NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecbt.
BERICHT.
EEN PAPIEREN ERFENIS.
No. 40.
Zaterdag 20 Mei 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
„flereenigddoor E. HOLT.
IDEALEN.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Laugestrnat 37. Telephoonn0. 69.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/. Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
No. 8 van den 3den Jaargang van
mm
is heden aan onze geabonneerden ver
zonden en bevat o. a. de volgende
Illustraties
De «Parsefal V« boven 's-Graven-
hage. (Een merkwaardig kiekje, geno
men van een der hoogste punten van
de stad.)
Het Huis »de Werven aan de Laan
van Nieuw Oost-Indië te 's-Hage.
Het Huis s't Cloostera te Heemstede.
Concours Hippique op Woudenstein,
met 3 foto's. Het nieuwe Haagscbe
abattoir. De nieuwe R. H. B. School
te Veendam. Opening Herstellings
oord Trein 8.28. Een Amerikaansche
Stoomploeg. Het nieuwe politiebu
reau te Enschede.
Vorstelijk bezoek aan de Hoofdstad.
Vorstelijk bezoek aan de Residentie.
De opstijging van de «ParsefalVn,
waarbij de Koningin-Moeder tegen
woordig was, met 3 foto's.
lMei-betooging te Parijs. Militaire
Voetbalwedstrijd Holland België.
Een gegoten huis van gewapend
beton te Sandpoort.
De moord te 's-Gravenbage, met
foto van het huis waar de moord
gepleegd is.
Killinger naar de gevangenis te
Amsterdam overgebracht.
Rubriek van «Redacteur X«, waarbij
elke week een
REMONTOIR-HORLOGE
wordt uitgeloofd.
Het Kindernummer »Ons Prinsesje®
met geïilustr. kinderlectuur waarbij
eveneens elke week een remontoir
horloge wordt uitgeloofd.
Ten slotte het vervolg van onzen
nieuwen roman, getiteld:
De geabonneerde
tconende
wenseht zich te abonneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3'/> cents thuis bezorgd.
Welk menscb heeft ze niet? Welk
mensch beeft geen idealen, die hij
gaarne zou verwezenlijkt zien? Een
mensch zonder idealen bestaat niet,
op de gebeele wereld niet. Een mansch
zonder idealen zou gelijk zijn aan een
dier, of eigenlijk nog niet eens gelijk
aan een dier, want ook een dier heeft
zelfs nog idealen. Een menscb zonder
idealen zou gelijk zijn aan een machine,
die werkt, omdat hij in werking is
gebracht, maar niet weet waarom hij
weikt. Zoo'n machine hééft geen
idealen. Doet hij zijn werk goed, of
doet hij het niet goed, 't is hem alles
gelijk. Zóó, als zoo'n machine, is geen
mensch, op onze geheele wereld niet.
Een mensch moet idealen hebben en
een mensch hééft ook idealen, geen
enkele mensch uitgezonderd.
De idealen van allen zijn niet de
zelfde. De eene streeft dit, de ander
weer dat ideaal na. Een handwerks
man heeft zich tot ideaal gesteld het
zóóver in zijn vak te brengen dat hij
later zelf patroon kan worden, terwijl
de student in de rechten zjjn best
doet advocaat te worden. Ieder mensch
zal trachten vooruit te komen in de
wereld, ter bereiking van zijn ideaal
een beter bestaan zich in de maat
schappij te veroveren. Dit ideaal heeft
bijna ieder. Anderen zijn er, die ook
nog als hun iedeaal nastreven, mis
standen in de maatschappij op te
heffen. Dezen hebben met hun streven
op 't oog het algemeen welzijn te
dienen, terwij] de eersten voornamelijk
bevoordeeling van hun eigen ik willen.
Zoo heeft ieder zijn idealen, want geen
enkele mensch zal tevreden zijn met
het bestaande. Geen enkele mensch
mag ook tevreden zijn met het be
staande. Een ieder moet zijn best
doen mede te helpen het volmaakte
zoo dicht mogelijk nabij te komen.
Dat is 's nienschen plicht.
Ieder ideaal is echter niet voor
verwezenlijking vatbaar. Zoo zou men
zich tot ideaal kunnen stollen iets
wat beslist onmogelijk is. Zulke idealen
na te streven is natuurlijk onzin.
Ook moet men niet idealen nastreven,
welke wèl door een ander, maar niet
door óns kunnen worden verwezen
lijkt. Zoo'n ideaal is weliswaar niet
gehéél onmogelijk, maar toch bestaat
er zeer weinig kans dat het verwezen
lijkt zal worden. Overal en in alles
heeft men grenzen. Het onmogelijke
te willen is onzin, het bijna onmogelijke
te willen is ook niet aan te raden.
Datgene na te streven, waarmede men
kans heeft op verwezenlijking, is
heerlijk. Al het andere tot verwezen
lijking te brengen moet men overlaten
aan hen, die daarvoor weer meer
kans voor slagen hebben. Zoo kan
ieder medewerken tot het goede.
't Gaat met de verwezenlijking van
een ideaal niet altijd zoo vlug als
men wenseht. Is het zich tot doel
gestelde evenwel mogelijk, dan mag
een kleine tegenstoot geen reden
zijn om maar bij de pakken te gaan
neerzitten en anderen het voorge-
nomene te laten uitvoeren, of
tevreden te zijn met wat men is of
wat men heeft, omdat men toch baast
geen kans ziet zijn doel te bereiken.
Met een goeden wil is veel nogj
mogelijk, wat eens bijna onmogelijk
scheen.
Men moet ook eerst goed over
wegen of het ideaal, indien verwezen
lijkt, werkelijk beantwoorden zal aan
den wil. Zoo kan men bijvoorbeeld
streven naar hooger loon. De smid,
de timmerman, de verver, allen zul
len meer loon wil hebben om beter
te kunnen leven. Wij nemen aan dat
ze een hooger loon beslist noodzakelijk
achten voor een beter bestaan. En
wij zullen dan in deze hunne meening
moeten deelenze zouden meer en
beter voedsel kunnen aanschaffen,
grooter en gezonder huis kunnen be
wonen en ook zouden ze misschien
nog een stuivertje kunnen opsparen
voor den ouden dag, enz. Dit zou
kunnen, indien al het andere gelijk
bleef. De smid, de timmerman en de
verver moeten meer loon uitkeeren
aan hunne knechten. Goed. Maar nu
zegt de huisheer: de bouw van het
huis is door de verhoogde loonen
zooveel duurder gekomen, dus ik moet
'sjaars beslist vijf en twintig gulden
huur meer voor die woning hebben.
Daar gaat dus iedere week alweer
ongeveer vijftig cent af van het ver
hoogde loon van den werkman. Ook
de bakker, de kruidenier enz. laten
hunne waren duurder betalen, omdat
ze hooger loon moeten uitkeeren aan
bun dienstpersoneel. En wat is dus
het gevolg van een en ander? Dat,
zooals we bet wel eens hebben hooren
noemen, men het geld met de eene
hand ontvangt en met de andere weer
uitgeeft, net als vroeger, toen minder
loon werd gegeven, maar toen alles
ook veel goedkooper was.
In zijn verwachtingen over iets
wordt men nog al eens vaak teleur
gesteld. Bij het nastreven van een of
ander ideaal moet men zich eigenlijk
eerst de vraag stellenkan, al is het
doel bereikt, men ook nog in zijn
verwachtingen teleurgesteld worden?
EWOUD YPSILON.
Toeneming van het aantal ongeval
len bij verplichte verzekering.
Ons land heeft geen uitzondering
gemaakt op het ook in andere landen
waargenomen verschijnsel, dat bij ver
plichte verzekering het aantal onge
vallen aanmerkelijk toeneemt. En het
wordt bijna van jaar tot jaar erger.
De eetste maanden van dit jaar heeft
die stijging, volgens de N. Rt. Ct,"
in verschillend opzicht een inderdaad
onrustbarende hoogte bereikt.
Ruim drie vijfde van de ongevallen
zijn van die kleine mankementen,
waarvoor, behalve een vergoeding van
geneeskundige behandeling, gedurende
ten hoogste twee weken een uitkeenng
van de Rijksverzekeringsbank wordt
ontvangen.
Men mag, zegt de Risico-Bank, dit
aantal op gemiddeld 45 tot 55 per
1000 werklieden en per jaar stellen.
Neemt men echter verder nog in aan
merking, dat in vele ondernemingen,
o.a. ten gevolge van den aard van
het bedrijf, het bovengenoemde gemid
delde nog belangrijk overschreden
wordt, dan kan men nagaan dat de
stoornis, die uit deze ongevallen voor
het bedrijf voortvloeit, zeer belangrijk
en voor den goeden gang van zaken
in de onderneming in hooge mate
hinderlijk moet zijn.
Maar waardoor ontstaat tocb die
toename van het aantal ongevallen?
Goeddeels, is de oplossing hierin te
vinden, dat thans, nu uitkeering wordt
gedaan, als ongeval wordt opgegeven,
wat vroeger niet zoozeer werd geteld.
Er is zooals bij een onderzoek
in Duitscbland gebleken is algemeen
een zekere meegaandheid in die rich
ting. Zoo begunstigen doctoren het
geven van schadevergoedingen, omdat
zij mogen verwachten daardoor popu
lair te worden. Zelfs komt het voor,
dat ook werkgevers in hoogst twijfel
achtige gevallen de toekenning van
schadevergoedingen aan ongevals
patiënten begunstigen, omdat, zooals
zij mpenen, nu toch voor de verze
kering betaald is en bet dus voor de
hand ligt, dat de arbeiders van de
verzekering ook profijt moeten hebben.
Verder ontstaat er al spoedig een
soort van agenten, die de werklieden
opzoeken, hen leeren hoe zij van de
verzekering kunnen profneeren en op
zich nemen, natuurlijk tegen behoor-
Eindelijk waren op een zonnigen
zomermiddag twee dames het dorp in
komen rijden, die, nadat ze het huis
bezichtigd het terstond gehuurd had
den. Bewoners waren er niet in, dus
hinderde het weinig, wanneer zij kwam
en en daarom had het zoo lang ledig
gestane huis, alras zijne bewoners ge
kregen. Weken verliepen er bijna, eer
de dorpsbewoners de nieuwe bewoon
sters hadden gezien, en z.a. het ge
woonlijk, liepen er weldra velerlei
zotte legenden, en wist de een te ver
tellen dat zij achteraf moesten gaan
wonen, omdat hunne middelen geen
groote uitgaven meer gedoogden en
weder anderen wisten dat zij iets in
hunne familie hadden wat ze zich zeer
ter harte namen ,en z.a. het meer gaat
op die kleine plaatsen, gevoelens wer
den dikwerf waarheden en wat de een
somwijlen op een geheimzinnige wijze
als zijn meening meedeelde, dat ver
haalde een tweede als wel iets waar
schijnlijks, en een derde als waarheid.
Eindelijk baanden hunne woorden
hen den weg niet tot de harten der
ingezetenen, dan deden dit toch de
daden. De twee ongehuwde zusters
stonden weldra als weldoensters bekend
Waar er slechts zieken of lijdenden
waren, of waar de armoe als een on
welkome gast was binnengetreden,
daar traden zii met hare liefdevolle
harten binnen, om wat men zoo noo-
de ontberen moest, als het kon, te
vergoeden.
Zoo was er een geruime tijd voorbij
gegaan, toen het geval, hiervoor me
degedeeld, plaats vond terwijl het
tweetal door velen genoemd, door
sommigen geprezen, en door velen ge
laakt werd, die het juist iets voor
oude jonge juffers vonden, om zulk
een smerig kind van zulk een troep
tot zich te nemen, om zooveel lief
dadigheid te betoonen aan eene vrouw,
die ze eerst eenige dagen geleden door
het ongeluk hadden leeren kennen.
Wij laten thans de dorpelingen aan
hun eigen gevoelen over, om een
dieperen blik te slaan in het huis
houden der twee dames.
Letitia en Mina Rietvorst waren nog
afstammelingen van het heel oude
Rietvorsten geslacht, dat zich gerust
onder de meest bekende patricische
familiën mocht rangschikken; ze wa
ren er trotsch op, hoewel in hun tijd
dat edele in hun geslacht reeds lang
verdwenen was. Dochters van een oud
zeekapitein, die hun vader reeds vroeg
op de golven hadden verloren, hadden
ze langen tijd geleefd, met haar moe
der en nog een jongen broeder. Maar
de tijd, die eiken band ontbindt, had
hen ook eindelijk die moeder ontroofd.
Toen dit geschiedde, waren de beide
meisjes reeds de jaren des onderscheids
te boven en had zelfs de broeder reeds
vele jaren het ouderlijk hnis verlaten.
In jaren was er niets meer van dien
broeder gehoord, als jongeling had
hij het ouderlijke huis verlaten, om
zich op een koopmanskantoor voor
zijne maatschappelijke loopbaan te vor
men. Hij had de liefderijke, maar som
tijds wel wat al te toegefelijke hand
eener moeder, verwisseld voor de streng
ere begrippen eens vreemden. Hij had
hjt gevoel van eigenwaarde en be
kwaamheden moeten opofferen vóór
de ervaring van niets te weten en
niets te zijn, en zeker zoo er ervaringen
zijn, die dikwerf den persoon dien ze
gelden, tot gemelijkheid stemmen, zulk
eene leidt er maar al te dikwijls toe'
vooral waar het jonge menschen geldt
die te zorgvuldig zijn groot gebracht
wier levensweg door een lieve iD alles
vergoelijkende moeder en toegefelijke
zustershanden is geleid. Letitia en
Mina, waren het geweest, die in den
knaap nog het kind, en inden jonge-
ling nog maar altijd den knaap bleven
beschouwen. Zij waren wat nog zoo
velen na haar zijn en worden zullen
maar wat wij, hoe waar ook, immer
met een vergevend oordeel moeten
beoordeelen. En dat nu, onder het
het opzicht eens strengeren meesters,
dat kon den knaap niet gevallig zijn;
zijn gemelijk gemoed verzette er [zich
tegen, en waar zijn wel wat teveel
aanmatigend oordeel het vonnis velde,
daar stemde het geheel in met zijn
moeder en zijn zuster.
De arme jongen verliet den patroon
die volgens hun oordeel, geen slag
had met den vluggen jongen om te
gaan, en hij kreeg een anderen mee
ster; maar ook die wist zijn bekwaam
heden niet te waardeeren, en het lot
deelende van zoo velen, zag hij niet
zijne maatschappelijke loopbaan voor
zich, maar den weg, dien hij zich zei
ven had gekozen. En zoo gingen er
jaren voort, waarin hij niet stil stond
maar degelijk achteruit ging.
Letitia Rietvorst was een slanke jonge
juffrouw, die de dertig jaren reeds
geruimen tijd gepasseerd was met
iewat melancholiekszelfs dwepends
in haar uiterlijk, 't Was overigens
niet onduidelijk te zien, dat zij in
vroegere jaren wel eenige aanspraak
op schoonheid had kunnen maken en
dat zij dit gedaan had, bewezen nog
enkele harer manieren; zij bezat een
zeer gevoelig gestel en een aanvechting
van altijddurende ziekelijke aandoe
ningen.
Letitia had altijd den naam gehad
van niet sterk te zijn, en ze kon er
zich ook nu niet op beroemen; zoo
ze heden een ligte aandoening van
verkoudheid voelde, dan wist ze het
vooruit te berekenen, dat ze morgen
te bed zou liggen met een soort van
bezetting op de horst, en zoo geloofde
ze immer nog, dat ze haar jeugdig leven
in een tering eindigen zou. Geheel
anders was haar zuster Mina, die, had
ze ook niet dat innemende in haar
uiterlijk, vrij wat rustig en eenvoudi
ger was dan Letitia. Ze was slechts