEN. wanneer hij nier\ gepaardn^Sat met toetreding tot he^ffltmbond, doch Nederland zelfstandig laat, zonder twijfel voor Nederland nadeelig blijken... In hoofdzaak een land van door voer en tusschenhandel, zou zijn bin- nenlandsche markt, wegens den gerin- gen omvang van bet rijk, en de klein heid van zijn be*olkingscijfers, niet groot genoeg zijn, om op den duur aan de nationale industrie een afzet gebied te verzekeren van voldoende grootte voor zijn ontwikkeling: de Nederlanders zouden zich daarom in hun eigen vleesch snijden, wanneer zij door een stelsel van bescherming bun nijverheid wilden trachten in de hoogte te werken.® De drang zou dan ook, indien de Regesring haar plannen kan doorzetten, vreezen wij, onweerstaanbaar worden om tot nauwe economische aansluiting met andere landen, betzij dan Duitsch land of België, te komen. En van onze talrijke ernstige bezwaren tegen die plannen is dit niet het geringste. Immers men zal niet kunnen ont kennen, dat een tolverbond, met wie ookgesloten.onze internationale positie ten eenenmale wijzigt, en niet van economische aard alleen blijven kan. Steeds meer zijn het economische belangen die de internationale politiek beheerschen en den ondergrond vor men van de groepeeringen der mogend heden. De Boeien-oorlog, de oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Spanje, die tusschen Japan en China en tusschen Rusland en Japan, het Fasjoda-conflict van Frankrijk en Engeland, en de Maiokko-affaue alle wortelen zij in oorzaken van economischen aard. En Eoniana-Russo schrijft dan ook terecht in zijn Traité de politique commerciale: «les causes des guerres futures seront des causes commerciales.« Mogen wij nu een handelspolitiek aanvanrden welker logische ontwikke ling ons voor zulke consequenties plaatsen zal? De historische lijn af breken langs welke wij een cultuur- peil bereikten dat, al blijft er op allerlei gebeid ontegenzeggenlijk veel te verbeteren onze begeerten stijgen met ons cultuurnivean en men zou waarlijk niet mogen wenschen, dat het anders ware onbetwistbaar toch zéér veel hooger ligt, dan een of twee generaties terug het geval was, en geenszius achterstaat bij dat van welk ander volk ook? Zelf aan leiding geven, dat wij zullen worden gedrongen uit het betrekkelijk isole ment, waarin wij ons tot dusver zoo wel bevonden, naar een plaats waar wij, veel eer nog dan thans, kunnen worden betrokken in den dreigenden strijd der mogendheden? Ons dunkt het antwoord op deze vragen niet twijfelachtig. Men moet, veel meer dan nog regel is, de beslissing welke op bet gebied der handelspolitiek ons eerlang te nemen staat, gaan beschouwen met het oog op het perspectief dat zij opent. Dat eener zwenking in protectionistische lichting hebben wij getracbtteschetsen. Daartegenover achten wij den besten waarborg voor de handhaving onzer onafhankelijkheid, voor het behoud ook van ons koloniaal bezit, gelegen in het volgen eener wezenlijk vrij gevige handelspolitiek, welke vreemde volken niet bemoeilijkt in het econo misch verkeer met bet onze, doch Inbreker. De gratificatie. Toen hij zijn voeten langdurig en zorgvuldig op de gangmat had ge veegd z'n nieuwe parapluie in de kast geborgen... Lize was woedend als-ie de nonchalance beging om het ding in den standaard te laten slingeren...1 waar de eerste de beste 'm kon weg- 1 gappen... toen hij zachtjes z'n huis kamer binnentrad... Lize hield niet van dat rumoerige blnnenloopen, j daar schrok ze altijd van... toen reeds1 had meneer Yan Doom duidelijk ge merkt dat 't met Lize niet pluis was. En schoonzuster Marie, die altijd Donderdags met de wasch, en zoo, kwam helpen, keek hem eventjes van ter zijde aan; met van die stijf-saam- geknepen lippen... Hij wist er alles van. Ging kwasie schommelen in brieven, die hij uit z'n binnenzak haalde. Zei maar niets. De pendule wees op tien minuten voor halfeen, maar van koffie was niks-te bespeuren. Rustigjes floot meneer Van Doorn een deuntje tusschen de tanden... Heèl zachtjes... Zoo-iets van: L'amour est enfant de Bohème... I" Merkte niet eens, dat Lize hem eem paar maal venijnig had aangekeken. Opeens zag-ie dat Maria hem wenkte «Fluit toch zoo niet... I Ze merkt immers dat 't weêr..." En hij knikte verschrikt. Herinnerde zich plotseling dat hij nog iets in z'n overjas had laten zitten... 't Werd hem angstig-te moede... Hij bleef zoo lang mogelijk weg, uit de kamer, dacht een oogenblik of-ie niet zou doen alsof er gescheld werd... Dan zelf gauw open maken, voordat Jans van boven kwam tippelen... Dan hard praten... Iets zeggen van: «Zeker, hoor, ik kom direct...I onmiddellijk...!" Verbeeld-j e,een boodschap van 't bureau, van den hoofdcommies, dat een stuk zoek was... In vredesnaam maar 'n pasje nemen... In een kwartiertje terug... Weeklagend van dat ze een mensch toch nóóit met rust kunnen laten... Maar hij durfde 't niet aan. Op dat uur liep Lize aanhoudend door 't huis— 't Was niet te wagen. En daar hadt je Jans al... Hij terug naar de kamer. En met dat meneer Van Doorn binnen komt, brandt Lize zich, in d'r nijdigheid, aan het spiritns-lichtje. Vlugt Marie met melk naar d'r toe om het wondje te betten... Duwt Lize haar terug- De koffiepot omgekanteld. Hij mannie, bevend van schrik... Allerlei zonder linge draai- en tast-beweginkjes makend met z'n zakdoek, met een stoffertje, met een potje uit het olie- en azijnstel- Maar Lize had zich al geholpen. Doekje om gewonden vinger gestrikt. Hij, wettige echtgenoot, wilde haar vertroostend over een wang aaien. Hij deed het heel-schuchter en bangig aarzelend— «Is 't over poesje?..." Maar hij kreeg een por, een snib- duw, dat meneer Van Doorn tegen de tafel aan-waggelde— «Jelui maakt me dol I" schreeuwde Lize «gèk zul-je me nog maken... Ik verdraai 't! Ik geef er de brui van! Snijd zelf maar je brood, hoor! Ik eet geen stuk. Jelui kont 't voor mijn part allemaal gebruiken— Geen stük door mijn keel!" En de deur van de woonkamer bonkte dicht. Ze hoorden haar naar boven, naar de slaapkamer gaan. Weêr dreun-bonkte 'n deur... Een sleutel knarste in slot...'t Was stil. Marie en hij, zwager, stonden elkaar aan te kijken. Hij ging zitten, met afgepaste beweginkjes, sluipend op z'n teenen naar z'n stoel, elk geluid vermijdend... Beseffend, welk een orkaan nu elke seconde kon losbarsten... Als Lize eens naar beneden kwam stormen. 't Rammelde in zijn maag. En hij smachtte naar een slokje koffie. Marie zag 't en had er mee te doen... Wees naar het brood... Zou ze een boterham voor 'm Maar hij maakte een be weging van iemand, die afgrijzen wil uitdrukken over voorstel... Liever zou hij zich door honger laten verschroeien dan 'n boterham te eten terwijl zij, Lize, niets gebruikte... Hij ging naar het raam en haalde zich toch schamend voor schoonzus, zijn portemonnai voor den dag. Telde na wat erin zat— Elf centen... Niks meer? Een pasje van de tram... Een verloopen kaartje Een bonnetje uit'n winkel... Ja, waar achtig nog een dubbeltje I En hij rekende nabroudj e met kaas, kopje-cacao... Neen, zou niet gaan. Op bureau had-iegeen kruimeltje tabak meer... Zachtjes borg hij z'n beurs weêr weg. Stond met verdrietig gezicht, duimen over elkaar te draaien, zoo om-en-om. Hij was duizelig van den honger. Van acht uur af niets gegeten- En nu weer pennen tot half vijf... 't Was haast tijd om naar 't bureau te gaan— Bij een bakker maar een zakje van dit of dat halen... Stilletjes op peuzelen... Dat was 't eenige. En ter wijl hij luisterde of Lize zich niet bewoog... Hij veilig-en-wel zou kunnen gaan- Voelde meneer Van Doorn eensklaps iets kouds, iets glads en hards in z'n hand— Schoonzusje, die natuurlijk alles wist en begreep, stopte hem een riks toe... Hij woü, met zeker vertoon van verontwaardiging, weigeren. Maar ze knikte hem zoo goedig, zoo vrinde- lijk toe... Met zoo'n gezicht van: och mensch, wees toch verstandig. Wij hoeven toch geen complimenten te maken met elkadr, hè?... En visioen van half-biefstukje, met potje-bier kwam hem vóór den geest— In z'n maag kermde 't weèr... Hij sloop de kamer uit, schoonzus dankbaar toe wuivend; gebarend, tot Marie, van: ja, maar je krijgt 't terug, hoor I... Op die voorwaarde neem ik 'tdanl— Weèr knikte zus glimlachend. Wenkte

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1