NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. PRAATJES. BINNENLAND. No. 23. Zaterdag 19 Maart 1910. Negen-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Door ongesteldheid van omen correspondent kunnen wij tot ons leedwezen onzen lezers ditmaal geen politiek weekoverzicht aan- DE DEDUCTIE. FEUILLETON. DE INVASIE DER DÜITSCHERS.j -A~ T. 3Dvj.clxatea,-u.- i Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nimmer! 3 Cent. ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 09. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het is een algemeen bekend feit, dat er op de meeste plaatsen en ook in onze gemeente veel «gedaan" wordt aan praatjes. Bij velen moet ieders handel en wandel de revue passeeren en als er iets is. dat de afkeuring verdient van sommige «wijzen" dan is er geen sprake meer van of binnen eenige dagen worden de treurigste dingen verleid, de meest walgelijke voorstellingen gegeven van handelin gen, die welbeschouwd niet het minst te betichten zijn. Men verbaast er zich over, hoeveel nieuwtjes van allerlei aard er al niet rond gaan. De een schijnt alles van den ander te weten en bij het over brengen van al dat belangrijkswordt ten opzichte van het kwade een goed gebruik gemaakt van een sterk ver grootglas en ten aanzien van het goede meestal van een omgekeerde verrekijker. Vele lieden zijn bepaald speciali teiten op het gebied van te sprekeu over beuzelingen van een ander. Vele vrouwen hebben het zeer ver gebiacht in de kunst van eigen zaken te ver- waarloozen, ter bespreking van elk nieuwtje van den dag. In één woord, ze vei knoeien den tijd aan praatjes, waarmede zij een ander kwetsen en zich zeiven vernederen, 't Is bekend, dat in sommige kringen onaange naamheden ontstaanzijn.dat tusschen harten van enkelen verwijdering kwam, enkel en alleen door praatjes. Er worden flauwe en niets beduidende tijdingen ontvangen en bevoordeeld; ze worden schouderophalend vernomen eindelijk komen zij aan den rechten man en worden zoo verwerkt dat de boosheid des harten zegt «iets zal er wel van aan zijn," rneri noemt geen hoe enz. En bet einde van de historie, er ontstaat twist en tweedracht haat en nijd en zoo doet deze vijandschap veler levensgeluk diep treden, ja soms verwoesten. Meen niet, dat het enkel zoo gaat in kleine dorpen, bij de boeren, wanneer zij bij elkander komen »buurten«, neen ook in kringen bij lieden, die ontwikkeld heeten, in de salons der hoogen, hebben praatjes veel macht en een onheiligen invloed. Velen staan onder den invloed vari praatjes velen lijden door praatjes, in veler kring kwam ontbinding door praatjes, in vele huizen en families kwam verwijdering door praatjes, op bonderden plaatsen vloten tranen door praatjes, zoodat datvvooid «praatjes", wat zegt Het voeren van en hooren naar praatjes is een bewijs naar onze meening van gemis aan verstandelijke ontwikkeling en aan een goed en edel hart. Die inderdaad ontwikkeld is, heeft behoefte aan omgang met personen, die liefst hun gesprek laten loopen voor zaken van algemeen belang, die hebben een afkeer van heden, die altijd een anders daden en handelingen beoordeelen of veroordeelen. Die een goed en edel hart heeft walgt van praatjes, want het is hem afkeer wekkend. dat veler rust verstoord wordt door ziekelijke bemoeizucht van enkolen. 't Is verbazend wat er alzoo in kringetjes van praatgragen behandeld wordt en hoe soms uren besteed worden aan zout9looze en eer kwaad- dan goedstichtende gesprekken. Met ijver vuur en gloed wordt er verteld, ge luisterd, aangevuld, gefantaseerd en verondersteld en als de een afgehandeld is, wordt de ander bij den kop ge nomen. Er behoeft er maar één te beginnen en klaar is de boel. Het is b.v. bekend, dat de heer X zijn equipage heeft afgeschaft en nu de redenle 't zal wel zijn door armoede of door geldgebrek, 2e ver klaring, geen wonder hij leefde te groot en had veel voor zich zelf noodig, 3e eerdaags zal er wel meer verkocht worden, enz. enz. De heer X wordt van alle kanten bekeken en eer 2 etmalen verder zijn doen allerlei praatjes de rondte, die soms niets te beduiden hebben, doch daarentegen soms zeer grievend zijn en diep kunnen kwetsen, 't ls zeker jammer en treuiig, doch zoolang er menschen gevonden worden, die te dom zijn om over iets goeds te praten of die eene brandende begeerte heb ben om allerlei beuzelingen over een ander te vernemen en te verspreiden en die in hun hart, wat men noemt naastenliefde missen, zoolang valt er door weldeukendeii te treuren over slachtoflers van praatjes. Johanniterridders naar Jeruzalem. Uit Berlijn schrijft men aan Het Vad: Aan den pelgrimstocht van den Heerenmeester der Jobanniterorde Z. K. H. Prins Eitel Friedrich van Pruisen, zoon des Duitschen Keizers, naar het Heilige Land. tot opening van het gasthuis der Sint Jansheereri en van de daaraan verbonden Hemel- vaartkerk op den Olijfberg te Jeruzalem, zal uit Nederland worden deelgenomen door de Jobarmiterridders jhr. mr. A. van Daehne van Varick, baron VV. Taets van Amerongen van Wouden berg en graaf W. van Rechteren Limburg. Genoemde plechtigheid zal plaats vinden op 9 April a s. De Prins Willem II. De directie van don Kon. West- Indischen Mail heeft door bemiddeling van het ministerie van Buitenlandsche zaken het navolgende bericht ont vangen van den vice-consul der Neder landen te Lorient In zee bij Belle Isle (Westkust van Frankrijk) werd opgevischteen redding boei, dragende het opschrift: «Prins Willem II in Amsterdam'' en een sloepriem, gemerkt «Piins Willem II", terwijl voorts op het eilandje Hoedic (in de nabijheid van Belle Isle gelegen) is aangedreven een zwart bord waarop in witte letters het navolgende ge schilderd is: Roercommando. In dien gecommandeerd wordt Bakboord uit Stuurboord uit welk bord eveneens tot de inventaris van een onzer schepen behoord moet hebben. Hoewel uit het aandrijven van deze inventaris-artikelen niet direct de conclusie mag getrokken worden, dat het s.s. «Prins Willem II« vergaan is, omdat het alle losse dekartikelen zijn, die bij slecht weer betrekkelijk spoedig over boord kunnen geraken, zoo geeft het zeker aanleiding het vermoeden uit te spreken, dat het ergste te vreezen is. De lijst van de equipage van het s.s. «Prins Willem II«, kapitein J. W. van Slooten, luidt: le officier W. K. de Groot, 2e officier H. O. Friedrich. 3e officier J. G. G. Jongman, le machinist A. de Wege, 2e machinist F. L. Kelders, 3e machinist M. Ker- sloot, 4e machinist R. Meijer, genees heer L. Vrind, hofmeester F. v. d. Ben. 2e hofmeester A. van Leiden, linnenjufliouw G. M. Buijsman, chef kok J. Noordenbos, 2e kok J. H. J. Foulloir, kokjongen D. Hermandez, bediende 2e klasse H. H. Lugten, bediende salon K. M. Tatgenhorst, bediende Pantry M. Hermandez, boots man W. H. van Leeuwen, timmerman L. Biesbrouck, lampenist D. Lepplaa, matrozen D, Roda, Warner Bakker, G. Hofker, S. Wiebenga, C. K. Kuyper, J. Sparrius, licht-matrozen T. Vogel zang en S. Postma. donkeyman J P de Vries, le stokers Josef van Uiter en J. Rooijer, 2e stokers Jan de Jong, L. Vormer, P. Cuales, trammers J. Laher, J. Crips, O. Koerman. Nader verneemt het Hbld., dat aan de Fransche kust is aangespoeld een kist, afkomstig van de ladang van de Willem II. Daardoor wordt de waar schijnlijkheid van bet vergaan van bet schip wel droeve zekerheid. Een belangrijke vinding. Door den heer J. H. Heijntjes, schoenmaker van de 3e compagnie wielrijders te Breda, is, volgens de »N. Ct.'\ een belangrijke vindiDg Het betreft een nieuw soort van schoen, of eigenlijk een nieuw soort van schoenzool. Het nieuwe bestaat daarin, dat de zool niet meer uit één stuk wordt gemaakt, maar tbans bestaat uit drie smalle reepjes dik leer, waar de eigenlijke zool onder wordt geschoven en met een drietal schroefjes wordt vastgehouden. De drie reepjes, één neusstukje en twee zijstukjes, bebben weinig te lijden en de eigenlijke zool, dat gedeelte hetwelk het meest aan slijtage onderhevig is, kan telkens gemakkelijk worden vernieuwd. Boven dien heeft deze «bezuinigingsschoen" een lederen, draaibare hak, waardoor ook van dat gedeelte de slijtage belangrijk wordt verminderd. Bij bet leger zijn reeds proeven met dezen «bezuinigingsschoen" ge nomen, verleden jaar te Vlissingen en te Middelburg met 10 paren, welke proef zoo goed heeft voldaan, dat zij thans met 100 paren zal worden voortgezet. Deze schoenen zijn bestemd om in beproeving te worden gegeven aan miliciens van de lichting 1910, die bij de tiajaarsploeg zullen worden ingedeeld. De vermiste knaap. Met een z.g. sleepdreg is door de politie te Zeist hel bassin en het kanaal der Utrechtsche Waterleiding maatschappij afgedregd in verband 1) dook I. Een gordel van groen en bloemen omgeeft het oude, aristocratische i Utrecht, De wallen en bolwerken, welke vroeger de stad voor een vijan delijken inval beveiligden, zijn sedert lang in een lustoord herschapen. Waar eertijds de Sticht9che knechten, gilde- broeders en vreemde huurlingen ach ter stevige muren gereed stonden op een wenk van hun heer en meester zijne rechten te verdedigen, voor de beveiliging van huis en haard of de herwinning der verloren vrijheid te kampen, vindt men thans sierlijk aan gelegde wandelpaden, zich kronkelend als de oude vestinggracht, die nog den vorm behouden heeft, waarin zij voorheen langs de wallen stroomde. De geurende bloesem aan heesters en boomen, de pas ontloken bloemen, het het frissche groen, 't heeft alles een eigenaardige bekooring voor den wan delaar, die op een stille lente-avond daar verpoozing zoekt. Yer daar buiten buigt zich thans een rij van forten om de stad, een deel uitmakende van de Nieuwe Hol- landsche waterlinie, waarachter de oude bisschopsveste bij een vijandelijken aanval zich zeker even veilig zal bevinden, als vroeger achter hare bolwerken. Op een namiddag, in den aanvang van de Meimaand, schreed een jong man, van een grooten New-Eound- landschen hond vergezeld, langzaam naar de zijde van de Maliebaan door het plantsoen. Zijn donkere oogen tuurden nu eens scherp voor zich uit, als zochten zij iets te ontdekken, en richtten zich dan weder naar den grond. Als in droomend peinzen ver zonken, waaruit hij soms met een lichte ontroering ontwaakte, vervolgde hij zijn weg, zijne schreden richtende naar de woning van haar, die hem boven alles lief was. Edmond van Rodenburg Doctorandus luidde de visitekaart van den jongen man. Zij, die persoonlijk met hem bekend waren beweerden, dat Edmond onvermogend was, en aan een wel willend oom zijne opvoeding had te danken. Als knaap was hij uit Indië naar Hollaud gekomen en had kort daarop zijn vader verloren waardoor hij hulpeloos in de wereld achterge bleven zou zijn, indien niet de goed- hartige oom zich zijner aangetrok- ken had. Oom Willibald had echter een half dozijn nakomelingen, en kon dus Diet veel meer voor Edmonds toekomst doen, na hetgeen hij thans reeds aan zijne opvoeding ten koste gelegd had. Bij een bezoek, dat de jongman dezer dagen aan dien oom bracht had hij hem zijne meening over een voorgenomen engagement gevraagd en tot zijn leedwezen daarop een ver van gunstig antwoord ontvangen. «Jongen", had oom Willibald gezegd, «verliefd zijn is heel aardig op uwen leeftijd, ik weet dat bij ondervinding; doch mijn waarde, denk eens aan je toekomst. Wat kunt gij uwen vrouw meer aanbieden, dan een goeden wil en de onbeduidende som, die ik voor U heb afgezonderd." Oom had verder met overleg en takt gesproken, zich moeite gegeven de juiste woorden te vinden om zijn pupil op de meest kwetsbare plek te treffen, zoodat Edmond, hoe ongaarne ook, gedwongeD was te erkennen, dat zijn voogd gelijk had. Zelf thans inziende, dat een huwelijk met het meisje zijner keus onder deze omstandigheden onmogelijk was, had Edmond zich op weg begeven om zijne voorloopige verbintenis te verbreken. Die gaDg viel hem echter zwaar; zoo met een enkelen slag zijn geluk te moeten vernietigen aan hare verwachtingen den bodem te moeten inslaan, haar te moeten zeggen; Bertha, mijn dierbare, lieve Bertha, ik had U nooit van liefde moeten spreken, want ik bezit niets om U gelukkig te maken. Nog vele, zeer vele jaren zullen er helaas voorbij gaan, aleer ik U een te huis kan aanbieden, en onder deze omstandigheden mag ik uw lot niet aan het mijne verbinden. En hij wist het, dat er bittere tranen zouden vlieten; hij wist, dat zij hem oneindig liefhad maar hij mocht thans niet kleinmoedig terugtreden. Een hevigen strijd had hij met zich zeiven gestreden; 't had hem moeite, ontzaglijke moeite gekost, na het bezoek aan zijn oom, zich zeiven meester te blijven en niet weder in j de vorige zwakheid terug te vallen, de zucht zich weder aan de begoo cheling over te geven en de nieuwe luchtkasteelen op te trekken, te be- heerschen door het gezond verstand. Wel pijnigde hem de gedachteWan neer gij haar dan binnen een jaar, een half jaar misschien, aan den arm van een ander ontmoet, hoe zal het U dan te moede zijn? en een huivering voer hem bij dit denkbeeld door de leden doch hare liefde voor hem was zoo innig, dat hij niet kon ge- looven, dat Bertha ooit een ander zou kunnen beminnen. Hoe menigmaal had zij hem dit zelve niet verzekerd I Maar was dat geen waan van haar? Toch klemde hij zich als een wan hopende aan die gedachte vast. Zij zal mij trouw blijven; eenmaal mis schien, als ik praktijk heb Weder die dwaze hoop, welke toch nimmer vervuld zal worden. Mocht een an der doch zij zal geen ander nemen, al wordt zij gevraagd." Onder deze en dergelijke gedachten was Edmond het huis genaderd waar Bertha's ouders woonden. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1