NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. e. BINNENLAND. IN HET LAAGLAND. Zaterdag 21 Januari 1911. Veertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG RAADSTUKKEN. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15; Francofper post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephoonno. 69. ADVERTENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In uwe vergadering van 20 Decem ber 1910 werd in onze handen om advies gesteld een adres van de Uti echtsclie Water leid mg-Maatschap pij, waarbij zij U eerbiedig ver zoekt terug te komen op het besluit d.d. I November 1910, no. 369, be treffende den aanleg en exploitatie eener gemeentedrinkwaterleiding en aan ons College op te dragen om met adressant te heropenen de onder handelingen over een wijziging der concessie-voorwaarden waardooradres- sante in staat zal worden gesteld, voor lageren prijs dan thans in de wateileverantie ten behoeve van de Gemeente en de ingezetenen te voor zien. Naar aanleiding van dit adres heb ben wij de eer U mede te deelen. dat wij de concessionalisse bij schrijven van 3 November 1910 in kennis ge steld hebben met uw besluit betref fende den aanleg en de exploitatie eeriér gemeentelijke waterleiding en dat wij daarbij, ter uitvoering uwer opdracht, de concessionarisse hebben medegedeeld, dat uwe vergadering be reid is met baar in onderhandeling te treden over overneming door de Gemeente van het buizennet, voor zoover dit in de Gemeente ligt, waar door voor de concessionarisse de ver plichting tot verdere exploitatie zal ophouden. Als antwoord op dit schrijven werd het U bekende bier voren genoemde en aan U gerichte adres ontvangen Alvorens dit adres bij U ter be handeling voor te dragen hebben wij hierover een advies van een rechts geleerde ingewonnen, welk advies wij voor U ter inzage neerleggen met uit drukkelijk verzoek, daaromtrent ge heimhouding in acht te nemen. Op grond van dat advies kan, naar onze meeriing, uwe vergadering het ingenomen standpunt in alle opzichten blijven innemen. Ons college zoude met deze korte mededeeling feitelijk kunnen volstaan. na de uiteenzetting, die wij in ons desbetreffend rappoit van 20 Augustus 1910 afdeeling 1, no. 911 (gedrukte stukken pagina 151 en volgende) van de waterleiding-queastie hebben ge geven en na het hierboven vemelde juridisch advies ware bet niet, dat in het adres van de Maatschappij be schouwingen voorkomen, die wij niet zonder een woord van protest mogen laten voorbijgaan. In dit adres toch wordt beweerd, dat uw besluit lot aanlegen exploitatie eener gemeentelijke waterleiding in strijd is met de in eene beschaafde maatschappij gangbare begrippen van moraal en goede trouw. Tegen deze qualificatie meenen wij met kracht te moeien opkomen, te meer omdat de concessionarisse zelve tijdens de onderhandelingen, die vanaf 1905 gevoerd zijn, bet standpunt heeft ingenomen, aat de tegenwoordig geldende concessie haar niet een uit- slnitend recht van concessie gegeven hpeft. Iri haar schrijven van 9 Juni 1995 verklaard zij zich bereid nieuwe werken aan te leggen en schrijft zij, dat het billijk is, dat tegenover de aanzienlijke financieele offers aan h3ar een waarborg worde gegeven, dat de vruchten dier opofferingen haar niet worden onttrokken. »De waarborg" zoo luidt de brief verder «ligt in het verleenen eener uitsluitende concessie voor een eenigszins uiige- bieid tijdperk". Toen wij, krachtens uw opdracht van 28 Augustus 1906, onderhande lingen aangeknoopt hebben over bet veileenen eener geheel nieuwe con cessie, werden door ons als hoofd punten o.a. gesteld bet verleenen eener uitsluitende concessie en het recht voor de Gemeente op tusscbentijdsche overneming van het bedrijf. Deze on derhandelingen namen zeer veel tijd in verband met de vaststelling der voorwaarden, op welke de Gemeente tusschentijds het bedrijf zou kunnen naasten. Toen ten slotte bleek, dat over deze voorwaarden voor naasling geen overeenstemming lo verkrijgen was, deelde ons college de concessio narisse mede, dat indien voor de Ge meente het recht tot tusschentijdsche overneming niet gevestigd kon wor den, de Gemeente nimmer het uit sluitend recht tot exploitatie zou kunnen weggeven. Wij stelden daar om de concessionarisse voor. de con- nessie, zooals deze door haar en ons college was ontworpen, bij den Gemeeteiaad in Ie dienen met dien verstande, dat de bepalingen betref- fendeui tsluitende concessie en tusschen tijdsche overneming zouden verval len. Op 18 November 1908 antwoordde de concessionarisse hierop, dat zij deze voorstellen aanvaardt en er derhalve in toestemt, dat de bepalingen, in de voorloopig ontworpen gewijzigde con cessie betrekking hebbende op de uit sluitende concessie en op de over neming tusschentijd doordeGemeente, zullen vervallen Uit deze onderhandelingen en brieven blijkt naar onze meening onbetwist baar, dat de concessionarisse zelve van oordeel is, dat hare concessie niet is eene uitsluitende en dat die concessie derhalve aan de Gemeente toestaat, zoowel zelve eene water leiding te exploiteeten als aan derden hiertoe concessie te verleenen. In 't bijzonder wenschen wij hier op nadruk te leggen, omdat het stand punt van de Gemeente ten aanzien van het uitsluitend recht der conces sie steeds onveranderd is gebleven en ook door de concessionarisse bij de gevoerde onderhandelingen dit zelfde standpunt is ingenomen. De beschuldiging van niet-inacbt- neming der goede trouw kan op grond van het bovenstaande naar onze meeriing als volkomen ongegrond be schouwd worden. Bovendien komen ook in ander op zicht onjuiste voorstellingen in het adres voor. Niet de Gemeente, doch de concessi onarisse heeft, blijkens haar schrijven van 3 Maart 1910, de onderhandelin gen afgebroken (zie ons voorstel van 20 Augustus 1910; gedrukte stukken pag. 155). Niettegenstaande een verzoek van uwe vergadering, wilde de concessio narisse hare voorstellen betreffende de vaststelling der nieuwe concessie niet langer handhaven dan tot 15 April 1910. »Na dien datum" zoo schrijft de concessionarisse nzullen det halve èn de Gemeente èn de con cessional isse ten opzichte der bedoelde voorgestelde wijzigingen geheel vrij tegenover elkander zijn. Mocht het Gemeentebestuur evenwel na den '15 April 1910 nieuwe onderhandelingen wenschen aan te knoopen met onze Maatschappij, dan zal deze bereid ge vonden worden, daartoe mede te wer ken". Inderdaad kan het gevolg van de exploitatie eener gemeentelijke water leiding zijn, dat op de concessionarisse, ofschoon haar aantal afnemers klein is, tot 1932 de verplichting tot exploi tatie blijft rusten. Wij merken even wel op, dat tegelijk met uw besluit tot aanleg eener gemeentelijke water leiding, onderhandelingen aangeboden zijn aan de concessionarisse, waardoor deze verplichting voor haar zal worden opgeheven. Op deze bereidverklaring van de zijde der Gemeente is de concessionarisse echter niet ingegaan. Voor de juridische zijde van deze aangelegenheid verwijzen wij u naar het in den aanhef dezes genoemde juridisch advies. Wij achten het niet gewenscht, dit advies te publiceeren en evenmin in dit rapport juridische beschouwingen neer te leggen. Blijkens het adres van de conces- cionarisse bestaat er tusschen uwe vergadering en baar verschil over de verklaring van de concessie. Art. 31 der concessie, luidende; «De beslissing over de verklaring, toepassing of niet-nakoming dezer concessie blijft uitsluitend aan den Raad opgedragen, zal dus thans moe ten worden toegepast. Uwe besluiten van 1 November 1910 betreffende aankoop van gronden, bet aangaan eener geldleening, een en ander ten dienste der waterleiding, kunnen thans aan de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten onderworpen worden. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U het hierbij gaand concept-besluit ter vaststelling aan te bieden. De Raad der Gemeente Amersfoort, Gelet op het voorstel van Burge meester en Wethouders van 13 Janu ari 1911, afdeeling I, no. 84, en zich daarmede vereenigende. BESLUIT I. Op grond van art. 31 van de concessie, verleend aan de Utrechtsche Waterleiding-Maatschappij, «Compag nie des eaux d' Utecht", tot den aan leg en de exploitatie eener drinkwa terleiding uitdrukkelijk uit te spreken, dat deze concessie-voorwaarden geen uitsluitend recht tot den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding aan de genoemde Maatschappij ver leenen en dat uit deze concessie- voor waarden geen verplichting van de Gemeente voortvloeit om zich van bet aanleggen en exploiteeren eener eigen gemeentelijke drinkwatei leiding te onthouden fl. afwijzend te beschikken op het adres van de Utrechtsche Waterlei ding-Maatschappij «Compagnie des eaux d' Utrecht", dd. 13 December 1910. De versterking van Vlissiagen. Onze Berlijnsche berichtgever meld: Naar aanleiding van de vraag, door minister Pichon gericht tol de mogend heden, die het Belgische neutraliteits verdrag van 1839 teekenden, of de versterking van Vlissingen niet in strijd zou zijn met dit verdrag, meldt de «National Zeil." van Donderdagavond: In Berlijn heeft deze vraag, die van 7) »U bent koopman van den eersten rang,// gaf ik hem ten antwoord, «en ik ben maar timmerman, dat is waar. Maar de Heilige Jozef was eveneens 1 timmerman,/! zei ik, //ons ambacht is rechtvaardig en Gode welbehaaglijk, j Maar als u er plezier in hebt, om u i zelve hoven mij te stelleD, gaat gernst uw gang, Vassili Dani-liljtsj.» Maar na ons gesprek dacht ik bij mij zelf: wie is de meerderede koopman van den eersten rang of de timmerman, kindertjes.» De Kruk dacht even na en ver volgde toen: «Hij die zich afslooft en lijdt, die is de meerdere.// De zon was ondergegaan en een melkwitte mist hing over de rivier, over de omrastering om de kerk en over de weiden bij de fabrieken. Mid- derwijl viel den avond snel, flikkerde het vuur in de laagte hoog op en het scheen, alsof de mist een hodemloozen afgrond verborg. Op dit> oogenblik verbeeldden Lipa en hare moeder, die arm geboren waren en niet anders dachten, of zij zouden dat haar geheele leven blijven, die alles wat zij haddeD aan anderen gaven, behalve hunne arme schuwe zielen, verbeeldden zij zich wellicht eenigszins flauw, dat ook zij, in de oneindige schikking der lotsverdeeling in deze onmetelijke en geheimzinnige wereld, eene kracht waren, en dat zij boven den een of ander stonden. Zij waren blijde, dat zij zoo hoog geplaatst waren en zij glimlachten van genoegen, zonder er aan te denken, dat zij vroeg of laat weder zouden moeten afdalen. Zij kwamen eindelijk tehuis. Eenige maaiers zaten op den grond voor den winkel en voor de deuren. De werk lieden uit Onkléevo wilden in den regel niet bij Tsijboukine oogsten; somtijds moesten ze vreemden huren. Door de duisternis scheen het, alsof ze allen lange zwarte baarden hadden. De winkel was opeDmen zag den doove en een bediende samen dammen. De maaiers zongen zaehtkens, men hoorde hen nauwelijks, of wel, ze vroegen hardop hun loon van den vorigen dag. Maar men weigerde het hun, opdat ze den volgenden dag zonden terugkomen. Tsijboukine in zijn hemdsmouwen, en Akksinia, die op den drempel zat onder een berkeboom, dronken samen thee; voor hen stond een brandende lamp. //Grootvader,» zeide een maaier gek scherend, «geef ons ten minstedehelft?// Dadelijk daarop begonnen allen te lachen, daarna ging men weer voort met zingen, bijna onverstaanbaar. De Kruk ging zitten om ook een glas thee te gebruiken. «Wij komen van de kermis,// begon hij te vertellen. «We hebben ons best geamuseerd, jongens, we hebben ons Goddank, best geamuseerd. Maar luister eens welk een leelijke grap we hebben gehad. Sasjka de hoefsmid koopt tabak en geeft vijftig kopeken om te betalen. En bet was een valsch geldstuk!// zei de Kruk, terwijl hij rond keek. Hij wilde het fluisterend zeggen, maar hij deed het met een rauwe, benauwde stem en iedereen hoorde het). «De vijftig kopeken waren valsch. Men vroeg aan Sasjka: «Hoe komjeeraan?// «Annissiem Tsijboukine heeft het mij gegeven,// zei hij, «toen ik naar zijn bruiloft ben geweest.// Men heeft den anciadmits gehaald en zij hebben hem ingerekend. Pas maar op, Petro- wietsj dat ze er geen praatjes over gaan uitstrooien «Grootvader,// riep andermaal de zelfde stem op plagenden toon, «Groot vader.» Er ontstond eene stilte. «Kindertjes, kindertjes mom pelde de Kruk haastig, terwijl hij op stond (hij viel bij na omver van slaap.) «Dank u voor thee en suiker, kin dertjes, het is nu tijd om naar bed te gaan. Ik begin zeker al te vermol men al de balken in mijn corpus zijn al vergaan, o! ol o!« En opstaande voegde hij er nog hij «Het is weldra tijd om te sterven, denk ik.» En hij begon te snikken. Tsijboukine droDk zijn thee niet uit, en bleef stil zitten mijmeren. Het was alsof hij nog steeds luisterde naar het geluid van de voetstappen van den Kruk, die al een heel eind weg was. «Sasjka, de hoefsmid, heeft dit alles zeker maar verzonnen,// zei Akksinia, die zijne gedachten raadde. Tsijboukine ging naar binnen en kwam weldra terug met een rolletje. Hij maakte het los en de nieuwe roebels rolden er uit. Hij nam er een van, toetste hem tusschen de tanden, en wierp hem toen op het bord van de samovardaarop nam hij er nog een. «Het is waar, die roebels zijn valsch zeide hij, terwijl hij Akksinia verstomd aanzag. Het zijn dezelfde, die Annissiem meegebracht heeft. Neem ze, mijn kind,» zeide hij terwijl hij het rolletje aan Akksinia gaf, «en ga ze in den put gooien. De duivel hale hen. Tracht te bewer ken, dat er niet over gebabbeld wordt; er zou iets kunnen gebeuren. Neem de samovar mee en doe de lichten uit.// Lipa en Prascovia, die in het koets huis gegaan waren, zagen, dat al de lichten na elkander werden uitgedaan. Alleen boven, in de kamer van Varvara brandden nog de roode en blauwe nachtlampjes. Zij maakten een indruk van rust, van vrede en van onwetend heid. Prascovia had zich nooit kunnen wennen aan de gedachte, dat hare dochter nu met een rijken man ge trouwd was. Verlegen liep zij het huis door als eene vreemde en glimlachte als zij iets wilde hebben; men zond haar dan thee en suiker. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1