NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BUITENLAND.
No 65
Zaterdag 13 Augustus 1910.
Ne genen-dertigste Jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
DE WEEK.
FEUILLETON.
DE INVASIE DER DDITSCHERS.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn». 60.
AD VERTENT1ËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'l, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst werden slecbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
12 Augustus.
De zucht tot naiipen, imitatie
noemt men 't in salonniger taal,
is ons, menschen, werkelijk in hooge
mate aangeboren. In de tijden toer.
de oude feodale Hof-étiquette nog be
stond, gold 't als eersten eisch van
eerbiedige hoflelijkheid jegens de «roy
alty» om precies te doen wat de Ma
jesteit. c. q. Hoogheid ol Sirene s sirnus
geliefde te verrichten. En bet nog vrij
gelukkig verloopen incident, waarvan
onze Pi ins Gemaal onlangs slachtoffer
was, deed mij te bmnen schieten een
vermakelijk staalije van «verknocht
heid» aan het Oranjehuis, dateerend
uit de dagen der jabots en rolparuiken.
Men kan er «Willem Leevend» op
naslaan... Hoe eene Hollaridsche dichte
res, toen haar de tijding bereikte dat
een van der leden van de stadhouder
lijke dynastie getroffen was door gelijk
ongeval, als hetwelk de kwalijk-fiet-
sende jufler thans Prins Hendrik be
rokkende... Hoe zij de her begon te
tokkelen en de onsterfelijke «vaerzen»
schiep
„Komt, ganen wij nu allen henen,"
„En breken uók onz' sleutelbeencn!"
Ik vermoed dat de aansporing niet
de vreeselijke gevolgen had, welke
op 't geweten der dichteres zouden
gedrukt hebben, ware er een nationaal
sleutelbeenen gekraak in Den lande
vernomen...
Docli nu in vollen, heiligen ernst;
hoe steik zit die zucht naar «irnitee-
ren« er toch bij ons, menscbjes, in...
Alle inpressaiü, alle groot-tailleurs
onzer dagen vinden er de oer-brou
in van hun winst. Al is 't speciaal in
zwoelen zomertijd eene marteling voor
onze arme juffers om zicb de beenen,
de knieën te omsnoeren met banden
en linten, die baar straks hulpeloos
zullen doen voorttippelen, sukkelen
als de chineesche vrouwen uit den tijd
der voeten-verminkingZe apen el
kaar na.
Ongelukkige slavinnen van de aller-
tyranniekste aller tyrannen, de
mode! In eene periode van vrij
making, gelijkstelling der vrouw met
den man in rechten en in plichten
tegenover de maatschappij onderwerpt
zij, wier zusters, seksegenooten met
messen en bijlen gewapend het Huis
des Volks willen overmeesteren om
stemrecht te bemachtigen Onder
werpt zij zich aan voorschriften, welke
de vrouw het beeld der droeve hulpe
loosheid doen worden misschien
wrijven de schoone dames te Tokio,
te Peking, te Stamboel, misschien
zelfs te Teheran zich van deze
dingen lezende in de kleine, fijne
bandjes van innige schadefreude.
Goed-zoo! Nu krijgen de eenmaal-fiere
Westerscbe zusjes haar beurt. Die zóó
lang gespot hebben met, geschimpt op
do gediochtelijke voetjes der arme
vrouwtjes in het Hemelsche Rijk,
de wieede sluiers van de in barern-
kerkers opgeslotenen
Onze onverwinlijke, alles-overheer-
schende zucht tot naiipen... Men be
hoeft waarlijk niet eens de zomersche
muziekzalen te bezoeken, waar de
slachtofiers bij vele, vele tientallen
zitten... Die zoo graag een Kaartje
zouden leggen, een babbeltje maken,
een »straatje-om« in den lekkerafge-
koelden zomer-avond... Men ziet, ik
spreek in fantasie van tijd, toen er
nog heuschelijk-echte zomers waren...
Inderdaad, uit mijn ziel stroomt
medelijden naar de ongelukkige vrien
den en vriendinnen van heerlijk-kal-
meerende stilte, die zichzelf de mar
telingopleggen om vele uren-achtereen;
met gezichten, waarop expressie van
«och-hoe-schoonis gewrongen, te
zitten luisteren naar verklaring van
gedachten, voor ben gans-onbegrijpe
lijk... Gedurende welke foltering...
want dat is 't in waarheid Zij slechts
verlangen, neen, hunkeren naar
het moment, waarop de dirigent zóó
woest gaat zwaaien met z'n stokje,
dat zelfs zij, och-arme, snappen hoe
de verlossing, de zalige, van 't slot
nabij is
En ze zich al-vast gereedmaken om
te gaan stampen, klappen van «bravo
Rravo! Ocb, ik weet wel, 't
is zeer «oudbakken nieuws«, in dit
komkommer-babbeltje nog eens aange
roerd. Maar wie piekert over dat
duvelken der naiipeiij, ons toch zoozeer
de baas, komt als-vanzelfals opzijn
beurt door geheimzinnige kracht voort
gestuwd, tol doze dingen...
Dat men den heer Eduard Meyer,
onzen kranigen zwemkampioen z'n
fameusen Zuiderzeetocht van 6'/j uur
zal trachten te «verbeteren», voors
hands is déze vorm van imitatie niet
waarschijnlijk. Et pour couseMaar
men kan niet weten De eerzucht en
naijver in het hart van een sportsman
zijn vaak verbijsterend. De gedachte
aan Ed. Meyer's palmen kan menigen
jeugdigen zwemmer in deze tijden de
nachtiust rooven. Wat tot allicht ge
vaarlijke «proefnemingen» zou kunnen
leiden. En, aan den anderen kant,
weer 't zeer heilzame, gelukkige en
bij uitstek nuttige gevolg kon hebben
dat de liefde voor de zwemmerij nog
veel meer vorderingen maakte dan
zelfs in de jongste tien jaren 't geval
is. Zeker, te water moeten zij, onze
jongens en onze meisjesRoemer Vis-
scher's dochters zwommen in baar tijd
als bruinvisschen. Dat was in de dagen
toen eene eerbare jufier ook op klaar
lichten dag zich niet onverzeld ver van
de ouderlijke woning mocht wagen
Wil men 't zwemmen bij de »spoi't«
rangschikken, 't is best. Maar men
huidige allereerst en allermeest niet
de kunst om sport-titels, bekers,
medailles e. t. g. te veroveren,
doch eene heerlijke lichaamsoefening
die ons tegen gevaar beschikt en
tevens in ons opwekt altruïstische
zucht om anderen, in gevaar verkee-
rend, te kunnen redden. Wie de
zwemkunst leeit moet zich wel oefenen
in zelfbedwang; in rustige koelbloedig
heid en kalme berekening; in sober
heid. Hij leert achting hebben voor
de verzorging van zijn lichaamvoor
den eisch van huidcultuur, in alle
kringen onzer maatschappij nog zoo
schromelijk verwaarloosd.
Voor allerlei buitenissigheden op
het gebied van neurasthenie, zenuw
zwakte, ziekelijke verbeelding, wereld-
smart-iijderij en aanverwante narig
heden is bet zwemmen een puik voor
behoed-, eventueel geneesmiddel.
Wie leest van het gruwzame gevolg,
hetwelk, op krankzieleleven, en dus
ook op tot waanzin verwoeden navoi-
girigszucht kan hebben. 't Hooren
over moord- en zelfmooid-gevallen
Wie denkt aan den schakel, die ge
zocht wordt tussehen het Grouingsche
drama en dat andere, soortgelijke.
Hem wordt 't bespiegelen over dit
onderwerp onbehagelijk. Voor den
naasten familie- en vriendenkring van
zwakkeling; van mensch met jammer
lijk-verbroken «evenwicht», zijn der
gelijke rampen zeker ontzettend.
Gevraagd mag echter worden, of
voor de maatschappij zóó groot en
ernstig is het verlies van op de levenszee
hulpeloos ronddobberenden, die de
kracht, den moed, den ernst, den wil,
de »ruggegraat» missen om te strijden
en te volharden voor hun eigen geluk?...
Onze maatschappij heeft stevige,
kerngezonde menschen noodig. Wij
verfoeien terecht de wreede Spartanen,
die mismaakte, zwakkelijke pasgebore
nen in een put wierpen... En toch,
sommigen zullen 't gruwelijk parado
xaal vinden, en tochwat is eigenlijk
wreeder, het dooden van een nagenoeg
bewusteloos schepseltje, dal niet genoeg
«wapens» heeft om zich met kans op
succes te knnnen verweren in eene
samenleving, waar brute kracht als
»'t hoogste» wordt beschouwd... Dit,
dus, met oud-Spartaansch oog bekeken..
Dit, of 't verzuimen der zorgen,
welke uw kind, zedelijk en intellectu
eel, kiachtig, goed, bruikbaar kunnen
doen worden in onze moderne maat
schappij?... «Niet ieder gelukt 't Co-
rinthe le bereiken» zeiden de oude
Romeinen. Niet ieder is van het stevige
hout, waaruit de Ed. Meyer's woi den
gesneden, die het kunststuk volbrengen
om van Enkhuizen naar Stavoren te
zwemmen en dan, frisch als hoentje,
aan wal te stappen... Maar ons te
sterken, te stalen, te oefenen, zede
lijk en lichamelijk, dat is stellig een
allereerste «eisch des tijds».
En daarom vind ik 't een zegen
wanneer het voorbeeld van kranige
kerels als de Zuiderzeeman onze naii-
perij instincten prikkelt... Zacht-
kens, zonder dat we ook direct Enk
huizen-Stavoren willen bruinvisschen...
maar tocheen stoot geven in de
goede richting...
Mr. ANTONIO.
Te Potsdam is Maandagnacht ge
scholen op een schildwacht, den
kanonier Szelag, die daar bij een kruit
huis op post stond. De schildwacht
zag drie mannen op hem aankomen,
die, toen hij hen waarschuwde, dat
hij schieten zou, zich op den grond
wierpen en toen hij een schot loste,
terug schoten. Szelag maakte alarm
en kreeg twee man bij zich, tot 3 uur.
Daarna stond hij weder alleen op post
en een half uur later kwam er weer
een man op hem aan, die, toen hij,
na waarschuwing, op hem schoot, ook
een schot loste en den kanonier aan
den onderarm verwondde. Tweeatideie
kanoniers, die, nadat Szelag naar het
wachtlokaal was gegaan om verbonden
te worden, de wacht hielden bij het
kruithuis, hoorden ook een verdacht
gedruis en losten een schot, hetwelk
onmiddellijk met een schot werd be
antwoord.
De aanvallers, naar wie telkens
nauwlettend werd gezocht, waren niet
te vinden, ook niet met behuip van
politiehonden. Men vond alleen de
sporen van hunne voetstappen, waar
van gipsafdrukken werden genom -t
25) DOOK
T. JD-u.cliatea.TO..
De den mensch aangeboren verniel
zucht werkte deze drift natuurlijk niet
weinig in de banddaarbij kwam, dat
velen, die genoeg eigenliefde hadden,
om niet voor bepaald onbruikbaar en
onnut te worden gehouden, maar geen
inoeds genoeg, om zicb vrijwillig bij
het leger of de schutterij aan te slui
ten, die houtkapperij als een welkom
middel aangrepen, om zicb in eigen
oogen en die van anderen te verheer
lijken mogelijk wel met het ge
heime voornemen, na afloop van den
oorlog, op zijn heldenmoed van het jaar
zóóveel te wijzen, even als men dat
van meer bedaagden had gehoord, die
de tiendaagsche ruzie hadden meege
maakt, op de rustkamer te Bergen op
Zoom, Breda of Eindhoven.
Intusschen was het een verblijdend
verschijnsel, dat men de fout, in vre
destijd begaan, thans door algeheels
toewijding trachtte goed te maken.
Was er voor een behoorlijke regeling
ook te dien opzichte gezorgd, dan
ware het terrein in weinige dagen met
oneindig minder volk en moeite op
geruimd geweest.
Zij, die zich intusschen voorgesteld
hadden, aan die houthakkerij als aan
een pretje deel te nemen, zouden wel
dra ondervinden, dat ook deze toe
rusting ten strijde hare offers eischt,
wanneer zij niet tijdig gereed is.
Tussehen de forten bij Vechten en
Rijnauwen,ten Zuid-Oosten van Utrecht
ter weerszijden van den krommen Rijn,
bevindt zich een prachtig bosch, af
wisselend van vorm, zich uitstrekkende
tot op een duizendtal schreden van de
Lunetten, die aan diezelfde zijde, doch
in de onmiddelijke nabijheid der stad
gelegen zijn.
Die duizenden hoornen moesten allen
geveld worden, opdat men tussehen
beide forten benevens tussehen deze
en de Lunetten een vrij gezicht zou
hebben en het bosch aan den vijand
geen gelegenheid zou bieden, onge
merkt zich daar te versterken of de
stad te naderen.
Het was van meer belang dit hout
te vellen, daar het terrein aan die
zijde van de stad, door zijn hooge lig
ging, slechts voor een klein gedeelte
kan geïnundeerd worden, en den vijand
dus een voortreffelijk punt van aanval
zou bieden, indien hij, door dat bosch
gedekt, tussehen beide forten door, de
stad zou kunnen naderen.
Aan dit houtgewas nu, beproefde de
bevolking van Utrecht hare krachten.
Gedurende den eersten nacht was dat
geheele terrein electrisch verlicht, zoo
dat men onophoudelijk had kunnen
doorwerken. Zij, die vermoeid waren,
gingen eenigen tijd ter zijde en ston
den hun plaats aan anderen af, die op
hunne beurt weder afgelost werden.
Er was regel en orde bij het werk.
Een aantal opzichters zagen toe, dat
men geen boomen velde, die het pad
konden versperren, waar langs het ge
kapte hout moest worden weggevoerd,
zoodat men voet voor voet, het terrein
opruimde.
Reeds had men op deze wijze dan
ook een breede strook, in verhouding
tot de opruimingen die elders plaats
vonden, gereed gemaakt, toen, in den
avond van den derden dag, een afdee-
ling vijandelijke ulanen, welke men
wist, dat op verschillende plaatsen den
IJsel overgetrokken waren, door de
invallende duisternis begunstigd, zich
plotseling met gevelde lans op de hout
hakkers wierpen en na er eenigen, die
niet spoedig genoeg tussehen de boo
men konden verdwijnen, te hebben
doen sneven, even snel terugkeerden.
Deze aanval was zoo onverhoeds
geschied, men was zoo weinig voor
bereid op een dergelijke verrassing,
dat er van onze zijde slechts hier en
daar een enkel geweerschot was ge
lost, door de op den weg geplaatste
schildwachten. Niet voor de ruiters
reeds lang weder in de schemering
verdwenen waren, werd hen uit een
der weinige stukken, welke op het
fort Rijnauwen in batterij waren ge
bracht, een granaat nagezonden.
Intusschen had die aanval ten ge
volge, dat men voorzichtiger werd en
maatregelen nam, die de veiligheid
der arbeiders voorshands verzekerden.
Doch loopen wij den gang der ge
beurtenissen niet vooruit.
..Nu wij in zooverre ingelicht zijn,
mijn waarde, zullen wij onzen vriend
en wapenbroeder Schimmel een bezoek
brengenwij moeten heden nacht ver
trekken, anders zie ik, dat onze onder
neming spaak loopt,» sprak Daan tot
zijn lotgenoot.
..Ik geloof dat gij gelijk hebt," ant
woordde deze, "laat ons gaan."
Eenigen tijd later was het drietal
vereenigd.
«Nu zou hetnietkwaad zijn," merkte
Daan aan, ..als wij ons gezamenlijk
naar Rijnders en vervolgens naar den
kapitein begaven.»
»Dat kunnen wij doen, maar een
oogenblik, ik zal U even de lijst dei-
aspiranten voorlezen, die er overge
bleven zijn, nadat de schutterplichtigen
zich teruggetrokken hebben.»
»Ga uw gang.»
..Mocht er een onder zijn, die gij
liever niet
Allen zijn ons welkom,»
viel Daan hem in de rede, ..indien zij
slechts geschikt zijn er zullen er
bovendien niet veel wezen.»
..Met degeen, die van het eerste
vijfentwintigtal overgebleven zijn, nog
zes en dertig. Door die ongelukkige
meening, welke thans helaas! blijkt
niet de ware te zijn, dat de schutterij
slechts bij excercitie en parade onder
de wapens moest komen, hebben een
zestigtal jongelui, die gaarne meege
daan hadden, moeten bedanken.»
»'t Is jammer, maar het aantal is
nog altijd voldoende. Wij hebben, vol
gens onzen bevelhebber, in hoofdzaak
niets anders te doen, dan de spoor-