hueuwi Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. CgQfeniemee BERICHT. FEUILLETON. No. 68. Zaterdag 26 Augustus 1911. Veertigste jaargaug. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Ife-trxj „ZIJN EED GETROUW" BUITENLAND. BINNENLAND. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezjnden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. No. 22 26 Augustus 1911. Het heden verschenen Nummer is bijzonder actueel en bevat alsvoorplaat De Nieuwste Portretten van H. K. H. Prinses Juliana. De moord te Wapserveen. De zwemwedstrijden te Gouda. Deziekte van Z. H. de Paus. Brand te IJssel- stein. Een Zigeunerkwartet van een dag. De Middelburgsche Padver kenners. Indische Zijde-Inilustrie, met 2 foto's. Spaansche Stierenge vechten, met~6 foto's. Terechtstel ling op een electrischen stoel. De werkstaking te Londen. Do begrafenis van Josef Israëls, met 4 foto's. Het laatste portret van den meester. Een reproductie van het beroemde schilderij: »Na den storm". Ten slotte Portretten van bekende landgenooten, boeiende Schetsen, de rubriek van Redacteur X, het Kinder nummer »Ons Prinsesje« en het ver volg van den nieuwen rooman, getiteld door Beatrice Walsh De geabonneerde wonende wenscht zich te abonneeren op het weekblad „PAK ME MEE", tegen den prijs van 3'/i cents thuis bezorgd. Z. M. Hsoean Toeng, Keizer van China, (jie nu 5'/, jaar oud is, zal eerstdaags beginnen met onderwijs te genieten. In overleg met de astrologen en den hofceremoniemeester is de 10e September vastgesteld als de dag waarop de kleine Keizer voor het eerst uit zijn speelvertrek naar de leerkamer zal gaan. Drie wijze mannen zullen hem het eerste onderricht geven. Het zijn Loe-jünk-siang enTsjen-pao-tsjen, twee eerwaardige grijsaards die ook 's Keizers vader, den Regent Prins Tsjin, onderwijs gaven en Ikotan, alle drie mannen die hoog in eerestaan. De Keizer wordt geheel alleen on derwezen. Maar er staan in de leer kamer twee vertrouwde dienaars, eunuchen, achter zijn stoel, die, als de Keizer een fout maakt of hut een of ander niet weet, in zijn plaats beknord worden. Als tot die eunuchen wordt gezegd: »Hoe kunt ge dat nu verge ten zijn »Hoe kunt ge zóó dom wezen!» dan weet de kleine Keizer, wie het zich beeft aan te trekken en men hoopt, dat dit voldoende op zijn eergevoel zal werken. De jonge Keizer wordt beschreven als een schrandere, goedhartige knaap, die vooral veel van zijn tuin en zjjn bloemen houdt. 's Morgens 8 uur moeten de drie leermeesters in het leervertrek van het paleis aanwezig zijn, om op hun keizerlijken leerling te wachten. Als Z. M. binnentreedt, gevolgd door de twee eunuchen, staan de leeraren op en geleiden hem eerbiedig naar zijne zitplaats. Als dan de Keizer gezeten is, nemen zij plaats aan zijn rechter hand. De lessen duren tot 11 uur en 's middags van 2 tot balfvier. Daarna is Z. M. weder vrij om te spelen en rond te dolen in het park van het paleis. Hoe de passagiers het hadden in de treinen die nog reden in den Engel- schen stakingstijd, blijkt o.a. uit het I verhaal, dat een dier passagiers in de Times van zijn lotgevallen geeft. Hij vertrok 's morgens 8 u. 45 van het Paddington-station maar te Land dore moest de trein acht uren blijven staan. Eindelijk kon bij weer door rijden, maar bij Llannelly moest de trein stoppende weg was afgesloten door de werkstakers met hunne hel pers en politie en militaire macht (130 man) waren niet bij machte, de menigte te dwingen. Nu kwamen er drie of vier duizend mannen en vrouwen om en op den trein en na een paar uren praten, dringen en dreigen, haalde men eindelijk het treinpersoneel over om heen te gaan. De trein bleef staan, zonder vuur in de locomotief. Eindelijk toen de troepen verster king hadden gekregen, wist de com mandant door dringende vertoogen en een beroep op de strenge orders die hij had, te bewerken, dat men den trein door liet gaan, met een nieuwen machinist en een anderen stoker. Onderweg werd nog drie of vier malen met steenen geworpen naar den machinist en op een plaats werd eeu schot gelost. Ten slotte kwam de trein behouden te Fishguard aan, nadat de reizigers er 26 uren in hadden ge zeten. H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden zijn voor nemens de aanstaande groote man oeuvres bij te wonen. Door H. M. is te Kerk-Avezaath in de Betuwe een villa gehuurd, die voor haar verblijf wordt ingericht. Winkelsluiting gemeentezaak? Dezer dagen is melding gemaakt van het advies van prof. mr. J. A. van Hamel omtrent de bevoegdheid van den Amsterdamscben gemeente raad tot het regelen van de winkel sluiting in die gemeente, welke be voegdheid door hem niet twijfelachtig geacht wordt. Door den »Nederlander« wordt die zienswijze bestreden, betoogende dat in onze wetgeving de grenzen zijn aangewezen binnen welke de verschil lende colleges van bestuur de be voegdheid hebben om zelf als wet gever op te treden. Wat de gemeentebesturen betreft, is de bevoegdheid tot het beperken van de persoonlijke vrijheid alleen geoorloofd, wanneer dit geschiedt in het belang van de openbare orde, de zedelijkheid en de veiligheid. Indien nu de beperkte winkelsluiting op een of meer van die gronden werd verdedigd, zou een winkelsluiting op bepaalde uren kunnen wurden voor geschreven. Maar dit is niet het geval. De verordening beoogt aan de winkelbedienden een behoorlijken rust tijd te verzekerenalzoo niet een gemeentelijk, maar uitsluitend een arbeidersbelang. Niemand zal beweren, dat het vroeg tijdig dompelen eener groote stad in halve duisternis (dit toch geschiedt zoodra de lichtverspreidende winkels gesloten zijn} nu juist zoo bevorderlijk is voor zedelijkheid en veiligheid. Veel eer het tegendeel. Moet aan den winkelbediende het recht op rusttijden worden verzekerd, dan is dit een zaak, waarover de rijkswetgever te beslissen heeft. Men mag niet zeggen: alles wat niet aan gemeentebesturen uitdruk kelijk verboden is, is geeoi loofd, want artikel 135 der Gemeentewet heeft zelfs de bevoegdheden van den Raad vastgesteld. «Een geheel andere kwestie is het of de rijkswetgever, zelf de zaak in beginsel regelende, voor de uitvoering van die wet de medewerking der ge meentebesturen in deze materie niet zou kunnen inroepen. De gemeente besturen toch wordeu somtijds ver plicht bun medewerking te ver- leenen. (Art. 126.) Indien derhalve de rijkswetgever goedvindt in bet be lang van de winkelbedienden over hun krachten te beschikken te beperken, dan kan hij zonder twijfel de regeling der winkelsluiting in bijzonderheden overlaten aan den localen wetgever: zelfs kan bij dezen ,do bevoegdheid verleenen om bij referendum door de burgers te doen beslissen of zij in die gemeente winkelsluiting verlangen. Maakt dan bet gemeentebestuur een verordening, dan doet het dit niet in het belang van de huishouding der gemeente, die niets met deze kwestie te maken heeft, noch in het belang van de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid, uiaar enkel ter uitvoering eener Rijkswet, gemaakt met het oog op een sociaal belang. «Door het wegcijferen van allo grenzen, die de wet ter beperking van de bevoegdheid van wetgevende lichamen gesteld heeft, gaat onze burgerlijke vrijheid steeds meer te gronde. Alleen de majoriteit van be langhebbenden geeft den dooislag. Het schijnt, dat ook onder de liberalen dit niet wordt ingezien.'' Onderofficieren. De commissie, ingesteld door den minister van oorlog, tot bet doen van voorstellen tot het brengen van wijzi gingen in de soldijen, enz. der onder officieren, is naar het Hlbl ver neemt met haar taak gereed ge komen. 1. geen hoogere rang bij het wapen der infanterie dan die van adjudant- onderofficier (dus afschaffing van den vaandeldragersrang) 2. afschaffing van de «radicale» voor boogeren rang en geheele herziening van bet voorschrift; «Eisch geschikt heid:» 3. afschaffing van den rang van sergeant (wachtmeester) ie klasse; 4. aan alle onderofficieren jaarwed den toe te kennen in plaats van dage- Iijksche soldijen, kleedingsgeld enz., en wel als volgt: sergeant bij aan stelling f450 met twee vierjaarlijksche verhoogingen van f 100. Sergeant-ma- jaar f 900 met twee vierjaarlijksche I2ST ID IE IDHEEFTIE]. een amerikaansche geschiedeni8. 5) "Als dit huis niet deftig is," zei de Coroner, doctor Ham, "dan is er te Chicago geen deftig huis meer." En het geheele gezelschap ging naar boven in de woning van kapitein Fulton, in wiens groene kamer het lijk op de kanapé lag. Dicht daarbij stond een tafel met geurige dranken en verver- schingen voor den Coroner en de ge zworenen. Toen Coroner Ham de sterfkamer betrad, poetste hij nauwkeurig zijn bril, kuchte en naderde vervolgens den doode, van wiens gezicht hij het wit laken verwijderde, dat Annette er op aestetische wijze over gespreid had. "Hm, hm," zeide hij vervolgens, nadat hij den pols onkerzocht en naar de hardkiopping geluisterd had, «het lijkt mij, als of de groote spier, welke de gewonen inensch hart" noemt, nog werkt." «Het zal het horloge van den man zijn, doctor," riep advocaat Haynes, die voorbarig vooruitdrong, "deze man is, zooals ik van mijn studiën in de medicijnen weet, zoo goed dood, dat hij niet dooder zijn kan." »Zoo, ei, de man heeft dus een hor loge bij zich," zei de Coroner, "nu dan is het niet waarschijnlijk dat hier een geval van moord en diefstal voor handen is, en wij kunnen ons de moeite eener «obstructie" besparen. Zien wij eens wat de man in zijn zak heeft, misschien laat zich hiernaar het lijk "petrificeeren". En de Coroner schoof zonder complimenten zijn hand in den zak van den doode en haalde een groot zilveren horloge, een oud zak mes, een brieventasch en eenig klein geld te voorschijn, dat hij op de bij hem staande tafel uitspreidde. «"Wees nu zoo vriendelijk, mijne heeren, den eed af te leggen." Hij haalde een klein «nieuw testament" uit den zak, ontblootte het hoofd en zeide: «De twaalf gezworenen zijn zoo goed de rechterhand op te heffen!" Toen hij zich overtuigd had, dat dit bij allen geschied was, sprak hij het gewone eedsformulier, en liet toen den bijbel om gekust te worden, rondgaan. «Zoo, neemt nu plaats, gentlemen, du kan tot het verhoor worden overgegaan!" »Is bij iemand der aanwezenden de doode bekend?" Er volgde geen antwoord. »Of kan iemand nopens den plotse- lingen dood van den onbekenden man eenige inlichtingen geven Wederom zwijgen. «Of weet iemand hoe het lijk hier gekomen is?" „Ja, op onze beenen!" antwoordde de advocaat Haynes. «Hoe is uw naam en wat is nw stand." »Ik heet Mozes Haynes en ben advocaat en de correspondent van zes Engelsche nieuwsbladen en van een Duitsch blad." "Mijnheer Haynes, wees zoo goed den eed als getuige af te leggen." De geheime advocaat stond op, stak zijn ongewasschen rechterhand omhoog en de Coroner sprak met lijmende stem: Ik zweer hierbij plech tig de waarheid te zullen zeggen en niets dan de waarheid, zoowaar helpe mij God." «Zoo is het!" antwoordde Haynes en kuste het "nieuwe testament", hoewel hij een rechtgeloovig Israëliet was. «Getuige, verklaar nu, wat ge van de zaak weet." «Ik weet alles van de zaak," ant woordde de reporter, «want het is mijn plicht als advocaat en correspondent alles te weten." «Ter zake, mijnheer!" a Bon! Toen wij, namelijk ik en mijn vriend, de achtbare kapitein Fulton, gisterenavond door de Kanaal straat gingen, om ons naar een vrome en Gode welgevallige avondbijeenkomst in het huis van genoemden kapitein te begeven viel ik op mijn neus «Mijnheer, wat heeft uw neus met deze zaak te doen respecteer de gezworenen." «Met uw verlof, wordt niet driftig, mijn neus heeft zeer veel met de zaak te doen, want was ik niet op mijn neus gevallen, dan had ik dezen man niet ontdekt, die verstijfd op den grond lag." «Ha, zoo, ga voort!" «Vriend Fulton, zeide ik, hier is een goed werk te doen, hier ligt een dronkaard, wij zullen hem in ons ma tigheidsgenootschap nemen en van hem een ander mensch maken." «Hoe wist ge dat de man dronken en niet vermoord was?" «Hij rook naar den drank en niet naar bloed!" »Ha, zoo, ga voort «Mijn vriend FultoD, die een zeer godgevallig leven leidt, vond mijn denk beeld goed, en wij namen den man op, die wel toen wij hem transpor teerden, een weinig steunde, vervolgens echter hier zeer gerust stierf!" «En heeft hij voor zijn dood nog gesproken «Ja, hij zei nog deze gewichtige woordenbrooddrankhonger! voor hij overleed." De Coroner schoof zijn bril recht, legde den vinger aan zijn neus, bezag het lijk van ter zijde en zeide: «Ja, ja, zoo zal het zijnmagere «perplexie," ingezonken oogen, armoedige kleeding, ongeschoren gezicht de man is aan de hoDgertyphus gestorven?" «Ja, en ik geloof louter uit gierig heid," deed Haynes opmerken, «want zoo ik zie, heeft hij geld in zijn zak." «Dat verandert niets aan de zaak," verklaarde de geleerde Coroner, «als iemand door de hongertyhus overval len wordt, verliest hij het eerst zijn verstand, vergeet dat hij geld in den zak heeft en is spoedig hierop een lijk,

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 1