NIEUW 1
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Kinderbescherming.
SÉelsen uil de rectlzaal.
J. P. tyÉTZGER Jr., Tuinarchitect.
Steniawe^g- S ZEIST.
Aanleg jvari Buitenplaatsen, Parken, enz.
BUITENLAND
rvo. 92
Woensdag 16 November 1910
Negen-en-dertig?>te Jaargang.
VERSCHIJNT WtlENSDAG EN ZATERDAG
Van af heften, tot 6 Dec. worden de nog
voorhanden zijnde
PA HIJ/, EH M ODJèlïH O EDEN
tegen veelvermiiidarften prijs uitverkocht.
jSér-rr: AIF DEIU BRIIVKE.
iib Langeslraat.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Laugestraat 77. Telephoonno. 09.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7*/, Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Onze aarde is nog lang geen para
dijs eti hoeveel er in den loop der
tijden ook moge verbeterd zijn, er
blijft nog zooveel over dat voor ver-
beleiing vatbaar is.
Slechte levensvoorwaarden belem
meren de ontwikkelingskansen en de
levenskracht der kinderen en der
maatschappij. Deze uitspraak is reeds
zoo menigmaal herhaald, dat een uit
voerig betoog overbodig rnag worden
geacht, De statistiek staat ons met
bewijzen alweer t"ii dienste.
Om slechts een enkele greep te doen
in Duitschland sterven volgens de
laatste gegevens, in de aanzienlijke
families jaarlijks 57 van de 1000
kinderen, maar onder de arme be
volking van Berlijn 345.
Een ander onderzoek toont aan.
dat bet aantal doodgeborenen in de
hoogere klassen 21 van de 1000. doch in
de arbeidersklasse55perlOOObedraagt.
Zoo is de verhouding tusschen de
kindei sterfte bij den veldarbetder en
den fabrieksarbeider, tussctieri hun
gewicht, tusschen het aantal voor
den dienst ongeschikten in Zwit
serland b. v. is dit aantal in de
fabrieksdistricten grooter dan in
die, waar veldaibeid het hoofdmiddel
van bestaan is mede een bewijs
voor bet bovenstaande.
Voorts leeit de sociale statistiek,
dat geringe loonen, mede veroorzaakt
door vrouwen- en kinder arbeid,
slecbte woningen onvoldoende voeding
en kleeding niet te onderschatten
factoren zijn; en dat de arbeid der
vrouw buitenshuis de verwaai loozrng
der kinderen meebrengt, de huiselijke
ongezelligheid bevordert den man
naai de hei berg drijft, r. a. w. onzede
lijkheid en drankzucht in het leven
roepen, die wederom de «minder
waardigheid# veroorzaken, waarmede
de kinderen reeds geboren zijn. Over
spannen moeders, drankzuchtige vaders
erfelijke ziekten, te vroege arbeid dat
toont zijn gevolg in de uitgemergelde,
vervallen kinderlichamen, die wel
met kunst en vliegwerk in het leven
Beroepen, maar niet bevrijd kunnen
worden van de gevolgen der levensom
standigheden, waaronder zij zijn ge
boren en opgevoed.
Een krachtige, doortastende, be
schermende wet voor vrouwen en
kindeien. moet zich als gebiedende
eiscb doen gelden van het «sociaal
geweten« der samenleving. En wel
zijn maatregelen in dien geest ge
nomen, maar niet afdoende. Waar
toch de industrie zich ontwikkelt of
uitbreidt, wordt de vrouw aan het
buis, het kind aan het spel «ont
trokken.
De groot- en kleinindustrie heeft,
als gevolg van de scherper wordende
concurrentie behoefte aan goedkoopere
weikkracht. Het werk der vrouw en
dat van het kind moeten daarin voor
zien eri drukken tevens bet loon van den
man. In de tijden, toen groote per
soonlijke lichaamskracht en uitblin
kende bekwaamheden voorden beroeps
arbeid noodig waien, viel deze over
het algemeen den man ten deel. Maar
sedert de machines, dommekracht en
handvaardigheid giootendeels over
bodig maakten, verviel niet alleen de
noodzakelijkheid van het aanwenden
van mannenkracht, maar in sommige
gevallen b v. in katoenspinnerijen had
den de buigzame vingers der kinderen
omdat zij leniger en de teere lichamen
van knapen, meisjes en vrouwen meer
waarde, omdat zij slanker waren.
In Engeland bereikte de viouwen-
en kinderarbeid haar hoogtepunt, in
verband met de hooge vlucht die de
katoenindustrie daar in koi ten tijd nam.
Geheele bezendingen van kinderen uit
arui- en bestedelingshuizen werden
naar de textiel-industrie gezonden
om daar behulpzaam te zijn bij de
machinale bereiding van katoenen,
wollen e. a. stollen
De bevolking in die districten kwijn
de, kinderziekten en gebreken narnen
schrikbarend toe evenals ruwheid en
onwetendheid.
Zwangere vrouwen, kinderen van
40 jaar werkten soms van 1418
uren. Eindelijk vei hieven zich krachtige
stemmen tegen zulk een onrnensche-
lijke exploitatie, met dit gevolg dat
de «tienuursweW tot stand kwam, die
voor genoemde werkkrachten den
arbeidsduur op hoogstens 10 uur per
dag bepaalde.
Soortgelijke wetgevingen kwamen
in andere landen, want de ontaardende
uitweiking van de onbeteugelde»
vrouwenen kinderarbeid was in
een helder, maar treurig licht te
staan gekomen.
Toch gaat men voort met de aan
wending dezer soort van arbeidskracht
en wel in die bedrijven] die buiten
het terrein der wetgeving vallen. In
Rusland is de kmdeiarbeid bij de
mattenweverijen met aan beperkte
bepalingen gebonden; in Duitschland
speelt die arbeid in de speelgoedfa-
biieken een afschuwelijke rol, te
afschuwelijker, omdat, door aan ge
lukkige kinderen vreugde te bereiden
aan anderen de levenskracht wordt
ontnomen. Onder de bedelknapeo en
meisjes in Italië zijn vele kinderen,
die op de een of andere wijze mis
vormd zijn door den arbeid in de
zwavelmijnen van Sicilië, waar zij
«ineengedruktt m lage schachten,
beladen worden met zware zakken,
op een leeftijd waarin hun teedere
ledematen onder zulke omstandigheden
wel onherstelbaar in hunne ontwik
keling gestuit moesten worden.
Maar ook de industrieele huisarbeid,
vallende buiten de wet, legt op de
krachten en genoegens der kleinen
maar al te veel beslag, ook in ons
land Wordt met betrekking tot deze
belangrijke kwestie niet spoedig en
radicaal van staatswege ingegiepeu,
dan zal «de hoop der toekomst« een
«gevaar der toekomst« worden. Een
absoluut verbod van alle kinderarbeid,
speciaal van gedwongen industrieelen
arbeid van schoolgaande kinderen, is
de eenige grondige oplossing. En kan
door eeheeLJf^derland.
Levering der vms^uilejyie-^wassen tegen BILLIJKE PRIJZEN.
men daaraan toevoegen de grootst
mogelijke beperking van den arbeid
der vrouw, dan kan dit niet anders
dan worden toegejuicht, omdat het
de desorganisatie tegen zou gaan
van het huiselijk leven en de degene
ratie van het door de vrouw voort
gebrachte nieuwe geslacht.
In deze richiing is nog o, zooveel
te doen
Tolstoj verdwenen.
Zooals reeds telegrafisch is bericht,
heeft Graaf Leo Tolstoj, de beroemde
Russische denker en schrijver, zijn
landgoed Jasnaja Poljana verlaten,
om met zijn vriend, dr. Makovetzky,
do eenige uit zijn omgeving met wien
hij volkomen sympathiseerde, zijn
verdere levensdagen in afzondering
door te brengen.
De bejaarde schrijver en zijn vriend
vertrokken 's morgens vroeg, zonder
van iemand afscheid te nemen. De
bediende die den graaf zijn valies
hielp pakken, meende dat Tolstoj
zijn getrouwde dochter ging bezoeken.
In een brief aan zijn vrouw die hij
achterliet, schreef Tolstoj. dat hij niet
langer kon leven zooals hij deed, in
strijd met de leer die hij verkondigde,
en dat hij zich gedrongen gevoelde
afstand te doen van alle weelde, om
nu te gaan leven als een eenvoudige
boer. Hij vroeg zijn vrouw vergiflenis
voor het verdriet, dat hij baar aandeed,
maar verklaarde dat hij nietanders kon.
De arme gravin is radeloos van
smart. Zij viel herhaaldelijk in zwijm
en deed al tweemaal een poging om
zich te verdrinken. Men vreest dat
zij krankzinnig zal worden.
Niemand wist, waarheen Tolstoj
zich had begeven en de eerste na
sporingen bleven vruchteloos. Maar
gisteren heeft een berichtgever van
de Roeskoje Slowo ontdekt, dat Graaf
Tolstoj verblijf houdt in het Sjamor-
dinski-klooster, bij de stad Koselsk.
Over den stap dien Tolstoj beeft
gedaan wordt verschillend geoordeeld.
Verscheidene nuchtere beoordeelaars
zijn van oordeel dat hij krankzinnig
is geworden. Maar zijn vereerders
bewonderen hem des te meer om zijn
jongste daad en het offer, dat bij
daarmede aan zijn idealen heeft
gebracht.
Afdreiger.
't Geheim.
«Lena, wat is er toch?» kwam de
zwakke, flauwe stem uit de alkoof-
En zij' met het glaasje wijn-en-water
naar moeder, 't Houdend bij de slap-
kleurlooze lippen. Een paar liehtroode
drupjes gingen erin... Ze hield haar
arm onder het hoofdje, tegen den
knokerigen rug aan. Dat 't haar
schrijnde in de lendenen, zóó lang
duurde 't voordat moe iets gedron
ken had.
«Zóó goed?» vroeg het oude meisje
met de naar grijs al zweemende hlonde
haren en de strakke oogen van veel
in levensangst geweest zijn...
«Zóó goed, moeke?»
Oudje knikte. Zuchtte van inspan
ning toen het slap-afgetobde lijfje
weer in de kussens terugzonk. Pro
beerde te kijken. tegen 't helle
licht, van door de huiskamer stroomend
naar de alkoof, waar ze lag naar
wat het gezicht van Lena beduidde...
Want oudje voelde iets bijzonders...
angstwekkends...
De slap-kleurlooze lippen mummel
den. Ze wou iets uitbrengen, maar
durfde niet...
Het uitgeteerde handje, dat op 't
dek zwierf, had iets tastends zoekends,
Lena stopte 't oudje nog wat in. Bracht
toen haar grijsblond hoofd vlak bij
de prevelende lippen... Luisterde
strék
Ze had, door de lange ervaring, ge
leerd te gissen, te raden wat moeke,
die, na den laatsten aanval, niet
meer gewoon spreken kon wou
zeggen. En héél dicht bij 't eene
stokdoove oor riep ze, met den
voet dichtduwend een van de alkoof
deuren... Hij mocht 't eens verstaan-
In den toestand, waarin hij nu ver
keerde... «Welnee, moe, 't was Kees,
hij is al weg, kwam vragen wanneer
u nou weer beter beDt... Kees, anders
niet... Ben je nou gerust?»
Glimlachte tegelijk vlék bij de
haast-doode oogen van wegstervend
oudje. Voelde in de omvatting der
kille, klamme, krachtelooze vingers
dat er tóch nog onrust, onzekerheid,
angst was gebleven.
«Kees vroeg nog,» zei Lena, nu
harder sprekend; terwijl ze poogde
uit te blusschen vonkje van woede,
van haat, tegen den kerel, die daar
vlak-naast de alkoof zat te wachten
»Kees vroeg nog of u morgen
weer wat gestoofde-peertjes wilt heb
ben. Mien-wou ze sturen, maar ze
wisten niet of u er trek in hadt...
Mien is weer heelemaal heter, zei-ie...
De hoest is over... Gelukkig, hè?—
Ze zag voorzoover in de alkoof
licht was moeke scherp aan... Ver
trouwde 't nog niet heelemaal. Oudje
was zóó pienter. Maar ze mocht 't niet
weten, dat Kees weer gekomen was—
Dokter had eergisteren, toen ze
hem op den man af gevraagd had
wat-ie nou van moeke dacht... Dokter
had toen schrikkelijk lang geblazen
op een van z'n mouwen, waar-ie een
stofje op meende te ontdekken.
Dokter wist alle9 van de Velder's.
Ook wat oud, wegstervend moeke
voor Lena, met d'r grijsblonde
haren was. Had gezien, hoe oud-moeke,
nu al acht jaar geleden, haar in huis
ontvangen had, toen ze... Toen ze-
met opengespreide armen; met dat
heerlijke, lie7e moederlachje van«Kom
nou toch bij me, lieveling!» op 't
goedige gezicht. Was erbij geweest,
toen moeke Lena op de schoot nam
en zoende, pakte— En haar dochter,
nè al wat gebeurd was, in het oor
fluisterde dingen, die haar zich kramp
achtig aan moeder deden vastklam
pen... Van: »0, lief! O engel, die je
toch bent!»
De oude, vierkante, barsche dokter
had toen, met z'n tien vinger9, tegen
de ruiten staan trommelen.
En toen oome-Sander, die er ook
bij was, hem op den schouder tikte
en zei
«Dokter, dokter, zie-u dat!?»
Toen had-ie, al-maar naar buiten
turend, gebromd van: Jawel, ga-je
gang maar!»
En z'n neus
kwartier lang.
Dokter had toen geschreid. Hij kon
't niet uithouden; toch niet maskeeren...
Een hand van moeder genomen en
een hand van Lena. Op allebei de
handen een zoen gedrukt. Was daarna
weggegaan zonder een woord meer
te zeggen.
Hij had ze namelijk bij elkaar ge
bracht, moeke en Leen... Na él wat
gebeurd was...
Dokter had haar eergisteren gezegd
na al dat blazen op z'n mouw
gesnoten, wel een
...Iets met zjjn groote, mooie, helder
blauwe, eerlijbe, strenge oogen.
Zij hadden begrepen.
Haar lippen hadden getrild. Haar
handen had ze saam geklemd, en ze
had hem aangezien met eeD blik,
waarin oneindige smart schrijnde.
Maar hij keek voor zich heen.
En zij berustte toen-
Pijnigde den ouden, lieven vriend
uit beter dagen niet met vragen.
Moeke's leven hing aan een zijden
draadje. Ze hadden er toen toch nog
half-fluisterend over nagespro
ken. Zij niet kunnende beheerschen
het verdriet, dat Lena de tranen over
d'r wangen deed stroomen.
't Kon nog een maand: misschien
nog een week of zes duren... Moeke
stierf weg, zooals een kaarsje uitgaat...
Langzaam en zeker... Een hevig wind-
stootje, een tochtje, een briesje, een
nietsje kon 't eind aanbrengen vóór
men er iets van vermoedde, nog een
seconde tevoren—
«Heusch,» zei Lena met de nu-
aschblonde haren «heusch, moe 't was
Kees... Om die appeltjes!» Op het
witte, weeke kussen maakte het geel-
grauwe kopje van de zieke 'n beweging
van dat-'t-dan-goed-was...