NIIU
Nieuws- en Advertentieblad
voor ie Provincie Utrecht.
gflfememec
BERICHT.
FEUILLETON.
No. 90.
Zaterdag 11 November 1911.
Veertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
De UescDiefleiiis van eene Verpleegster.
BUITENLAND.
ourant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Lnngestraut 77. Telephooiin0. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
No. 33 11 November 1911.
«BttUiïTniïCn rt i»
Dit zeer actueel Nummer bevat zeer
fraaie foto's over den Italiaanscb
Turkschen oorlog, o.a.
Aankomst van Turksche uitgewe
kenen te Napels. Tripolitaansche
Vrouwen aan de Bron. Hoe Ita
liaansche mariniers met de bewoners
van Tripoli marchandeeren.
Verder: de Revolutie in Cbina, met
3 foto's als: Gezicht Hankau; offi
cieren van het Chineesche leger
Vrijwilligerscorps vao Chineesche stu
denten. Het 10-jarig bestaan van
het Oranje-Nassauoord. Het leggen
van een zinker te Haarlem, ten be
hoeve van de Amsterdamsche Water
leiding. Het vertrek van Frarische
gedeporteerden naar Caledonië.
De Kon. Ned. Handboog-Schutterij
«Concordia". Sarah Bernhardt als
69-jarige looneelspeelster. De op
voering van Judas lsh-Karioth te
Amsterdam. De opvoering van »de
Gulden Gordel" te Gorinchem.
Fransche Opera met portret.Vijf
fraaie sportkieken. enz. enz.
Tenslotte portretten van landse-
nooten, de rubriek van Redacteur X,
het Kindernummer »Ons Prinsesje»,
enz.
In het volgend nummer wordt een
begin gemaakt met bet boeiend ver
volgverhaal
De geabonneerde
wonende
wenscht zich te abouneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prijs van 3'/> cents thuis bezorgd.
3D© Oorlog-.
De Itnliaansclie officieren.
De uit Benghasi gezette oorlogs
correspondent van de »Temps,« Jean
Carière, is na eenigen tijd te Rome
vertoefd te hebben, waar hij eer
onderhoud had met Giolitti, waarvan
wij melding gemaakt hebben, wederom
naar Afrika vertrokken. Hij bevond
zich den vijfden te Syracuse en schrijft
van daar een brief, waarin hij het
een en ander mededeelt over het ge
drag en de houding van de aanvoer
ders en leiders der Italiaansche troepen
Hij constateert allereerst dat een
buitengewoon groot aantal officieren
gesneuveld is, volstrekt niet in ver
houding tot het aantal gedoode sol
daten. Zij zijn gevallen met een dap
perheid, «elke men heroismo zou
kunnen noemen indien heroisme
alleen bestond in het zich zonder
vrees laten dooden.
Opvallend is ook hoeveel der ge
sneuvelde officieren behooren tot den
hoogsten Italiaansbhen adel.
De journalist geeft dan eenige
staaltjes van den moed en de onver
schrokkenheid, waarmede de Itali
aansche officieren zieti in het vuur
gedragen niet als aanvoerders
echter, die zich bewust zijn van hun
taak en van de verantwooidelijklieid.
welke op hen rust als leiders.
Zoo de jeugdige marine-luitenant
Bianko, die de eerste, was, die uit de
sloep sprong op de kust ven Benghasi
en met de sabel in de vuist door hei
water waadde, niet gebukt en zoo
weinig mogelijk zich als schijf aan
biedende, doch rechtop, dapper, maar
niet verstandig. De eerste kogel was
dan ook voor hem, en toen stonden
zijn jonge matroosjes zonder aanvoer
der voor het eerst van hun leven
tegenover een werkelijken vijand.
Kapitein Verri ging bij zijn kame
raden door voor een buitengewoon
bekwaam officier. Hij had vóór het
uitbreken van den oorlog een ernstige
studie gemaakt van land en volk van
Tripolis; hij bad maandenlang overal
rondgezworven, kende het terrein uit
nemend, sprak alle Arabische dialek-
ten, had den geheelen veldtocht in
elkaar gezet.
Deze voor het Italiaansche leger
zoo kostbare stafofficier waagde zich
herhaaldelijk op onverantwoordelijke
wijze. Tijdens de eerste schermutse
lingen bij de Boemelianabron ont
moette de journalist hem herhaaldelijk.
Een keer had Carrère den kapitein,
dien hij zeer goed kende, bij zulk een
gevechten erop gewezen, dat hij onge
lijk had zich zoo te wagen; hij kreeg
ten antwoord:
«Wel zeker, mijn waarde, het zou
wel de mueite waard zijn geweest
alles voor te bereiden, terwijl je niet
eens zelf een robbertje zou mogen
vechten
Welnu, hij beeft dan gevochtenen
bleef in den strijd en het leger was
een van zijn bek waamste stafofficieren
kwijt.
Nog een voorbeeld. Een zeer kundig
zee-officier, commandant van een
torpedojager, lag met zijn bodem voor
Tripolis Op een nacht ontdekte de
correspondent hem, behoorlijk ge
wapend, tussshen de matrozen bij de
bronnen. Hij trachte zich te verschuilen
en legde de vinger op den mond,
toen Carière naar hern toe kwam.
Fluisterend vroeg hij der, journalist
zijn naam niet te noemen, daar hem
verboden was naar het front te gaan
hij had echter geen weerstand
kunnen bieden aan de verleiding.
Hij kwam er heelhuids af maar
wat zou er van zijn schip terecht
zijn gekomen, als de bekwame com
mandant daar in een gevecht, waar
mede hij niets te maken had, den
dood had gevonden.
Carrère sprak over deze quaestie
met verschillende officieren en allen
antwoordden hem: «je kunt je men-
schen niet begeesteren, als je niet
zelf het voorbeeld geeft."
Goed. maar daarom kan nog wel
onderscheid gemaakt worden tus-
schen bedaarde onversaagdheid en
kwajongensachtige bravour. Een offi
cier heeft niet het recht zijn leven
roekeloos te wagen. Het beginsel van
den modernen krijg is zoo weinig
mogelijk menschen te laten dooden.
Een schitterend lesje in taktiek was
dan ook een der gevechten om de
Boemelianabronnen waarbij kapitein
Cagni erin slaagde den aanval af te
slaan zonder dat een van zijn lieden
getroffen werd.
Maar ook de Turken en Arabieren
vechten als dollen. Sommige gevechten
doen denken aan episoden uit den
Ilias: voordat men aanviel, hitste men
elkaar op door beleedigingen en scheld
partijen. Elders weer, zooals voor
Benghasi, onderbreken de Italiaansche
soldaten het vuur om de Arabieren
te bewonderen, die, hun aanvoerder
verloren hebbende, bedaard van bun
paarden stegen, diens lijk opnamen
en er mede wegtrokken.
Wat een onderscheid met den
Transvaal oorlog, waarin de tegen
standers elkaar slechts zelden te zien
kregen.
Hoe de Italianen huishouden.
De bekende Afrika-reiziger Gottlob
Adolf, die te Tripolis woont en al
daar bet «Berl. Tagebl. vertegen
woordigt, schiijft aan dat blad: «In
mijn afwezigheid zijn de Italianen
mijn huis binnengedrongen. Alle
wetenschappelijke manuscripten en
manuscripten uit Centraal-Afrika.
Daarvan heb ik geen spoor terugge
vonden."
Vliegmachines.
De «Secoio,meldt, dat zich bij het
ministerie van oorlog veertig vrij
willigers hebben aangemeld, o.w. de
Fransche aviateur Le Lasseur, de
eerste vlieger, die de Apenijen over
trok. De aanbiedingen van buiten
landers worden echter alle afgewezen.
Er zullen twee vhegmachine-ilottiljes
worden georganiseerd; beiden zulleo
gevormd worden door vier vliegeniers,
tien technici en arbeiders en 25 sol
daten.
De militaire luchtschepen, die naar
het oorlogstooneel zullen vertrekken,
worden uitgerust elk met 200bommen.
Te Tadjoerab hingen de Turken,
aldus wordt uit Ttipolis aan de »Köln."
Zeitung gemeld, eenige Arabische
hoofden op, omdat zij voor onder
werping hadden gepleit. Ook bood
schappers der Italianen, die door deo
vijand gegrepen worden, worden op
geknoopt nadat hun hel herkennings-
teeken, dat zij bij zich dragen, om
door de Italiaansche gevechtsvoor
posten te komen, om den arm is ge
bonden. De Turken laten de lijken
als afschrikwekkenke waarschuwing
hangen.
Casfro vermoord'?
Passagiers met een Zuid-Ameri-
kaansche pakketboot te Bordeaux
boeken, meer dan 30.000 beschreven I aangekomen, melden, dat Gastro in
blaadjes met aanteekeningen voor] ^enezue'a vsrmoord is door zijn eigen
lexica, manuscripten van spraakkunsten J aanhangers, die hem een te hard
vochtig chef vonden.
Alle pogingen, om zijn spoor terug
te vinden, bleven vruchteloos.
Uit Zurich wordt gemeld, dat het
aantal slachtoffers van de Alpen dit
jaar 115 bedraagt, terwijl 37 personen
verwondingen opliepen.
Onder de dooden zijn 3 Duitschers,
29 Oostenrijkers, 27 Zwitsers, 9 Fran-
schen, 5 Italianen, 3 Engelscben, 2
en woordenboeken van tot dusver on
bekend centraal-Afrikaansche talen,
werden door elkaar geworpen of
medegenomen.
«Ik kan onmogelijk nagaan welke
wetenschappelijke schatten, het rusul-
taat van tientallen jaren van reizen
6d onderzoeken, te loor zijn gegaan.
«Ik bezat de grootste verzameling
van Haussa-manu^cripten en Arabische
I3ST 3DE3 DIEPTE.
een aheeikaansche geschiedenis.
27)
«"Wat nieuws is er te Chicago?"
was Fulton's eerste vraag.
«Weinig, capitano," zei de andere,
«sedert ge weg zijt, is het verdoemd
stil bij ons."
«Nu, het zal wel weder levendig
worden, zoodra mijne zaak hier maar
geregeld is. Hoe maakt Annette het?"
«Zij is aan het vrijen met den klei
nen jodenjongen, den boekhouder van
Herz Strumpsche."
Fulton fronsde zijn voorhoofd. «Men
ziet wel dat ik mij niet bemoeien kan
met het huiswaartoe dient ons deze
gekheid?"
«Zij kan later van dienst zijn, want
de jongen is niet meer bij Strumsche
en is reporter van een dagblad ge
worden."
«Zoo, dat is iets anders. Hebben
onze zaken gedurende mijne afwezig
heid eenig opzien bij het publiek ver
oorzaakt
Asa Slang is eens wegens oplichterij
in hechtenis genomen, maar van onze
zijde is er borg gesteld en 200 dollars
hebben bewerkt, dat de politierechter
hem vrijsprak; overigens was alles
rustig en bij het oude."
«Onze operatie betreffende de nala
tenschap van den ouden Holder heeft
dan tot geen onderzoek aanleiding
gegeven
«Neen," lachte Lobster, «die zaak
is, dank zij uwe maatregelen, zoo goed
als dood gebloed!"
Fulton, die tot nu in de kamer
heen en weer had gewandeld, bleef
nu voor Lobster staan. «Niet zoo ge
heel," zeide hij, «er staat mij hier
iets in den weg; er is een onzicht
bare hand in het spel, die het doel
weken lang uitstelt en bemoeielijkt,
die ons misschien nog schaakmat wil
zetten, want tijd verloren is alles ver
loren."
Diaboloriep Lobster, met een
zenuwachtig trekken, dat steeds zijn
rechterhand op de plaats bracht waar
zijn mes was verborgen.
«Daarom heb ik u juist laten komen."
voer Fulton voort, zonder op de be
weging te letten, welke hij kende en
voor een slechte gewoonte van Lobster
hield. «Ge moet bespieden en gade
slaan, want ik zelf kan het niet, ik
ben reeds te bekend en vermoed, dat
ik zelf bespied word. Ik stel u daar
op een gewichtigen post, vriend Lob
ster, en ik hoop dat ge schrander en
koelbloedig zult zijn, want ge weet,
dat het geen handvol notendoppen
betreft. Vooral moogt ge mij niet
kennen, waar ge mij ook in het pu
bliek ontmoet, en hoed u uwen tanden
stoker niet bij elke nietigheid uit de
scheede te halen, want dat kon alles
bederven. Ik heb u reeds honderd
maal gezegd, men houdt het koude
ijzer zoo lang mogelijk warm in de
scheede en trekt het niet eerder, dan
wanneer geen ander middel meer baat,
onthoud dat en zoek nu een onder
komen waar ge wilt, maar niet hier
in het vijfde avenue-hótel; uw post
wijs ik u morgen aan.
«Goed, capitano, maar ik heb geen
geld meer!" antwoordde Lobster.
«Dat dacht ik wel, want wanneer
hebt ge geld; Hier zijn tien dollars,
zij moeten voor veertien dagen toerei
kend zijn, en dan zijn wij aan het
doel."
«Zoo God wil!" grijnsde Lobster.
«Hij mag willen of niet wij bui
gen zijn wil."
Veertien dagen later wist Fulton
zeer nauwkeurig, wie dagelijks bij
Mc. Culloch uit- en ingingmaar het
waren geen menschen die hem eenige-
aanleidiDg tot achterdocht, zelfs niet
eens oplettendheid hadden gegeven.
Er kwamen en gingen politiebeambten,
constabels, paren om getrouwd te wor
den, personen, die kleine klachten
hadden enz. Lobster had in de rechts-
kamer zelve, als toeschouwer alles
nagegaan, maar volstrekt niets ontdekt.
Tweemaal was de werkman gekomen,
met wien Fulton nu over de nalaten
schap onderhandeld had en dien hij
Lobster nauwkeurig uitgeduid had
maar de man had slechts brieven ge
bracht en gebaald; bij de poging om
deze brieven uit het bureau van den
magistraatspersoon te ontvreemden,
was Lobster op een haar na in hechte
nis genomen en van dat oogenblik
kon bij het niet meer wagen zich in
het lokaal te laten zien. Maar hij
zwierf nu van 's morgens tot 's avonds
onder allerlei vermommingen door de
straat en loerde op den brieibrenger.
Toen deze wederom eens het bureau
verliet, sloop Lobster hem na, om
zich ditmaal in het bezit der brieven
te stellen. Maar hij waagde het niet
den sterken man aan te grijpen, want
zonder het mes in zijn vuist was deze
bandiet lafhartig, en het gebruiken
van zijn wapen was hem streng ver
boden geworden. Zoo ontkwam de
man, en Lobster stelde zich te vreden
met het huis te bekijken, waarin hij
verdween.
Dat huis stond in de beruchtste wijk
van New-York, in de Five-Pointsdie
destijds nog een moreele en physieke
pestkuil waren. Hier huisden de mis
daad en de ondeugd in hare naaktste
vormen, en noch politie, noch geeste
lijkheid vermocht er iets tegen. De
eerste werd geranseld en vermoord,
de laatste beschimpt als zij zich ver
toonde.
Deze vijf smalle, hoekige, stinkende
straten, die hier in een stad samen
liepen, werden door vijf en zes ver
diepingen hooge huizen gevormd, in
welke huurkazernen dikwerf honderden
ellendige gezinnen woonden, die hunne
kamers met de koude en holoo-rige
spoken van den honger en zenuw
koortsen deelden. In de kelderwoningen,