NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Schetsen uit de rechtzaal.
BINNENLAND.
No. 29.
Woensdag 12 April 1911.
Veertigste jaargang.
BUITENLAND.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
VERSfHIJNT WOENSDAG ER ZATERDAG
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestrnut 77. Telephooun0. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Hoe ernstig de toestand in Albanië
nog moet zijn, niettegenstaande de
berichten van Turkschen kant dat het
vei zet gebroken is, blijkt wel uit het
telegram betreffende de mobilisatie
van het Moritenegrijnsche leger.
Waarom mobiliseert Montenegro? Om
den Albaneezen te beletten, de neu
traliteit van bet koninklijk Montenegro
te schenden, of om de Albaneezen
tegen de Turken te helpen Het laatste
lijkt wel zoo waarschijnlijk.
De Reichspost verneemt, dat de
Paus aan de Porte heeft laten weten,
dat hij weigert aan baar verzoek te
voldoen om in Constantinopel een
apostolische munciatuur te vestigen,
zoolang de Porte Albanië als een
vijandig land blijft beschouwen.
Het Berliner Tageblatl ontvangt
een, gelijk bet zelf zegt, van andeie
zijde nog niet bevestigd particulier
bericht, dat er weer een aanslag op
het leven van den Tsjaar is gepleegd,
Men heeft getracht een doodkist, ge
vuld met ontplofbare stoffen, binnen
het Winterpaleis te smokkelen. De
paleiswachters ontdekten echter den
gevaarlijken inhoud en de dragers van
de kist werden daarop in hechtenis
genomen. Zij beweerden evenwel dat
zij niet wisten wat er in de kist ver
borgen was.
De zeventienhonderd passagiers van
het Duitsche stoomschip »Prinzessin
Irene, dat bij Fire Island, niet ver van
de haven van New York, aan den
grond voer, zijn, niet zonder moeite
en gevaar, aan boord van het stoom
schip »Wilbelm« overgebracht en te
Hoboken aan land gezet.
Het schip zal eerst na geheel gelost
te zijn weder vlot gemaakt kunnen
worden. Met dat werk zullen ongeveer
acht dagen heengaan en men vreest
dat «Prinzessin Iiene«, als er intusschen
nieuwe stormen komen, het geweld
van wind en golven niet zal kunnen
weerstaan.
De kapitein van het stoomschip is
wanhopig. Even vóór het stranden
peilde hij nog een diepte van 18 va
demen. De passagiers zijn vol lof over
den kapitein en de bemanning.
Bij het vastloopen van het schip
was er eerst eenige onsteltenis onder
de landverhu'zers. Maar er werd mu
ziek gemaakt »the band played
on« eerste-klassepassagiers speel
den piano en zongen en zoo kwamen
langzamerhand de gemoederen tot
bedaren.
De Amerikaansche millionnair Henry
Edward Huntington, neef en erfgenaam
van wijlen den «spoorwegkoningt van
dien naam, heeft een bibliotheek ge
kocht voor f 3 000,000. Het is de
bibliotheek van Wijlen Dwight Church
een kostbare verzameling, door dien
boekenliefhebber in een tijdsbeloop
van 50 jaren bijeengebracht.
De heer Huntington heeft echter
de bibliotheek niet gekocht uit liefheb
berij voor boeken, maar op speculatie,
omdat hem verzekerd werd, dat de
verzameling veel rneer waard was; en
hij is voornemens, de kostbare werken,
de Caxtons, Wynhyn, De Wordes,
eerste uitgaven en belangrijke hand
schriften der collectie voordeelig te
verkoopen.
Alleen de Shakespeare-edities der
verzameling worden op f 480,000 ge
schat.
Mijnrampen.
Kort is reeds gemeld dat op twee
verschillende plaatsen in Amerika
mijnrampen hebben plaats gehad,
welke tal van slachtoffers eischten.
De eerste ramp had plaats in een
mijn bij Pancoast, een dorpje in
Pennsylvania. Hier brak brand uit in
de machinekamer van de mijn, tenge
volge waarvan de verbinding werd
verbroken en het voor de mijnwerkers
onmogelijk was, de brandende mijn
het vuur breidde zich snel uit te
veilaten. Vermoedelijk zijn bij deze
ramp meer dan vijf en zeventig men-
schen omgekomen.
Nog ernstiger schijnt de ramp te
zijn, die Zaterdag plaats had in de
Bannermines te Littleton in Alabama.
Hier waren ongeveer twee honderd
arbeiders, allen veroordeelden, die
volgens de in de Zuidelijke Staten
der Unie gevolgde gewoonte van den
Staat waren gehuurd om in de mijn
te arbeiden, aan het werk, toen een
ontploffing van mijngas had. Slechts
twintig mannen slaagden er in zich
te redden, de overigen acht men red
deloos verloren, daar ten gevolge van
de ontploffing de mijn in brand staat
en de uitgangen zijn versperd. Het is
voor de reddingsbrigades onmogelijk
de mijn binnen te dringen. Alleen-zijn
enkele lijken opgehaald. De meeste
slachtoffers zijn negers.
Zuid-Ainerika.
Een correspondent van de Daily
News meldt dat onlangs een twintig
jarig Duitsch meisje, op een avond
in een der drukke straten van Buenos
Ayres op een tram wachtend door
een drietal soldaten, die haar in een
rijtuig passeerden, is opgelicht en
meegevoerd. De lieden reden met hun
slachtoffer naar een bosch buiten de
stad. Onderweg voegden zich nog twee
bereden politieagenten bij hen. In het
bosch werd het meisje mishandeld.
De schurken waren allen kleurlingen.
Zij zullen, zegt de correspondent,
waarschijnlijk met een geringe straf
vrij komen, »bij de hier bestaande
opvattingen over dit soort misdaad,
die in een beschaafd land zeker alge-
meene ontzetting zou te voorschijn
roepen, maar die hier alleen half-
humoristische commentaren in de
ïnlandsche pers heeft uitgelokt.
»De geheele Europeescbe bevolkiug
is buiten zich zelve over deze schand
daad, maar de autoriteiten zijn onver
schillig en schijnen de zaak het liefst
in den doofpot te w illen stoppen. Het
zal waarschijnlijk noodig zijn, de hulp
der consuls en legaties in te roepen.
»De zaak is van groot belang voor
de vreemde kolonie en Argentinië
en daar het eenige waarom de auto
riteiten nog iets geven de vermelding
van hun tekortkomingen in de Euro
peescbe pers is, hoop ik, dat gij van
deze schanddaad melding zult willen
maken,zegt de correspondent.
Pest op Java.
Een regeeringstelegram uit Indië
van 9 April, betreffende de pestgeval-
len op Java en de daartegen genomen
maatregelen, meldt
«Op 7 April waren er 13 gevallen,
waarvan 3 dooden. Twee koortsgeval-
len op 6 April bleeken pest te zijn.
Het hoofdbrandpun t der pest is Batoe
en omgeving. Te Singosari, in het
district Karanglo, is de pest onder
ratten en menschen sterk verminderd.
Het reizigersverkeer van en naar
het besmet gebied is veertien dagen
stopgezet. Het goederenvervoer wordt
stopgezet, behoudens den uitvoer van
de goederen, bedoeld in artikelt 8 van
de pest-oidonnantie (Indisch Staats
blad 1902, No. 112."
Hierbij wordt aangeteekend dat Ba-
toe gelegen is in het district Penang-
goengan, dat evenals het medegenoem
de Karanglo deel uitmaakt van de
afdeeling Malang, van de residentie
Pasoeroean.
Besloten is tot uitzending van zes
jonge artsen naar Java, tot bijstand
en aanvulling voor één jaar van per
soneel van den geneeskundigen dienst
in Indië.
Weldra worden gegadigden opge
roepen. met publiekmaking van voor
waarden voor deze tijdelijke dienst
vervulling.
De correspondent van het Handels
blad seint uit Batavia, dat in het
Malangsche twee gevallen van longeu-
pest zijn geconstateerd.
De pest, hare verbrijding en bestrij
ding.
Dr. J. J. van Loghem schrijft in
het Maandblad voor Ziekenverpleging
(21 Jaarg. No. 3) over de pest; aan
zijn artikel, dat door de onrustbarende
telegrammen uit Indië dubbel actueel
geworden is, ontleenen wij het vol
gende
De schrijver geeft, na een korte
historische en beschrijvende inleiding,
het onderscheid aan tusscben de twee
hoofdvormen der ziekte: de builenpest
(thans in Malang heerschende) en de
longpest. De longpest-lijder is door
het ophoesten van pestbacillen gevaar
lijk voor zijn omgeving.
«Over den omvang van dit gevaar
zijn de onderzoekingen nog niet afge
sloten. Of b.v. onschuldige kaïarihen
van de ademhalingswerktuigen de
besmetting bevorderen, is niet met
zekerheid bekend; aan hel groote
besmettingsgevaar voor slecht behuisde
dicht opeengehoopte menschen behoeft
niet getwijfeld te worden.
«Een belangwekkend ondprzoek mag
ik in dit veiband nog vermelden: in
Egypte onderscheidde men voor eenige
jaren: 1. een zomer-epidemie van
builenpest, door de gansche plaats
verbreid, zonder onderling verband
der gevallen, samentreffend met ratten
pest; 2. een winter-epidemie van long-
pest, met duidelijken samenhang der
gevallen. De verklaring van het ver
schil van het karakter der seizoen
epidemieën wordt aldus gegeven: in
den zomer vermeerderen zich de ratten
en de vlooien; bij aanwezigheid »an
pest orider de ralten is dus de kans
op builenpest voor den mensch grooler
in den zomer dan in den winter Heeft
zich daarentegen uit een geval van
builenpest een geval van longpest ont
wikkeld, dan biedt de winter door de
opeenhooping van de menschen in
kleine woningen, wellicht ook door
de begunstiging van de slijmvliesont-
Zij en vader.
En-dan-nög.
Ze hield van vader. Echt, véél. Ze
kan nóg zoo ondeugend zijn, als
vader 'r naar zich toe riep... Op de
aparte manier, die hij over zich had...
»Zeg, Mie, hoor's effetjes!» Dan wen
kend met de oogen en met eene hand...
Al was ze nóg zoo woedend, dan
kwhm ze...
Hij was een ruwe, driftige kerel, de
bootwerker. Ze waren allemaal reëel-
bang voor hem. Zelfs de meest-ge-
spierden onder z'n kameraden. Ja, je
hadt-wel, die zeiden«Die Van Leeuwen?
Laat-ie maar opkomen. Léét-ie 's het
lef hebben!... Ik zal hem effetjes I...
Wacht maar
Kwam 't er op aan, dan krabbelden
ze terug. Hij had rooie-Kees een keer
'n oplawaai gegeven... 'n oplawaai...
En zijn eigen wijf... Mien had haar
eigen moeder nooit gekend. Maar ver
teld werd er, dat Van Leeuwen bij
zonder veel van z'n eerste wijf had
gehouden. Dat was geweest een smal,
bleek wijfje. Hij had haar ongepast,
nacht en dag. Z'n meubeltjes had-ie
verpatst om medicijnen voor haar te
halen, 't Was een gekke kerel, Van
Leeuwen. Hij woft nu eenmaal niet
van den armen iets hebben. Vroeger
zeiden ze, was hij, als meester
knecht, in de rijke verdiensten ge
weest. En dat zat er nog altijd in.
Hij verbeeldde zich, vast en zeker, dat
er nog eens zoo'n betrekking voor
hem open zou komen, 't Was maar
van voorbij gaanden aard... Hij had
zelfs verzuimd om zich in //een bus//
te laten opnemen. Een kerel als hij
Die over zestig man had gestaan...
Na die zware ziekte was 't uit ge
weest. Finaal uit!.,. De patroon had
hem maar eventjes aangekeken. Had
hem een tientje in de hand gestopt.
Zag direct dat de Van Leeuwen van
vroeger niet meer bestand-
Maar vader bleef zoeken. Twee,
driemaal had hij ergens, als gewoon
knecht, in dienst kunnen komen. Dat
vertikte hij... Zijn Jaantje, zijne vrouw,
die had erin geloofd. Als hij haar
kussens had opgeschud; als hij haar
had rechtgelegd in bed, en hij z'n
kop legde, zoo eventjes naast haar
hoofd, en hij vroeg: //Nou, Jaan, vertel
's even, zal ik nu nog niet meester
knecht worden?"
Dan pakte zij hem, met haar al-
smaller, al-zwakker wordende handen
om zijn wangen en dan fluisterde ze:
//Moed houden, vader! Zeker,
wien kunnen ze beter krijger dan jou?"
Maar Jaan was gestoiven. Van
Leeuwen had op 't punt gestaan...
Toen hij het strakke, uitgemagerde
lijk van de tering, lijdster voor zich
had-
Toen was Mientje naar hem toe
komen krabbelen, strompel in. Had ze
haar knuistjes op vaders kni ;ën gelegd.
Had ze hem aangekeken mot dezelfde,
precies-dezelfde lichtblauwe oogen, die
ze van moeder had-
Jan had het wurmpje in zijn armen
genomen. En zeker wel een uur lang
zitten schreien—
Hij had den moed gemist om te
doen wat hij voornemens was geweest...
En Mien hield écht van vader.
Op een avond, jarer later,
zaten zjj tegenover elkander. Hij had
z'n oude illusien prijsgegeven en was
een gewone bootwerker geworden,
zooals hij jaren-tevoren geweest was,
vóórdat hij Jaan getrouwd had.
En hij wist van Mien ê'r vrijage.
Ze zaten tegenover elkander, in het
kamertje drie hoog. Hij zoog aan z'n
tabakspijp. En zij deed of ze naaiwerk
deed.
//Je bent een stommelingzei vader,
en hij knauwde de steel van z'n
pijp haast stuk.
//Snap-je dan nog niet, dat die Kees
Dorens een mispunt van 'n vent is.
Dat-ie je laat stikken als-ie genoeg
van je heeft... mot-je... daarvoor je
vader in den steek laten!"
Hij zag wel, dat de vingers van het
meisje plukten, rukten, om het kwasi-
naaiwerk. En hij zag ook wel, wat
voor moeite ze had om haar tranen
in te houden, maar hij begreep, de
oude kerel dat 't toch vergeefsche
moeite zou wezen— Ze hield van den
vent.
Met een ruk, met een smak, smeet
hij z'n pijp op den grond en hij zette
z'n pet op...
Ze keek op, Mien. Met dezelfde,
lichtblauwe oogen van Jaan... Of-ie
moeite had, toen, om zich goed te
houden...
En wat er; toen, omging in het
hart van den ouden kerel, maar hij
zei geen woord.
Ging weg. Smeet de deur achter
zich dicht. Wist dat er toch geen
praten, geen redeneeren voor was.
Vijf minuten later zat hij in do
//Drie Zwaantjes//. Achter z'n derde
proppie. 't Kon hem niks meer bom
men. Heelemaal-niks meer—
Thuis, in het kamertje, beet
weêr op een punt van haar schort.
Ze had 't uit kunnen gillen, kunnen
schreeuwen. Ze wist niet wat te doen—
Maar 't was te sterk in haar... De
liefde voor Kees: Ze drukte de handen
tegen haar oogen, want zij schaamde
zich zoo— En de gedachte dat vader
nu alleen zou blijven...
Buiten wachtte de jongen.
Ze liep met hem meê.
«Zeg, Kees...// zei ze, zoo vader het
gaan— «Zeg, Kees, je weet wat vader...//
«Nu ja,« bromde hij, haar tegen
zich aandrukkend. «Klets nou maar
niet... Zij verdient wat op de fabriek,
en ik het mijne... Die oude vent...»
Ze was toen blijven staan.
«Wat zal 'k noü hebben!» zei-ie,
pogend z'n pijp aan te steken... On
verschillig voor wat er in haar om-
ging-
Maar Mien had hem de pijp uit
den mond gerukt. En hem aangekeken,
met van die vlammende oogen,
zoodat-ie er waarachtig van schrok...