NIEUW I
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utree lit.
No. 37.
Zaterdag 7 Mei 1910.
Negen-en-dertigste ja argaog.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DÜITSCHERS.
_A_. T. ID"u.cli.a,tea"u..
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 17. Telephooitno. 69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
6 Mei.
Over njoligheida mag men, sinds
zeker oogenblik van onstuimige, ge-
moeds-beroering bij minister Heems
kerk, niet meer spreken, in ver
band met de wijze, waarop deze
Excellentie de aardsche dingen bekijkt.
Ik zal er mij dus voor wacbtenZie
nog zoo scberp voor mij dat fonkelen
van de anders guitig-schalkscbe spot-
oogenhet door toornblos oveitogen
worden van de anders gezellig-joviale
kuiljes-wangenhet tenberge rijzen
van de grijsblonde krulharen. Ik boor
nog te scherp den naklank van het
bonken der ministerieele knokels op
het laken der groene tafel, dat de
pennen op de tinnen inktkokers ervan
sidderen en kapitein Van Twist,
handen in broekzakken geklemd, hoofd
op boord geschroefd, lippen in dreigende
klemming, de piekwaar de minister
stond, naderde, gereed om naast hem
te kampen tegen den aanval der
Vliegen's die geen sproet konijntjes®
verkozen te. zijn... Neen, over jolig
heid heb ik 't dus niet. Laten we
zeggen.' genoegelijke blijmoedigheid.
Dat klinkt deferent, aardig, waar-
deerend.
Welnu, deze kostelijke en kost
bare eigenschap, den premier van het
zittend Kabinet ingeboren, heeft de
heer Heemskerk in deze dagen wèl
noodig. Want het heengaan van den
heer Nelissen zou voor het ministerie,
dat in Juni '09 zoo rotsvast «bevestigd®
werd, dan toch een leelijke knauw,
een harde slag zijn..! Met allen eer
bied voor mr. Bevers' nagedachtenis
kan men toch getuigen, dat het op
treden van mr. Regoüt als minister
van Waterstaat winst voor dit Kabinet
beduidde. Tot zoover alles goed...!
Maar vervolgens; 'sheeren Idenburg's
vertrek naar de Oost. Met een «procu
ratie-houder® van Buitenzorg op 't
Haagsche Plein... De heer Malefijt is
achtenswaardig, volijverig, bescheiden
beeft zich, door noeste studie, eigen
gemaakt eene niet onaardige portie
dilettantische kennis van Indische
zaken. Hield zich, bij de hespreking
der zendings-quaestie, indertijd zoo
flink, dat mr. Troelstra hem een
pluimpje gaf, in vollen ernst. Dit
alles is niet toereikend om een W. K.
van Dedem, een Idenburg aan het
hoofd van Koloniën te brengen...
In mr. Nelissen heeft het ministeiie
eene minister van Justitie, gelijk 't
niet makkelijk zal terugvinden. De
kleine, bescheiden hoffelijke man met
zijn rusteloozen ijver en zijn uitge
breide, diepe kennis had zich het ver
trouwen, de sympathie van Rechts en
Links verworven. Hij is kalm gematigd
in zijn optreden. Gaat, in zijne sym
pathieën voor de jongere school op
juridisch gebied misschien verder dan
«de omstandigheden» gedoogen in toe
passing te brengen. Spreekt wel bij
zonder uitvoerig en zelfs soms lang
dradig. maar altijd zoo glashelder, zoo
duidelijk, dat 't naar hem luisteren
slechts weinigen zal verdneten.
Gaat mr. Nelissen heen, dan stort,
tien tegen eenhet kaarten
huis, 't kunstig ineengevlochten, van
wat de administratieve rechtsspraak
had moeten voorbereiden (rnet al de
aankleve van dien) ineen... Prachtig
kapstokje voor beeren senatoren, wan
neer ze straks weer vergaderd zijn
«Pro JuventuteB men leze het
jongste Rotterdamsche jaarverslag
klaagt steen en been. Nobele vaders
en teerhartige moeders komen bij «de
heeren» klagen over die rakkers van
jongens. Arm vrouwtje schreit bloedige
tranen, snikt, dat een steenen hart van
was zou worden... Zai in de vaart
springen als ze van haar kind scheiden
moet... Liever 't laatste brokje bedde-
goed verkocht... liever droog brood
Maar ze kan 't niet langer uithouden.
De rekel, of de sloerie van 'n meid,
maakt 't al te bont... De heeren
zijn getrollen. Troosten moedertje.
Heuseb, dan is 't maar beter, dat zij
.het kind «afstaat». Zeker, 't is hard
on treurig. Maar: wat 't zwaarst is...
Een kwartier later is braaf moedertje
bezig om met baar «vriend®, haar
verloofde ofsplinternieuwen echtgenoot
«een beetje« te halen, teneinde fuifje
aan te richten ter eere van 't meê-
vallertje. Een »doodeter« minder over
de vloer!... Exploit om bij te dragen
in de kosten van het kind, dat onder
«staatsvoogdij® is gesteld «Santjes
jongens? Laten ze maar zien, hoe ze
aan de centen komen. Gaat u zitten,
meheer de deurwaarder! Neem uw
gemakAls u maar niet otn geld
komt, want dat hebben we niet!...®
In Engeland pakken ze ook zulke
zaakjes poeëlischer aan. Zeker, het
kind aan brave oudertjes van bedoeld
slag ontnemen: voortreffelijkMaar:
dan heeft de deftig-geparuikte rechter
toch nog een woordje met de dames
en heeren te spreken. Zóó makkelijk
komt-jelui niet van me af!... Een week
of wat, soms een stuk of wat maand
jes «brommen®... Geen fuifje, geen
«beetje®, geen pijp of pruimpje... Onge
smeerde boterham, waar gij Uwe
tanden op #trainen« kunt. En, als
geneeskuur voor de wat-geïrriteerde
maagwand, een kruikje best water
Wonderlijk, hoe dergelijk systeem
eensklaps, bij vroeger-pessimistisch
gestemde ouders, allerlei goede eigen
schappen bij hun kroost doen ontdek
ken... Daar moet 't ook bij ons heen
De ervaring heeft geleerd dat onze
Tuchtschool voor tal van boefjes een
Luilekkerland is, waar ze met 't al
lergrootste pleizier een poosje willen
doorbrengen... «Mot-je zien, jö!" spo
ren zij vrienden en vrieridinnekens
aan... «Echt, hoor! Fijn eten!... En
lief dat je er behandeld wordt. Als
een prins!... Je zorgt maar dat 'n
smeris 't in de doppen krijgt as-je
een of ander kaait... modél!.."
Onder de dingen, waarmeê «geen
dag en nacht'' kan worden getoefd,
behoort men luistere naar «Pro
Juventute"s gezaghebbende stem!
piactisch verstandige herziening van
de crimineele kinderwetten en natuur
lijk ook van het wetboek van strafrecht.
Moet straks weêr een ander, een
nieuwe Excellentie, de portefeuille van
Justitie overnemen: wat zal er van
dit, en van zooveel meer urgents, te
recht komen? Weemoed wekkende ge
dachte, die mij nu beheerscht, terwql,
op guren Mei-dag, de wind met zoo
luguber kermen, door rn'n schoorsteen
loeit...
Gelukkig, dat wij, mèt onz^n pre
mier, onder dit alles «blijmoedig®
weten te zijn, wij, braaf lankmoedige,
geduldige mensehjes der benijdens
waardige kalme lage landen aan zee...
We hebben er onze feestvreugde
op 30 April niet door laten verstoren.
Op zulke festijnen beginnen de jongeren
onder ons zelfs «zuidelijk® te worden
van jools-uiting. Ik heb den tijd meè-
gemaakt, dat onze stemmige vrijers
en eerbare vrijsierkens van «gegoeden
middeustand« zouden gedacht hebben
eer en reputatie reddeloos te ver
spelen wanneer zij, toegetakeld met
papieren mutsen, maskerade-sjerpen,
serpentines, toeters en vlaggetjes, de
café's in- en uilhosten, huppelden,
zoodat de stemmig-bedaagde stam-
klanten van de leestafel er bleek van
werden en gluurden naar veilig
weggetje om aftocht te blazen... Nu
kunnen we ons met Don Bosch, met
Antwerpen, met den «Boul' Micb'«
zelfs meten...
Of 't nu bepaald, gelijk burge
meester Röell 't omschreef, voor
Amsterdam en zijn «berooide schat
kist» (ik citeer een der Raadsleden)
een «schande.» zou zijn geweest indien
men op do f40 000, door de stad aan
de komende feesten in Groot Mokurn
bij te dragen, iets bezuinigd had; ik
laat 't veilig in het midden. Maar dat,
wanneer straks de torens aan Amstel
en IJ zullen stralen, Naaije op den
Dam zal prijken in tooi en pracht van
bloemen, oude en nieuwe wijken we
derom (reporterscliché) «zullen baden
in een zee van licht»... Dat midden
standers en kleine luyden dan weer
zullen juichen, jubelen, dansen, hossen,
toeteren, patertjes huppelen, de on
sterfelijke straatdeunen uitgalmen tot
ver, diep in den nacht... Terwijl Jantje
Foezel, na de perkara van den «bij
vergissing» afgeranselden lantaarnop
steker en het waarschuwend woord van
den burgemeester, bij velerlei uitbun
digheid zal doen gelijk hij zoo Ikng
deed bij het passeeren van winkels,
waar schoüwe prentjes te kijk lagen:
wie onzer betwijfelt 't in ernst?... Och
neen, al was de agenda voor het
leste brokzitting van ons Parlement,
tot midzomer 1910, nog driemaal ma
gerder dan nu het geval is.al duurde
de peiiode van «studie en voorberei
ding bij Landbouw etc. nog zesmaal
langer voor het uitbroeden van iets der
«sociale ontwerpen», de moeite van 't
bespreken waard... op het suggestief
voorbeeld van onzen premier zou
hei zeg ik, de «blijmoedigheid» te
onzent er niet onder lijden.
En ik begin met prins Joris uit
de «Zaanl. Courant», zelfs in vollen
ernst te gelooven, dat een Kabinet,
hetwelk de portemonnaie van Z. M.
den kiezer slechts behoedzaam weet
te ontzien, zich op het gestoelte der
eere zou kunnen handhaven tot in
lengte van dagen!...
De storm, waarmee hot ter-aarde
bestellen van mr. Troelstra's enquête-
voorstel gepaaid dient te gaan, zal
voor de uefhebbers(sters) van stand
jes® (zou oen Amsterdammer van
antieke soort 't noemen) eenige ver
kwikking brengen. In Den Haag, onder
wijl het «speelseizoen® overleden is,
voor menigeen uitkomst. Jammer
slechts, dat de vertoontng niet langer
zal duren dan te voorzien is.
En aangezien de grimmig gewich
tige grijns op generaal Seis' gelaat,
naar ik in den jongsten tijd nu
en dan mocht observeeren gaande
weg ontplooid is, begin ik te
vreezen, dat ook, zelfs, «de nota®
inderdaad zal lijken op Laurtllard's
vermaard gedicht, dat «als een nacht
kaars® uitging...
intusschen: 't Kan anders loopen.
Waar zelfs de «viri clarissimi« 'l er
8) DOOR
Eindelijk hoorde hij een zacht gekreun
en afgaande op het punt vanwaan dit
geluid zich liet hooren, tastte hij rond
tot dat zijn hand op het gebaarde
gelaat van een man rustte; nu knielde
onze doctorandus bij dezen neder en
trachtte een onderzoek naar den toe
stand van den onbekende in te stellen,
doch vruchteloos, want de verbrijzelde
paneelen van het rijtuig waren niet
dan met geweld te verwijderen, en
hiertoe durfde gij niet over te gaan,
uit vrees den beklemde te zullen kwet
sen.
Thans was goede raad duur. Ten
laatste herinnerde Edmond zich in
het bezit van lucifers te zijn; indien
nu slechts een der beide lantaarns
behouden was, zou er reeds veel gewon
nen zijn. Na eenig zoeken gelukte het
hem een der lantaarns te vinden welke
weinig beschadigd was.
Een zwak licht bescheen thans wel
dra het terrein tot op eenigen afstand
van de omgevallen koets en gaf den
toekomstigen arts gelegenheid zijn
eersten patient te behandelen.
Snei werden de planken en kussens
welke hem hinderlijk waren ter zijde
geworpen, waarna Edmond op nieuw
aan de zijde van de gewonde neder-
knielde en zijn onderzoek aanving.
De vermoedelijke eigenaar van het
rijtuig, wiens behoud, op onvoorziene
wijze toevertrouwd was aan de zorg
van onzen jongen vriend, bleek een
grijsaard te zijn.
Edmond bemerkte weldra dat de
oude heer ernstige kneuzingen bekomen
had, waarvoor de geringe hulpmidde
len, die hij thans kon aanwenden,
weinig zouden batenhij beproefde
echter hem tot bewustzijn te brengen.
Na eenige oogenblikken opende de
gekwetste de oogen en zag Edmond
verwonderd in het gelaat; zoodra hij
volkomen tot besef gekomen was,
wendde de vreemdeling het hoofd ter
zijde, als verwachtte hij nog een ander
in zijne nabijheid te vinden. Angst
en onrust teekenden zich op zijn gelaat,
toen hij bemerkte dat er buiten den
jongen man niemand tegenwoordig was.
De zielesmart, die het gelaat van
den grijsaard uitdrukte bewoog Edmond
de oorzaak daarvan op te sporen. Toen
eerst viel zijn aandacht op het zon
derling gedrag van den hond, die
onophoudelijk heen en weer liep, tus-
schen de plek waar zijn meester bij
den gekwetste neergeknield lag, en
de sloot, die langs den weg liep. Ed
mond stond op en volgde den New
Eoundlander. Toen hij tot den rand
genaderd was zag hij tot zijne ver-
wonder.ng een meisje langs de glooiing
der groeve in onmacht liggen, het
hoofd en de schouders rustend tegen
een boomtronk. Onmiddelijk richtte
Edmond haar op, en droeg de bewus-
telooze in den lichtkring, waar zij
weldra de oogen opende en verbaasd
rondzag. Plotseling scheen zij zich het
ongeval te herinneren, richtte zich
oo en trad ter zijde van den grijsaard
hare armen om zijn hals slaande om
ook hem tot opstaan te bewegen;
hierin echter niet slagende, riep zij
in vertwijfeling den koetsier, doch
deze was niet te ontdekken.
Edmond, intusschen nader gekomen
om haar te beduiden, dat zij den
gekwetste in die houding moest laten
rusten, zeide verder dat hij onmiddelijk
de hulp zou gaan inroepen van de
bewoners der naastbij zijnde woning
en binnen weinige minuten terug zou
wezen.
Terwijl hij sprak zag de schoone
vreemdeling hem met hare smeekende
oogen zoo diep bedroefd in het gelaat,
dat de jongman getroffen hernam,
dat zij niet ongerust behoefde te zijn,
daar hij haar slechts eenige oogen
blikken zou verlaten om hulp te halen
en verder zich geheel tot haren dienst
stelde. Vervolgens sprong hij op een
der beide paarden, beval den New-
Foundlander bij het meisje te blijven
waken, en reed zoo snel de duisternis
dit veroorloofde, op het ongezadelde
en gebrekkig getoomde dier langs
den boschrand voort, in de hoop
spoedig een villa of een andere woning
op zijn weg te vinden.
Toen Edmond zich verwijderd had,
schikte het achtergebleven meisje de
kussens terecht, waarop de gekwetste
rustte, en drukte hare lippen op zijn
bleeke wangen. Dankbaar, doch met
een smartelijken blik, zag de grijsaard
tot haar Op en trachtte in weerwil
van zijn lijden te glimlachen, om zijne
dochter te doen gelooven, dat het
zoo ernstig niet met hem gesteld was,
als het haar toescheen.
Hierdoor eenigszins gerust gesteld
stond zij op, om naar den koetsier om
te zien, wiens afwezigheid haar onver
klaarbaar voorkwam; het was haar
ook thans echter onmogelijk den man
te ontdekken, waardoor zij tot de
vooronderstelling kwam, dat hij reeds,
voor het omstorten van het rijtuig
van den bok moest gevallen zijn; zij
durfde echter thans haar vader niet
verlaten, om te onderzoeken of dit
vermoeden gegrond wa5.
Ongeduldig en vol vrees, dat de
jonge onbekende, die haar zoo te
rechter tijd zijne hulp verleend had,
in de steeds toenemende duisternis
zou verdwalen, ging zij nu eeDS een
kort eind den weg op, waarlangs Ed
mond was vertrokken en keerde dan
weder tot den grijsaard terug, telken
zijn gelaat met hare zachte hand be3
roerende als om te onderzoeken, oï
hij niet te zeer door de avondluch
verkoeld werd. Gelukkig woei er slecht^
een zoele zuidewind van den heme9
die eer geschikt was de koortsgloedl
welke bereids zijne wangen verhitte,
te temperen, dan hem nadeelig te zijn,
Zoo verstreken er eenige minut en
Wordt vervolgd)