NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecbt.
Tegenstrijdigheid.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
No. 43.
Zaterdag 28 Mei 1910.
Negen-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DDITSGHERS.
_A_. 3*. ZDu-cïieitea/u.-
Amersfoortsche Courant
A
1
kL
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet geheele Rijk f 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De mensch heeft een aangeboren
neiging om in de wereld vooruit te
komen en dit kan men in geenen doele
misprijzen. Toch kan het niet ontkend
worden, dat er in den tegenwoorligen
tijd onrust heerscht in vele gemoede
ren, eene gejaagdheid is waar te nemen
in den strijd om het bestaan Men
zou denken, dat het eerst opvallende
dat men waarneemt de jacht is naar
geluk. Gedeeltelijk is dit schijn, doch
wel degelijk de ondergrond van het
rusteloos zwoegen van velen. Die jacht
is gericht op het verwerven van geld
en nog eens geld. Dit is in zekeren
zin niet af te keuren. Integendeel.
Het is een feit, dat het bezit van geld
een mensch stellig geluk aanbrengt,
geluk is allerlei vormen. Men kan
zich door middel van geld genoegen
verschaffen, zooals reizen en uitgaan,
en verscheidene genotmiddelen. Men
kan door geld zijn zaken uitbreiden,
zijn positie vaster maken en zijn kin
deren een opvoeding geven beter dan
men zelf gehad heeft.
Doch iets kan men voor geld niet
krijgen en dat is zielevrede en alleen
zielevrede schenkt waar geluk!
Er zijn een aantal menschen die
het oog niet gevestigd houden op het
verwerven van het ware geluk, maar
het geld aanzien om dat geluk deel
achtig te worden. Men bemerkt hoe
zij om het gevvenscbte en noodige
geld te verkrijgen alle pogingen aan
wenden, die het daglicht niet kunnen
velen, en die hun ten slotte met den
strafrechter in aanraking brengen.
Diefstal en inbraak zijn dikwijls
gewensclite middelen om aan geld
te komen. Maar er zijn nog verschil
lende andere middelen om aan geld
te komen en waardoor bot geweten
in het gedrang komt en den even-
mensch geschaad wordt.
Wie in den tegenwoordigen tijd
de krant eens nauwkeurig bekijkt,
staat versteld over het vermeerderd
aantal van gelegenheden om naast
de Staatsloterij zijn spaarduitjes te
verspillen aan de onzekere kans van
dobbelarij in de verschillende loterij-
onder nemingen.
Men begrijpt toch gemakkelijk, dat
èn de Staatsloterij èn de andere
loterijen alleen er daarom zijn, om
niet ons, maar den Slaat en de be
trokken directies voordeelen te bezor
gen. En wel zeer groote voordeelen.
Maar het publiek, opgezweept door
een ongezonde zucht, verslindt de met
groote letters gedrukte aankondigingen
en mededeelingen van de op dat en
dat nomrner gevallen winst. Dat lokt,
en men probeert het eens en nog eens.
En niet alleen, dat men een aardig
sommetje weggeelt, dat vrij wat beter
had besteed kunnen worden, men doet
ook gioote schade aan de rust van
zijn gemoed. Men denkt te veel en
met gejaagdheid aan de kansenmen
windt zich op en verslappende teleur
stelling is het gevolg. De arbeid en
de gemoedstemming vooral lijdt er
ondar, veel meer dan men zich zelf
bekennen wil.
En wie het niet gelooven mocht,
moet maar eens waarnemen wat voor
menschen al op den dag, dat de briefjes
van de staatsloterij te verkrijgen zijn,
binnengaan bij de collecleuren. En
dan het zich wijs maken, dat bet toch
wel ééns zal lukken.
Stel daartegenover het heerlijke
gevoel van het door een eerlijken
handel verworven bezit; van het door
zuinig beheer overgespaarde sommetje.
Algemeen bekend en danig gevóeld
in de portemonnaie is het feit, dat hier
en daar een notaris of een bankinstel
ling fout ging door de op touw ge
zette speculaties met andermans geld.
Het is zoo verleidelijk om er toe te
komen, te speculeeren, waar een zoet
winstje tegenlacht. Met eigen geld zal
veronderstellen wij, nog iets voorzich
tiger zijn dan met dat van anderen.
En is eenmaal de zucht gevoed door
ieen buitenkansje, dan bevindt men
zich op een hellend vlak. Bovendien
het groot doen in leven en wonen
wekt vertrouwen, bet lokt en verblindt
de menigte. En volgt dan de ineen
storting en zijn weg de spaarduitjes
van eenzame kleine burgers en am
bachtslieden, dan is men gereed om
te veroordeelen om te vervloeken.
Wie is niet bekend met, of heeft
niet ondervonden in zijn nadeel
de kleiue oneerlijkheden, die velen
zich veroorlooven om zich te verrijken
ten koste van anderen? Daar is de
ontduiking van belasting, van invoer
rechten, (smokkelarij) van oplichterij
van onbetaalde rekeningen. Van één
vorm, misschien minder algemeen
bekend, en nog wel van een, die niet
onder Ijet bereik der strafwet ligt,
willen we hier nog melding maken.
Onlangs toonde eene dame aan haar
vriendin haar nieuw zilveren thee
servies. Mooi, niet waar, zei ze, en
weet je dat heb ik me bespaard door
mijn rekeningen van slager en win
kelier zoo lang te laten loopen, dat
ik van den intrest daarvan een aar
dig sommetje bijeen had. Maar dat
is diefstal barstte de andere uit. En
zoo is het. Men zou het niet kunnen
gelooven, maar het is historisch.
En wanneer dan naheellang wachten
de neringdoenden het eindelijk waagt,
de rekening te presenteeren en aan
te dringen op afdoening daarvan, dan
loopt hij, tot straf nog het gevaar zijn
klant te verliezen.
Zoo streven velen naar geluk langs
wegen die kronkelwegen ziju en die
het geweten bezwaren en het ware
geluk in den weg staan. Van den
kansel en in het boscb, in krant in
tijdschrijft wordt verkondigd, waarin
het zedelijk leven bestaat. Men hoort
en leest, men beaamt en men be- en
veroordeelt zijn naasten om de zwaar
dere vergijpen tegen God en zijne
geboden. Maar den balk of het balkje
in eigen oog, ziet men niet.
Ziedaar de tegenstrijdigheid
De Kuyper-zaak.
Van iemand, die zich niet in de
politiek pleegt te mengen, ontving de
«N. R. Ct." het volgend schrijven
»Ik ben geen politicus en zal daarom
hier niet onderteekenendit schrijven
kan dan eenvoudig doorgaan voor een
stem uit de Nedetlandsche burgerij,
die alle partijzucht buiten spel laat.
Het is namelijk bedoeld, om lucht
te geven aan de ergernis, die een groot
deel van het Nederlandscbe volk in
deze dagen wederom bevangt, nu de
Kuyper-zaak eindelijk opnieuw aan de
orde is gesteld. Hoe is 't mogelijk,
dat dit punt in onze Tweede Kamer
'k zou haast zeggen onverschillig
behandeld wordt? Aan den kerkelijken
kant een soort zelfvoldoening over den
eereraad, die ten laatste gekomen is,
aan de linkerzijde tegenzin, om »in
de modder te wroeten.Zelfs bij de
vrijzinnig-democraten halfheid; ze zou
den eerst niet voorgestemd hebben,
maar nn zullen ze bet toch maar
doenHeeft de zaak misschien al te
lang geduurd? Is ze te oud? Kom
kom, de fout van Pilatus is heel wat
ouder en wordt toch voortdurend weer
aan de kaak gesteld.
Is dit een houding voor het Neder-
landsche parlement? Moet men aan
de sociaal-democraten alleen de zorg
voor de nationale eer overlaten?
Dan mogen we ons schamen tegen
over onze zuiderbroeders, de Belgen,
die we zoo gaarne zorgeloos en wuft
noemen.
Die hebben met Coremans anders
gehandeld en Coremans was toch ook
een uitstekend man, ook clericaal
Coremans is in eens van de baan,
Kuyper zit nog steeds in de Kamer,
spreekt daar mee, zit ook in de Grond
wetscommissie!
Men zegge niet, dat er niet verder
te zoeken valt; er loopen nog allerlei
geruchten over de werken voor de
Utrechtsche academie, waarop Mr.
Troelstra ook gezinspeeld heeft, en 't
zijn niet enkel geruchtener zijn
personen te vinden, die er van nabij
meer van weten. Als men maar zoeken
wil!
Alle partijen moeten naar volledige
opheldering verlangen met alle kracht.
Zooals 't nu schijnt te gaan, moet
m»n noodzakelijk aansturen op wat
men in Duitschland ziel gebeuren het
Nederlandscbe volk moet tot de
meening komen, dat alleen de sociaal
democraten durven doortasten, als 't
er op aankomt.
't Is voor deQ gewonen burger, die
alleen vraagt naar goede trouw en
eerlijkheid, onbegrijpelijk, dat niet ten
minste alle leden der linkerzijde met
al de clericalen, die zich eenigszins
onafhankelijk gevoelen, zich voor het
voorstel-Troelstra verklaren.
Vooral het liberaal beginsel moest
hier luider spreken; het vind hier zijn
grootsten vijand persoonsvergoding.®
De berichten uit China luiden
ongunstigde beweging tegen de
vreemdelingen wordt onrustbarend. De
oorzaak ervan zoekt men ten eerste
in het gebrek aan rijst, ten tweede
in de overijld ingevoerde hervormingen,
waarvoor de personen en middelen
ontbreken, en ten derde in de offieieele
volkstelling, welke door de inwoners
wordt aangezien als de voordode van
nieuwe belastingen. De beweging is
allereerst tegen de ambtenaren gericht,
maar wordt opzettelijk afgeleid tegen
de vreemdelingen.
Reuter seint dat de Chineesche re
geering het tientallig stelsel voor de
munten heeft ingevoerd.
Het Journal des Débats verneemt
uit Petersburg, dat aldaar het paleis,
waarin de Staatsarchieven bewaard
werden, aoor een brand geheel is ver
nield. Men vermoedt dat de brand op
zettelijk is aangestoken.
12) DOOK
"Neen, dat is niet noodig, ik houd
hem voor een agent eener buiten-
landsche regeering."
»Oho! neen, dat is al te dwaas;
ben je niet wat zenuwachtig vandaag?"
rik?"
nja, 't kwam mij zoo voor. Hoe kom
je in 's hemelsnaam op die zonderlinge
gedachte
"O! ik heb meer nieuws, dat je
mogelijk even zonderling zult vinden."
"Als ik niet zoo'n verbazende dorst
had, zou ik je voorslaan hier even
stil te staan, om mij dat verhaal met
de noodige smaak te doen genieten;
nu zullen wij het echter maar en
passant behandelen vindt ge niet?"
"Ik begin reeds; zeg me vooraf waar
we heen gaan."
"Mij om 't even; ik geef je volmacht
mij te leiden waarheen je goeddunkt,
mits ik slechts iets te drinken krijg."
Bdinond voldeed aan zijn verlangen
en gaf een omstandig verhaal van 't
geen er sedert het vertrek van zijn
vriend was voorgevallen.
"'T is een waar spreekwoord" zei
Daan, toen hij vermoedde, dat er niets
meer volgen zou, «als de kat van honk
is, spelen de muizen den baas" zoo,
of iets dergelijks, ik ben niet thuis
in spreekwoorden, maar je begrijpt
me wel als ik er geweest was, had
ik je natuurlijk verhinderd dien dwazen
stap te doen; nu is er echter niets
meer aan te veranderen 't zou be
lachelijk zijn, ten tweede male terug
te krabbelen."
//Je moogt het dwaas vinden of ver
standig, ik kan niet buiten haar leven."
"Onverbeterlijke dweeper!"
:/'T zei zoo, ik ben nn eenmaal niet
flegmatiek: mogelijk zou het beter
zijn, indien dit anders ware, maar ik
heb mij zeiven niet gemaakt."
"Verbazend logisch I doch stappen
wij van dat onderwerp af; dat avon
tuur met dien baron en zijn dochter,
hé was het geen baron nu,
ook goed, mijnentwege was de man
dichter of tandarts dat avontuur
dan, komt me delicaat voor; ik ben
bijna geneigd je dien bizonderen aan
leg, dien je schijnt te bezitten, om
zonderlinge ontmoetingen te hebben
te benijden."
Edmond maakte een afwerend ge
baar.
"Maak je niet driftig," gaf Daan
dood kalm ten antwoord, "je kunt
volkomen gelijk hebben wij drinken
nog een glas, en gaan dan onze vrien
den Schimmel en Rijnders een bezoek
brengen, dat heb ik hun gister beloofd."
"Naar Schimmel wil ik u met ge
noegen vergezellen maar den andere
vermijd ik echter liever, die is me te
twistziek."
"Dat is zoo, doch voor het oogenblik
doet dat er weinig toe, hij is terdege
bij de hand en vernuftig, en bovendien
een goed schutter."
"Ik begrijp niet recht, hoe die
eigenschappen kunnen strekken, om
hem tot kameraad te kiezen."
"Omdat je niet weet, met welk doel
wij bij elkaar komen."
«Dat is dunkt mij niet moeilijk te
gissenom een gezelligen avond te
hebben."
«Misgeraden nog eens."
»Neen, dan zie ik er van af. Ik zou
je niet graag verdenken van een ernstig
ontwerp zwanger te gaan."
"Dat is een soort van eigendunkelijk
heid, die je den bal wel eens doet
misslaan kameraad. Jij moet je niet
zoo sterk verbeelden het monopolie
van degelijkheid te bezitten."
Edmond, die zeer licht geraakt was,
kleurde bij deze terechtwijzing. Daan
had de loffelijke gewoonte, schijnbaar
zonder den minsten ernst, tastbare
waarheden te zeggen en dan den schul
dige aan te zien met een gelaat, waaruit
duidelijk was te lezen; "indien deze
schoen u past, trek hem dan asjeblieft
aan." 'T wilde van hem gedaan wezen,
niemand ergerde zich over de vrijheid,
die hij zich veroorloofde, den kame
raden nu en dan eens de les te lezen
alleen Edmond was teergevoelig op
dat punt.
"Je kondt mij dan wel het genoegen
doen," ving de doctorandus na een
oogenblik weder aan, "dat geheim te
ontsluieren."
"'T is zoo weinig een geheim, dat
er niet minder dan vier en twintig
jongelui lid zijn van onze club."
"Dan verwondert het mij sterk, dat
ik er niet reeds van gehoord heb."
"Mij niet; gij hebt het zoo druk
met eigen zaken, dat al wat om je
heen geschiedt, je aandacht ontgaat.
Daar is wat onze club betreft, volstrekt
geen geheimhouding verzocht, al is
het niet bepaald noodig dat het doel
onzer vereeniging onmiddellijk aan de
groote klok gehangen wordt. Ik zal
je zeggen wat wij beoogen.
Zoo als je weet, bestaan er in ons
land eenige vereenigiugen tot vrij
willige oefening in den wapenhandel,
bondiger vrijcorpsen genaamd.
Die vereenigingen zullen zich, in geval
van oorlog, bij het leger aansluiten,
omdat men gelooft op die wijze den
meesten dienst van hen te hebben.
Die aansluiting bevalt mij echter
niet; eenmaal vrijschutter zijnde, wil
ik gaan en komen, doen en laten naar
verkiezing, wanneer ik er slechts heil
in zie voor het land.
Mijne meening nu, werd door velen
gedeelddaarom hebben wij een corps
gevormd, dat geheel op zich zeiven
staat en ook zal blijven staan zoodra
de oorlog uitbreekt. Wij zullen
een eigen werkkring scheppen, b.v.
berichten overbrengen, convooien be
sluipen, het door den den vijand bezette
land, op alle mogelijke wijzen onveilig
maken, posten oplichten, gemeenschaps
middelen verbreken, valsche berichten
verspreidon waar dat zijn nut kan
hebben, en de onzen op de hoogte