NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor ie Provincie Utrecht.
Schelsttn uil de rectaal.
No. 32.
Woensdag 20 April 1910.
Negen-en-dertigste jaargang..
VERSCHIJNT WOENSDAG ER ZATERDAG
DE LENTE.
BUITEINLANL}.
J. P. METZGER Jr., Tuinarchitect.
Steniaweg ZEIST.
Aanleg van Buitenplaatsen, Parken, enz.
FEUILLETON.
Amersfoor
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het gekeele Kijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Met vreugde zien wij elk jaar het
lengen der dagen en juichend klinkt
dan in ons binnenste: De lieve lente
nadert
Wij zien den sturen winter met
vreugde vertrekken als iemand, dien
wij best kunnen missen. Steeds won
nen wjj en kregen moed die koude
dagen te doorworstelen, omdat wij
wisten dat een schoon verschiet ons
tegenlachte. De gedachte, de zekerheid,
dat op die dagen van guurheid en
koude, tijden van zoetheid en zachtheid
zouden volgen stemde ons tot blijd
schap.
Heerlijke voorjaarstijdHoe wekt
gij zoete hoop en blijde verwachtingen
bij ons op! De zonnestraleu nemen
steeds meer en meer in kracht toe
en dringen door in onze vertrekken.
Alles in bosch en veld, de ontlui
kende plant, het dartele vee, alles
roept ons toe, alles spreekt tot onsont
waakt uit uw winteislaap!
Voor een opmerkzaam toeschouwer
is de natuur altijd schoon, zelfs in
den barren wintei tijd. Beschouw een
dennenbosch, waarover een sneeuw
kleed ligt, 't is indrukwekkend; be
schouw de ijsfiguren op de glazen en
nog veel meer, 't is schoon, doch het
schoonst is de natuur wanneer zij ont
waakt uit haren winterslaap. Dan is
het, alsof de gansche schepping met
een tooverstaf is aangeraakt, bloemen
en bladeren ontluikeu en trekken
hunne bruidskleeren aan.
Op dan stedeling! verlaat de doffe
stad en de doffe huizen en geniet van
de scboone natuur, die thans in vol
len lentedos hoogtijd viert.
Vermeit en geniet in onze boschen
en gij keert weer met frisschen levens
moed stadwaarts.
Op naar buiten Op ten levenof
de natuur met een tooverstaf is aan
geraakt, zoo is alles in een oogwenk
veranderd; ons oog wordt niet moede
die bonte voorjaarsmengeling van
bloemen en groen gade te slaan.
Op dus naar buiten Maar die op
roeping is ook een opwekking tot den
arbeid. De voorjaarsdagen ontleenen
hnnne bekoorlijkheid ook hieraandat
de rust niet alleen wijkt voor de lust,
maar ook voor beweging, ook voor
arbeid. Het gedierte dat den winter
slaap genoot, toen gebrek aan warmteen
voedsel het leven onmogelijk maakte,
die slapende schepselen ontwaken.
Het gevogelte dat door de koude
ons ontvlood om warme streken op
te zoeken keert terug en vangt onder
vroolijk getieretier den arbeid weder
aan, ons ten voorbeeld!
De geheele natuur roept tot den
arbeidDe landman begeeft zich
welgemoed naar den akker, om het
zaad in de aarde te strooien, dat
hem later honderdvoudig meer zal op
brengen. De huisdieren verlaten hunne
muffe stallen om zich in de frissche
weiden te verlustigen Alles om ons
heen ademt leven en vroolijkhsidde
verjongde natuur wekt allen op tot
genieten.
Het voorjaar roept op tot genieten,
tot lust, tot arbeid, tot leven, want
in de voorjaarsdagen wijkt het dorre
voor de weelde, de koude voor de
warmte, de duisternis voor bet licht,
de rust voor den arbeid, de dood
voor het leven.
En die natuur heeft ons altijd wat
nieuws, wat bijzonders te vertellen,
wanneer wij- er slechts oog en oor
voor hebben. Ga haar na in welke
gedaante zij zich ock voordoet, altijd
zal zij u tot waardeering tot nadenken
brengen.
De natuur en voornamelijk de ver
jongde natuur heeft ons zooveel te
vertellen en men behoeft om dit
natuurgenot te smaken geen Zwit-
sersche ruischende watervallen te hoo-
ren of trotsche Alpen te beklimmen.
Neen, ook het Hollandsch landschap
kan ons volkomen bevredigen, de
frissche weiden, de golvende velden,
het waaiend bosch, bevolkt met tal
van vogels spreekt van een verjongd,
opgewekt loven.
Doch in do ontwakende natuur ligt
nog een diepereri zin dan alleen een
aansporing tot den stoflelijken arbeid.
Boven het stoffelijke gaat het geeste
lijke. De menscb kan bij brood alleen
niet leven. Er is ook een innerlijk
leven en dood zijn, dus ook een
innerlijk ontwaken. Er is een geeste
lijken honger die voedsel vraagt voor
ons hart, een geestelijk zieleleven,
dat dringt tot arbeid, dat de menschen
maakt tot zaaiers, die er op uit gaan
om te zaaien, al weten zij, dat veel
van het gezaaide zal verloren gaan.
Wees dus welkom, dubbel welkom
gij heerlijke voorjaarstijd, tijd van
opgewekte vroolijklieid, van bewonde
ring en vereering. Wij verlangen naar
u, ontloken voorjaarsbloemen jeugdig
groen, zachte zuidenwind
Laat dit voorjaar dan ook een heil-
bode voor ons zijnnemen wij aan
met verjongde krachten het werk dat
ons opgedragen is te volbrengen,
spoort bet voorjaar ons tot beoefening
aan van alles wat goed, edel, waar
en schoon is!
De uitsluiting.
De groote uitsluiting in de bouw
vakken is begonnen. Nog is het niet
zeker, hoeveel werklieden daardoor
worden werkloos gemaakt. In Berlijn,
Hamburg, Bremen en enkele andere
plaatsen is de uitsluiting voorloopig
uitgesteld. Berlijnsche bladen schatten
het aantal uitgeslotenen op 150000.
Maar dit aantal zal, naar de Frankf.
Ztg. meent, spoedig blijken veel grooter
te zijn.
In Frankfort werd nog een poging
aangewend, om evenals in enkele
andere plaatsen, de uitsluiting te
voorkomen of uit te stellen. Maar de
voorzitter van de plaatselijke werlc-
geversvereeniging meende, dat men
zich houden moest aan het te Dresden
genomen besluit. Wat in Berlijn,
Hamburg, Bremen. Jena en andere
door geheel Nederland.
Levering der verschillende gewassen tegen BILLIJKE PRIJZEN.
plaatsen mogelijk was, werd in Frank
fort onmogelijk geacht. De Frankf.
Ztg. zegt, dat iedere plaatselijke werk-
gevers-vereeniging steeds vrijgesteld
is, om met de werklieden-organisaties
te onderhandelen maar met uitzon
dering van Berlijn en Hamburg is
nog op geen enkele plaats van die
vrijheid gebruik gemaakt. Allo werk
gevers besloten de uitsluiting op 15
April toe te passen.
De Frankf. Ztg. zegt, dat het
algemeene idee, waarom de werkge
vers thans de uitsluiting toepassen,
aldus is: Aangenomen wordt, dat
binnen enkele jaren een goede tijd
voor de bouwvakken zal aanbreken.
Om dan voor eischen van de arbeiders
beveiligd te zijn, wordt de gelegenheid
thans gebruikt, oen de arbeidersorga
nisaties een slag toe te brengen,
waarvan zij vooreerst niet zullen op
komen. De bouwondernemers hebben
thans algemeen weinig werk en zien
daarom de uilsluiting niet ongaarne;
en de groote werkgevers kunnen
bovendien nog verwachten, dat een
aantal kleine te gronde zullen gaan,
zoodat de groote nog meer bewe
gingsvrijheid zullen krijgen.
Die wijze van strijdvoeren acht de
Frankf. Zlg. zeer te veroordeelen en
het blad meent, dat de ondernemers
in deze zaak geen schitterende rol
spelen.
Van werkgeverszijde wordt inmid
dels aan het Frankforter blad ge
schreven
»De kern van den strijd ligt niet
op materieel gebied De hoogste ideale
belangen zijn in gevaar. Zal de bouw
ondernemer op zijn eigen werk nog
wat te zeggen hebben Zal hij door
zijn eigen werklieden worden geëer
biedigd, zullen zijn bevelen worden
opgevolgd? Zal hij werklieden kunnen
aanstellen, die hij voor de uitvoering
van zijn werk noodig acht, of moet
hij door de organisatie laten uitmaken,
welke menschen bij hem zullen ar
beiden Mogen slechts georganiseerden
bij hem werken? Moet zijn werk
blijven liggen, wanneer hij ook anderen
aan 't werk zet? In één woord: Zal
de werkgever baas zijn op zijn werk,
of de socialistische organisatie? Moet
de werkgever afhankelijk worden ge
maakt van de injriges der organisatie
en de luimen der werklieden?
»De toestanden zijn op dit gebied
in de laatste jaren aanmerkelijk slech
ter geworden. Trouw en eerlijkheid
zijn steeds minder geworden. En een
bezoek aan een bouwwerk behoort
niet meer tot de aangenaamste ver
richtingen.
»De Duitsche bouwondernemers zijn
deeeuwigdurendespeldeprikken moede,
die de organisatie hen geeft. Daarom
willen zij, dat de overeenkomsten cen
traal worden afgesloten en voor den
invloed der organisatie worden be
schermd. Wij willen een eerlijk, bindend
verdrag eu wij erkennen de organisatie
der werklieden zoowel als den Duit-
scben werkgeversbond, maar wij willen
niet met de kleine organisaties onder
handelen en verdragen sluiten. De
werklieden zijn in de meeste plaatsen
best in staat op eigen kracht te
vertrouwen en de contracten aan te
gaan en na te komen. Het werk, dat
de bond van werkgevers in de laatste
twee jaren voor het beslechten van
plaatselijke oneenigheden te doen had,
was reusachtig en toch nog grooten-
Jaap's „truc".
Sluw Trieneken.
Ze keek op van de wascktobbe, waar
grijze walm uit steeg en veegde haastig
de handen aan 't schort af... Ze had
dan toch goed gehoord. Eerst dacht
Trien 't zich te verbeelden, geklos
van klompen op dit uur. Iets bijzon
ders... En ze kon 'r oogen haast niet
gelooven... De oude Weyers, die langs
het zandpad op haar huis aan kwam.
Jaap Weyers, die anders bijkans niet
groette, zoo'n stugge, trotsche vent,
Lid van den Kaad en zou al lang Wet-
houder geweest zijn wanneer hij niet
met burgemeester overhoop lag van
wege een stuk grond, dat voor de
nieuwe school noodig was geweest en
waar Jaap niet van af wilde stappen...
Burgemeester had, in de Raadsverga
dering met gesloten deuren, waar de
zaak van de nieuwe school dan zoo'n
beetje hedisteld werd, net gedaan of
ie maar te beschikken had over ander
TOTHS gOPd
"Nou" had ie gezegd "en dan kunnen
we dat stukje grond van meneer Weyers
immers wel krijgen... Die ziet op geen
guldentje" al knipoogend tegen de
anderen, want iedereen wist immers
best wat 'n duitendief Jaap is...
"Gelukkig voor de Gemeente, dat
wij zulke lui hier in den Raad hebben"
ging Z.E.A. voort, over z'n bril heen
den "taaie" oolijk beglurend... "Yoor
vierhonderd, wed ik, staat meneer
Weyers dat lapje wel af..." Jaap zelf
kon men niet zien. Die had zich gehuld
in ondoordringbare rookwolken. Leunde
met z'n stoel tegen den witten muur
van de Raadszaal. Zei niets...
En ze cijferden verder. De oudste
Wethouder, die Jaap op een prikje
kende, fluisterde burgemeester in: "Zou
ie 't v&st doen?..." Maar de ander
knikte... Och, natuurlijk. Hij zou zich
waarachtig niet laten "kennen" aan
zoo iets. Bij de plechtige inwijding zou
dan worden gezinspeeld op de «niet
genoeg te waardeeren, schier belange-
looze medewerking"... Neen, dat zou
best gaan.
"Afijn!" riep burgemeesters, ten
slotte, uit "dus drieduizend zes
honderd. Minder kim 't niet... Geen
centje. Méér, dan krijgt Langhoeve
ook iets fijns... Daar zullen ze in
Oldbroek jaloersch genoeg op wezen.
Een school, heeren, die je iedereen
kunt laten zien. Een pronkjuweel voor
de gemeente. Wat zeg-jij Hoevers?...
Dit tot den opzichters-architect, die
het raadsheerlijk «onder-onsje" bij
woonde.
Meneer Hoevers verslikte zich haast
in de teug koffie, die hij net had
genomen, knikte een paar malen van
warme instemming. Riep toen uit:
"mooi, burgemeester! Een prachtstuk
wordt 'tl..."
"En niet duurvulde Z.E.A. aan,
reeds tikje-bang door de doodsche
stilte der Raadsleden.
"Dank zij vooral de medewerking
van Jacob Weyers" merkte oudste
wethouder op z'n brilleglazen met
zekere heftigheid reinigend. Die woü
er «kuit of hom" van hebben...
Weêr pijnlijke stilte.
En Jaap, nog een lesten reuzewalm
uitputtend:
"Wdblief?"
Burgemeester verschoot er reeël van.
Daar hadt-je 't waarachtig töch... zoo
als Haverman gedacht had...
«Wat zeê-je vroeg Jaap nog eens.
"Van die vierhonderd pop voor dat
lappie land van jou! Je weet wel..."
antwoordde wethouder, met iets beve
rigs in z'n stem.
En in de drukkende stilte van het
zwoele «comité-generaal" weerklonk
nu, striemend en tergend, Jaap
z'n sarrend-spottende keellach. Hij
loeide 't uit, al kloppend en tikkend
met den kop van z'n uitgebrande pijp
tegen aschbakje. Dan verstierf de spot
lach weêr en dan barstte 't weêr los...
Met schokjes van vroolijkheid...
Hij haalde dikke proppen krultabak
uit een viezig papier-zakje. Duwde ze
met smoezelig-dikken duim in tabaks-
kop... En hij grinnikte maar... Keek,
onderwijl-ie de vlam erin stak, den
wethouder aan met z'n loerende, sluwe
grijze oogen, waarin de haat tegen
concurrent gloeide... En het genot
van ze nou's lekkertjes beet te heb
ben... Dat zat te cijferen, te rekenen.
Dat speelt mooi-weêr van zijn duiten.
Dat wil branie-slaan met prachtscholen,
waar hij z'n kostelijken grond voor
een appel-en-ei toe most afstaan...
Móst... Móst... Wacht-eventjes...
Burgemeester had toch indertijd tegen
gehouden z'n verkiezing tot wethou-
,der: "Mot-jelui niet doen" had-ie ge
stookt, «geeft niks-as herrie, Weyers
is een stijfkop, die altjd z'n zin mot
doordrijven. Luister nou naar mijn
woorden en kiest De Haan. Dan heb
ben wij iemand, waar land meê te
bezeilen valt"...
Jaap wist 't op een prikje. Voor
lid van het Dagelijksch Bestuur deugde
hij niet, hè?... Maar z'n centen konden
ze gebruiken. Om later tegenover een
gedeputeerde... Misschien wel den
Commissaris der Koningin op z'n be
zoek... Te kunnen geuren met den
school. Hij zag 't al véór zich. »Tk
maak u mijn compliment, heeren
Werkelijk, magnifiek-mooiMet een
knikje tegen de wethouders, dat beider
gelaat zou doen stralen en glanzen...
Alsof hun iets van »de eer" toekwam...
't Kookte in Jaap's gemoed...
"Nóg voor geen duizend gulden
riep hij uit, en nü toonde hij eerst
recht hoe dwars 't hem zat...
Burgemeester schrok er zéé van,
dat z'n bril hem bijna van den neus
gleed. En wethouder Haverman lachte
weemoedig... Had-ie 't niet gedacht?...
Of-ie Jaap Weyers kende...
»Kom, Weyers" haaste wethouder
De Haan, weinig-diplomatiek aange
legd "je bewijst 'r de gemeente zoo'n
belangrijken dienst meê!"