NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. IN HET LAAGLAND. No. 15. Woensdag 22 Februari 1911. Veertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG BINNENLAND. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant O ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Kijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Uangestraat 17. Telephooimo. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regelB 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend, Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Door de N. V. bakkerij »de Ruytera der firma Verkade en Co. is is aan de Tweede Kamer der Staten- Generaai bet navolgende adres ver zonden Kennis genomen hebbende van het nader gewijzigd ontwerp van wet tot beperking van Zondagsarbeid en nacht arbeid in broodbakkerijen en van den arbeidsduur van bakkersgezellen, ver oorloven wij ondergeteekenden, firma Verkade en Comp. te Zaandam ons, aan Uwe Kamer mededeeling te doen van de ernstige bedenkingen, die bij oris tegen dit wetsontwerp zjjn gerezen. Het heeft ons bij het onderzoek der door den Minister aangebrachte wijzi gingen getrollen, daf deze zoo goed als uitsluitend zich bepalen tot de inlassching in het vroegeie ontwerp van bepalingen omtrent den arbeids duur en lot vervanging der bepalingen omtrent de bakkersraden door andere voorschriften in de artikelen 6 toi 10. Hieruit volgt, dat de Minister niet of nauwelijks op eenige wijze tegemoet gekomen is aan de ge wichtige bezwaren, die in en buiten Uwe Kamer tegen zijne regeling der afschaffing van nachtarbeid waren ontwikkeld, dus ook niet aan de door ons in het licht gestelde moei lijkheden voor wat betreft onze onder neming. Hel oordeel dat wij omtrent de wetsvooidracht velden in ons vlug schrift getiteld! »De bakkerij »Üe Ruijtei» en de ontworpen bakkerswet, dat oordeel blijft dan ook na deze wijziging volkomen gehandhaafd, be houdens voor zooveel belieft onze be denkingen tegen de bakkersraden. Aan geen der overige bezwaren door ons genoemd, is de Minister tege moet gekomen. De door den Minister entworpen wettelijke regeling van den arbeids duur voor bakkersgezellen beoogt een onderscheid te maken tusschen de regeling voor hel klein-bedrijf en die voor het grootbedrijf. Wel is waar wordt dit in de artikelen 12 en 13 der wetsvoordracht niet gezegdook wordt in de Nota van Toelichting niet uitgesproken dat de regeling van art. 12 bedoeld is voor het klein bedrijf en die van art 13 voor het groot-bedi ijf. Echter schijnt zoodanige bedoeling des Ministers niet twijfel achtig. In de Nota van Toelichting zegt Zijne Excellentie dat in het meerendeel der bakkerijen op ver scheidene uren van den dag zeer weinig intensief wordt gewerkt en dat aldaar de gezellen tusschen hun arbeid vol doende rust genieten, terwijl de gezel in vei schillende andere ondernemingen wel intensief moet ai beiden gedurende den lijd dat hij in de bakkerij aan wezig is. Nu wordt het meerendeel der bakkerijen gevormd door de klei nere ondernemingen en reeds daaruit volgt, dat met het meerendeel der bakkeiijen inderdaad de kleinere ondernemingen bedoeld zijn. Dit blijkt ook nog hieruit, dat in art. 12 ge- sptoken wordt van rusttijden die moeten mogen worden doorgebracht buiten de inrichting, hetgeen blijkens de Nota van Toelichting bij art. 12 bepaald is met het oog op de interne gezellen. Nu komt het internaat als stelsel in het groot-bedrijf met voor en het is dus duidelijk, dat ait. 12 doelt op die ondernemingen, waarin bet internaat wordt gevonden. In art. 13 daarentegen wordt gesproken van rusttijden die buiten de inrichting moeten woiden doorgebracht en daar denkt dus de wetgever aan bakkerijen, waar niet de inwoning van gezellen aan zulk een voorschrift in den weg staat, dus aan het grootbedrijf. Mogen wij dus aannemen, dat art. 12 een regeling voor het klein-bedrijf en art. 13 ten regeling voor het groot-bedrijf inhoudt, dan willen wij in de eerste plaats opmeiken dal het gewenscht waie, indien deze onderscheiding ook uit den tekst der artikelen zou blijken. Zooals de wettelijke regeling ihans luidt, blijft de toepassing van die onderscheiding volkomen overgelaten aan het inzicht van het districtshoofd dor arbeidsinspectie. Wanneer toch volgens art. 13, le lid dit districtshoofd oordeelt dat de werkzaamheden in een bepaalde brood bakkei ij niet door voldoende rust tijden worden afgewisseld, dan kan hij de voorschriften geven waarop art. 13 doelt en alsdan geldt de regel van art. 12 niet. Uit de Nota van Toelichting blijkt wat de wetgever eigenlijk verwacht en verlangt dat als lichtsnoer zal gelden voor de Arbeidsinspectie bij de beantwoording der vraag of de wettelijke regel van art. 12 mag gelden, dan wel of door een voorschrift als van art. 13 de exceptioneele regeling zal worden toe gepast: het districthoofd heeft te letten op de betrekkelijk geringere of grootere intensiteit van den arbeid die al of niet voldoende korte rust- poozen tusschen het werk voldoende waarborgt. Wij ontkennen dat dit verschil den grondslag mag zijn voor een zoo ver schillende regeling. Op zichzelf juichen wij het loe dat de Minister bij zijne wijziging der wetsvoordracht thans blijkt te willen doen wat ook door ons reeds in ons vlugschrift al seisch voor goede wetgeving op dit gebied werd gesteld, nl. rekening houden met de zeer uiteenloopende bedrijls- loestanden, doch wij rneenen dat dit juiste beginsel door den Minister op onjuiste wijze wordt toegepast. De Minister maakt hier tot de zijne de vrijwel gangbare en populaire, doch met de werkelijkheid strijdende voor stelling, alsof in kleinere bakkerijen de bakkersgezellen weliswaar zeer langen lijd in de bakkerij vertoeven, doch daar niet zwaren arbeid ver richten, omdat zij gelegenheid hebben telkens eens van den arbeid uit te rusten, waar tegenover dan als beeld vari het grootbedrijf gesteld wordt een toestand waarbij het peisoneel van het begin tot het eind van den arbeidstijd aanhoudend bezig is met gejaagd en onafgebroken werk. Deze voorstelling noemen wij in stiijd met de werkelijkheid. Rustpoozen komen ook in het grootbedrijf voor; het einde van hel chemisch proces laat zich niet aan een vooiaf bepaalden tijd binden en reeds daardoor alleen wordt ook de machinale broodberei ding veelal door kleinere of grootere rustpoozen onderbroken. Hel groote verschil tusschen arbeid in klein- en in groot-bedrijf is hierin gelegen, dat in het eerste alle arbeid in overwe gende mate is handenarbeid, in het laatste machinale arbeid. De handen arbeid vordert aanmerkelijke kracht inspanning de machinale arbeid eisebt van het personeel in hoofdzaak toe zicht op of leiding van de door de machines verrichte voortbrenging; daarom noemen wij strijdig met de werkelijkheid elke voorstelling die den arbeid in kleinere bakkerijen als in tensief lichter schildert dan den arbeid in grootere ondernemingen. Op dezen feitelijk onjuisten grond slag bouwt de Minister nu de onder scheiding tusschen arbeidsiegelingen van klein-bediijf en van groot-bedrijf. Die arbeidsregeling komt voor het klein bediijf hierop neer, dat het genoeg is een diensttijd van 12 uur op te geveD om buiten de wettelijke regeling te vallen. De contióle van wege den arbeidsinspecteur heeft dan slechts betrekking op dit ééne punt, of inderdaad niet meer dan '12 uur tusschen begin en einde van den diensttijd gelegen zijn. De Wetgever meent, dat dan ook slechts 10 uur gearbeid zal worden, doch of dat inderdaad het geval is, daarop wordt niet gelet. Geeft men een diensttijd van 13 of meer uur op. dan zal de onafgebroken rusttijd zoolang moeten duren, dat de werkelijke diensttijd niet meer rs dan 11 uur. De Wet gever meent alsdan dat die 11 uur diensttijd wederom slechts op 10 uur arbeidstijd zullen neerkomen. Of dit laatste inderdaad bet gevalls, daarop zal niet worden gelet. Daar nu het klein-bedrijf met zijne langdurige arbeidstijden de voorkeur zal geven aan een diensttijd van 12 uur boven een van 11 uur, is te voorzien, dat na invoering van de wet algemeen door bakkeiijen als diensttijd 12 uur opgegeven zal worden. Het blijft dan aan het overleg tusschen de patroons en de gezellen overgelaten hoeveel arbeidsuren in die 12 uren diensttijd zullen begrepen zijn. Voor het groot bedrijf of althans voor die onderne mingen, die naar het oordeel der arbeidsinspectie daarvoor in aanmer king komen, zal de regeling van art. 13 gelden, d.w. z. zij hebben van het districtshoofd aan te nemen de regeling van rusttijden en dus van arbeidstijden, die deze zal voorschrij ven of die bij beroep door den Minister wordt vastgesteldin elk geval zal hun arbeidstijd tot 10 uur beperkt zijn. Gaat men de strekking van het bovenstaaande na, dan blijki daaruit: le. de arbeidstijd m het klein bedrijf zal volgens de wet slechts zooveel minder dan 12 uur ziju, als de rusttijden bedragen die de patroon den gezel wil toekennen 2e. ae arbeidstijd in het groot bedrijf wordt gebracht tot 10 uur; 3e. voor het klein-bedrijf geeft de wet bij 12 uiigen diensttijd geen enkelen regel omtrent de rusttijden; bij rneer dan 12-urigen diensttijd geeft de wet voor het klein bedrijf een vast staande regeling van de rusttijden, immers een onafgebroken rusttijd van zooveel uur als het verschil is tusschen den diensttijd en 11 uur; voor het groot-bedrijf wordt de regeling van lusttijden in elk bijzonder geval ge geven door het uitvoerend gezag; bet groot-bedrijf vindt dus in de wet om trent geoorloofde arbeids- en rusttijden slechts dezen eenen regel, dat als de arbeidsinspectie zich hiermede bemoeit, de arbeidstijd niet meer dan 10 uur mag zijn, doch dat overigens alles door de arbeidsinspectie zal worden voorgeschreven. De bezwaren tegen dit laatste stel- 15) Zij koopt en verkoopt en er gebeurt niets zonder hare toestemming. Haar steenbakkerij gaat goed. Door de aan vraag van een spoorweg is de prijs der steenen gestegen tot op vieren twintig roebels de duizend. De vrouwen en kinderen brengen de steenen naar het station en laden de wagens. Zij krijgen vijfentwintig kopeken per dag. (30 centen). Akksinia is geassocieerd met Krij- mine, en hunne vennootschap heet: Gebroeders Kr jjmine junior en Cie. Ze hebben eene herberg geopend bij het station en daar speelt men nu op de harmonica inplaats van in de fa briek. De postdirecteur en de station chef, die beiden eveneens in 't een of ander handel drijven, komen er ook. De jongere Krijmines hebben Stephan een gouden horloge gegeven en hij haalt het telkens uit zijn zak en houdt het tegen zijn oor. Men zegt in 't dorp, dat Akksinia eene groote kracht ge worden is en ze is inderdaad eene groote kracht, als ze 's morgens naar den oven gaat eene mooie gezonde vrouw, met haar kinderlijken glim lach en daar hare bevelen geeft. Iedereen op het dorp en in de fabriek is bang voor haar. Als ze op het post kantoor komt, zegt de directeur dadelijk,: «Neem plaats als 't n blieft, Kenia Abramovora.» Een reeds bejaard grondeigenaar, een saletjonker, gekleed in eenen fijn lakenschen rok en met hooge verlakte laarzen aan, werd toen hij haar een paard wilde verkoopen, zoo gechar meerd van haar, dat hij net zooveel afsloeg, als zij verlangde. Hij hield een heele poos haar hand vast, en zeide, terwijl hij haar met zijne vroo- lijke, slimme oogen aanzag: »Yoor eene vrouw als n, Kenia Abramovora, ben ik bereid alles te doen. Zeg me maar wanneer ik je eens kan spreken, zonder dat wij ge stoord kunnen worden?» «Wanneer u maar wilt.» Sedert dien dag komt de grond eigenaar eiken dag in den winkel bier drinken. Het bier is afschuwelijk, hit ter als absinth. Hij schudt het hoofd, maar drinkt niettemin. Tsyboukine houd zich niet meer met zaken op. Hij heeft geen geld meer op zak, want hij kan geen echt meer uit valsch onderscheiden, maar hij zegt niets en spreekt er met nie mand over. Hij is erg vergeetachtig geworden en als men hem geen eten geeft, vraagt hij er niet om ook. Men heeft de gewoonte aangenomen om zonder hem aan tafel te gaan en zijne vrouw zegt dikwijls: "Gisteren is de oude weer naar bed gegaan zonder te eten.» Zij zegt dit uit gewoonte, op on verschilligen toon. Zomer of winter, waarom dat weet men niet, draagt Tsyboukine dezelfde jas van schapevachten. Als het heel warm is, gaat hij niet uit. Met opge zetten kraag, de slippen van zijne jas bijeen genomen, loopt hij meestal rond, door het dorp, op den weg naar het station, of blijft onbewegelijk zitten van den morgen tot den avond op een bank voor de kerk. De voorbijgangers groeten hem, maar hij groet niet te rug, want hij heeft nog steeds het land aan de moezjieks. Als men hem iets vraagt, geeft hij een kort, maar vrij verstandig en beleefd antwoord. Op het dorp vertelt men, dat zijne schoondochter hem zijn eigen huis uit heeft gejaagd, hem geen eten geeft, dat hij van aalmoezen leeft. Sommigen hebben er schik in, anderen beklagen hem. Varvara is nog steeds dikker en bleeker geworden, en gaat voort met goede werken te doen. Akksina belet het haar niet. Men maakt zooveel con fituren, dat ze toch nooit op zijn voor den volgenden pluk; zij versuikeren en Varvara zou wel willen huilen, om dat zij niet weet, wat er mee te doen. Men vergeet Annissiem langzamer hand. Een poos geleden kreeg men een brief van hem op rijm, op een groot vel papier, bij wijze van request, en weder in hetzelfde prachtige hand schrift. Blijkbaar deelt zijn vriend Samarodof zijne straf. Onder aan het blad stond in leelijk, bijna onleesbaar schrift «Ik ben altijd ziek, 't is vreeselijk hier, in Godsnaam help mij.» Op een mooien herfstdag zat Tsy boukine tegen den avond bij de kerk deur, met den kraag van zijne jas op; men zag alleen zijn neus en de klep van zijne pet. Aan 't andere einde vaD de bank zat de timmerman Elizarof, en daarnaast een grijsaard van vijf- en zeventig jaar zonder tanden, lokof, de sehoolbewaarder. Iokof en Elizarof praatten samen »De kinderen moeten de ouders on derhouden Eert uw vader en uwe moeder,» zeide lokov opgewonden. »En zij, zijne schoondochter, heeft hem uit zijn eigen huis verjaagd. Men geeft hem geen eten of drinken. Waarheen moet hij gaan Hij heeft in geen drie dagen eten gehad.» »Drie dagen,» zei de Kruk, ver wonderd. «Hij zit altijd zoo, zonder een woord te spreken. Hij is zoo verzwakt. Waar om zit hij, zonder te spreken Waarom doet hij zijn beklag niet op het tribu naal? Dan zou men haar de les wel eens lezen.» »Wien hebben ze op het tribunaal niet de les gelezen?" vroeg de Kruk... «Maar 't is niettemin een naarstige vrouw. In zoo'n zaak kan men niet anders doen altijd »In zijn eigen huis,» vervolgde Iokof opgewonden. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1