NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Nu. 17.
Woensdag 28 Februari 1912.
41e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
BUITENLAND.
VERVLOEKT EN VERSTOOTEN.
Amersioortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden Btukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraut 77. Telephooun0. 69.
AD VERTENTIEN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentièn viermaal geplaatBt worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
VERBRUIK EN VOLKSWELVAART.
VI. (Slot).
Het geschrift van den heei Stoop
bevatte juiste opmerkingen over .ver
bruik^ naast onjuiste conclusies.
Ook het sparen, bet niet-verbruiken,
kan overdreven worden. Beperkte
ieder zijn verbruik tot het kleinste mini
mum, schroefde elkeen zijn levens
standaard neer tot het laagst denk
bare peil, de maatschappij in haar
geheel zou zonder twijfel ernstige
schade lijden. Al die takken van
voortbrenging, waarin placht gepro
duceerd te worden wat boven bet
minimum van levensonderhoud benoo-
digd is, zouden te niet gaan en veel
kapitaal zou renteloos komen te liggen;
de werkloosheid zou schrikbarend
toenemen.
Gezonde weelde van beter bedeelden
kan minder bemiddelden de oogen
uitsteken, maar kan ook en zie
hier haar heilzamen kant hun een
prikkel tot navolging, tot omhoog-
voeren van hun levensstandaard zijn.
Ken zeer rijke maakt niet altoos
het uit het oogpunt van 't algemeen
belang nuttigst gebruik van zijn
schatten, wanneer hij ze over zijn
medemenschen verdeelt. Hij doet tn
menig geval beter b.v. met leeszalen,
bibliotheken, kan het zijn universi
teiten op te richten, aan zijn fondsen,
bijeengehouden, een vaste en nuttige
bestemming te geven.
Het wei kt niet overal en te allen
tijde gunstig,indirecte belasting (invoer
rechten b.v) te vetlagen. Want het
kan wel voorkomen, dat hieruit eeri
overmatig gebruik van volstrekt niet
noodzakelijke goederen ontstaat. Ook
kan het in volkskringen waar het
besef ontbreekt, hoe goed het is den
levensstandaard omhoog te voeren,
vroeger trouwen en bevolkingsver
meerdering veroorzaken instede van
verhooging van welvaart.
Ziehier opmerkmgeD, die men van
harte kan beamen; van welke men
wenschen mag, dat zij algemeene
behartiging vinden.
Indien zij deze niet reeds in ruimen
kring hebben gevonden. Wat wij in
het midden kunnen laten, daar het
tot hare juistheid niet afdoet.
Welke stelling bouwt nu evenwel
hierop de heer Stoop?
Dat men, staande voor de keus
tusschen directe en indirecte heffingen,
tusschen vermogens- en bedrijfsbe
lastingen eenerzijds en accijnsen en
invoerrechten aan den anderen kant,
aan de laatstgenoemde zijn voorkeur
heeft te geven.
Deze slotsom nu, door den heer
Stoop getrokken en in »De Tijdspiegek
van harte beaamd, wordt, meenen
wij, door de boven niet zonder
instemming weergegeven opmerkingen
in het geheel niet gerechtvaardigd.
Vergeten wordt in de eerste plaats
na wat wij in onze vorige vlug
schriften betoogden, kunnen wij hier
kort zijn dal verlaging van invoer
rechten toeneming van invoer en
dientengevolge prikkeling van uitvoer,
opbloei dus van uitvoerindustrieèn,
meer weik aan den winkel, tot strek
king heeft.
Maar vergeten wordt daarenboven
en du is een ernstiger fout
dat, al werkt verlaging van invoer
rechten niet in ieder geval nuttig,
daarmee allerminst is bewezen, dat
verhooging van invoerrechten dit wel
zal doen.
Houden wij ons bij het verbruiks-
peil der mingegoeden, waaraan onze
tegenstandeien niet ten onrechte,
zoo groote waarde bocht.
Worden hunne levensbenoodigd-
heden door verhooging van inkomende
rechten duurder, dan kan bet zijn,
dat zij ten aanzien van sommige, van
de weinig noodzakelijke, dier behoeften
een tot dusver verwaarloosde, maar
heilzame zuinigheid zullen gaan be
trachten.
De vermindering van invoer even
wel heeft, als we zagen, de strekking
ook den uitvoer te doen slinken, een
compenseerend nadeel voor het door
mr. Stoop aangewezen profijt.
Hier komt evenwel nog meer bij.
Invoerrechten van protectionistisch
karakter brengen geen zoden aan den
dijk der sbescherming van den natio-
nalen arbeid« indien zij zich bepalen
tot artikelen als lucifers, waarmede
allicht zonder schade voor onze volks
welvaart wat zuiniger kon worden
omgegaan.
Voor het doel, ons productiever
mogen hooger op te voeren gesteld
het stond bedenkelijk laag en het kon
door beschermende rechten worden
opgevoerd is het hellen van rechten
op heel wet meer en heel wat andere
goederen eisch.
De heer Stoop uu, die erkent, dat
verlaging van invoerrechten de dingen
goedkooper maakt, kan niet ontkennen,
dat rechtenverhooging de strekking
beeft, ze te doen stijgen in prijs.
Het verbruikspeil der mingegoeden
zal mitsdien worden gedrukt door de
maatregelen, welke hij bepleit.
Nu heeft hij echter nog één pijl op
zijn boogdie druk wordt niet ge
voeld; versnipperd als hij wordt in
kleine beetjes over alle dagen des
jaars; men betaalt, het is waar, voor
alles wat meer, maar men slaat zijn
gebruiksvoorraad niet op eenmaal in
voor een geheel jaar, men koopt van
daag een en morgen een tweede drie
honderdste part en bespeurt het niet,
dat men in den wat boogeren prjjs
belasting betaalt, die men vroeger
ontging; de schatkistevenwel bemerkt
dit wèl, zij tast al die kleine bedragen
op en verkrijgt op die wijze het be-
noodigde geld, terwijl van de hoogere
prijzen de voortbrengers tevens pro
fiteered
De repliek op dit antwoord kan
kort zijnwanneer het waar is, dat
verhoogde druk niet wordt gevoeld
(duch in menig zuinig rekenend arbei
dersgezin is dit stellig niet waar), dan
wordt ook de door mr. Stoop gaarne
bevorderde deugd der spaarzaamheid
niet aangewakkerd wanneer het waar
is, dat men niet bemerktmeer te
betalen, dan wordt toch hierdoor het
feit, dat men meer betaald, niet onge
daan gemaakt.
Een arbeidersgezin, dat rond moet
komen van zeshonderd gulden en niet
bemerkt dat het nu zeshonderdvijftig
gulden heeft uit te geven, zal aan
bet eind van het jaar tot de ontdek
king komen, dat bet vijftig gulden
schuld heeft gemaakt.
Niet aanstonds gevoelde druk bestdat
j niettemin.
I De heer Stoop geeft dit zelfs met
zooveel woorden toe: »als tegenwicht
tegen den druk, dien de indirecte be
lastingen het volk opleggen, kan bij
den dood van het individu dienst doen
de successiebelasting*!.
Die bekentenis siert den schrijver.
Maar de logica van zijn verbruiks-
en belastingtheorie versiert zij niet.
De Groot-Hertog van Luxemburg f.
De overleden Groot-Hertog van
Luxemburg, Wilhelm Alexander ge-
beeten, werd in April '52 geboren, is
dus bijna 60 jaar geworden. Hij is
zijn vader den 17n Nov. 1905 opge
volgd, maar is het grootste deel van
zijn regeeringstijd ernstig ziek geweest
en sinds 19 Nov. 1908 regeert de
Groot-Hertogin als regentes.
Het belang van dit overlijden ligt
vooral in het feit, dat thans voor bet
eerst een vrouw op den Luxemburg-
schen troon zal komen. Men weet,
dat vroeger in het Groot-Hertogdom
de zoogenaamde Salische wet gold,
die vrouwen van den troon uitsluit,
reden ook waarom onze Koningin
niet wijlen Koning Willem III opge
volgd is als Groot-Hertogin van Luxem
burg. In 1908 is echter de Luxem-
burgscbe wet gewijzigd, zoodat thans
een vrouw de kroon kan dragen.
Tengevolge dier wetswijziging is op
het oogenblik de oudste dochter van
den overleden Groot-Hertog, Adelheid
geheeten, Groot-Hertogin geworden.
Zij is 14 Juni 1894 geboren en wordt
dus pas over enkele maanden meer
derjarig, zoodat de regentes nog eenige
maanden in functie blijven zal.
Bij het dreigend vooruitzicht van
de groote kolenstaking bad de electri-
citeitsmaatschappQ te Londen een
reusachtige hoeveelheid steenkool doen
opslaan op een terrein te Backside in
Black-friars. Zonder het minste waar
schuwend voorteeken is dezer dagen
opeens een van de omringende muren
onder het gewicht van de massa be
zweken, zoodat duizenden tonnen
steenkool zich verplaatsten en naar
beneden stortten in de nauwe gangen
rondom de opslagplaats. Daarbij wer
den eenige kinderen, die daar speelden,
bedolven. Op het gerucht snelde men
van alle kanten toe, zoowel de be
woners, als politie en brandweer. On
middellijk werd de steenkool zooveel
mogelijk opgeruimd en de kinderen
meerendeels gered, maar twee kleine
jongens; 4 en 5 jaar oud, werden
levenloos voor den dag gehaald. In
zoover is het nog beter afgeloopen
dan men dacht; want er waren een
twaalftal kinderen op de gevaarlijkste
plaats bijeen.
De Jungfrautunnel.
Woensdagochtend om zes uur is
de doorboring van den tunnel door
de Jungfrau aan de zijde van bet
Jungfraujocb voltooid en daarmede
de voornaamste etappa van den
Jungfrau-spoorweg.
Bijna 16 jaar is het thans geleden,
dat de geniale ontwerper van het
huidige plan voor den Jungfrauspoor-
weg, Guyer-Zeller, op den kleinen
Scheidegg de eerste spade in den
grond stak en daarbij de verwachting
uitsprak, over vijf jaar op den top
van den berg te staan. Guyer-Zeller
mocht de voltooiing van zijn arbeid
niet beleven, doch bleef ook gespaard
voor de talrijke tegenvallers, welke
zijn ovolgers troffen.
Met acht millioen frs. dacht Gyer-
Zeller zijn doel te bereiken. Thans
Een Roman uit de laatste Poolsche Revolutie
VAN
JULIUS ALICZNT.
7)
Een lange rok van donkergroene
zijde omhult zijne gestalte, een fluwee-
len kapje bedekt zijn hoofd. Voor hem
op de tafel ligt een groot register open
geslagen, waarin hij ijverig studeert.
Zijn lange dichte baard is reeds sterk
met grijs vermengd; zijn gebogen
adelaarsneus bewijst het zuivere type
van den stam, tot welken hij behoort,
en diepe rimpels in het edel gevormd
gelaat getuigen dat zijn leven niet
zonder moeite en strijd is geweest.
Voorzichtig en zacht trad even een
jong meisje binnen, zijne dochter Sara;
het vloertapijt smoorde haar luchtigen
tred. Met gebogen hoofd bleef zij naast
haar vader staan. Haar edel gelaat
droeg den oosterschen stempel, haar
lang zwart haar hing in zware vlech
ten langs haar fraaien hals. Haar spre
kende oogen hadden in dit oogenblik
iets peinzends. Zacht legde zij haar
fijne hand op den schouder haars va
ders en met bevende stem bracht zij
hem haar morgengroet.
In hetzelfde oogenblik klonk de klop
per op de huisdeur, Sara verwijderde
zich haastig en spoedig daarop trad
een jong, elegant gekleed heer bij Levi
binnen. Het was graaf Seniawitsch.
Hij scheen met de plaatselijke gesteld
heid van het huis bekend te zijn, want
toen de oude dienstmeid, die hem de
deur had geopend, zijne vraag of haar
heer te huis was, bevestigd had, ging
hij dadelijk door den duisteren gang,
die naar het kantoor van den eige
naar voerde.
«Wat verschaft den ouden Levi het
genoegen van het zoo onverwacht gra
felijk bezoek?" vroeg deze met ge
veinsde verbazing, terwijl hij den
binnentredende met een buiging een
armstoel aanbood.
«Mijn oude vriend," antwoordde de
graaf met een glimlach, die slechts
met moeite verheelde hoe moeielijk
hem het woord vriend was geworden,
«heeft mij reeds zoo dikwerf uit een
ueteligen toestand geholpen, dat het
hem nu ook niet moeielijk zal zijn
het oogmerk van mijn bezoek te raden.
Ik behoef voor heden middag vier
duizend roebels, welke ik vorst Wasilof
als eene eereschuld te betalen heb.«
Baruch Levi scheen volstrekt niet
verwonderd over deze verklaring; maar
toch zweeg hij een oogenblik, terwijl
hij de wissels optelde welke hij van
den graaf reeds bezat.
«En welke zekeiheid kan mij
graaf Seniawitsch geven?" vroeg hij.
De kleine oogen van den graaf von
kelden een oogenblik als gloeiende
kolen; de kleine mond trok zich te
zamen en het rood des toorns vloog
over zijne wangentoch onderdrukte
hij zijn misnoegdheid.
«Mijn naam zal toch wel genoeg
zekerheid zijn;" antwoordde hij.
«Vergeving, mijnheer de graaf," zei
Levi langzaam, «men heeft mij voor
acht dagen nog een wissel van twintig
duizend roebels verkocht, op welken
de handteekeningen van u en vorst
Felotiskoff zich bevinden, ik veroorloof
mij slechts te vragen of de handteeke
ningen echt zijn."
De graaf beet zich op de lip en sloeg
onwillekeurig de oogen neer, toen hij
die van den geldleener ontmoette.
«Ik kan zonder waarborg geen geld
meer geven," zei Levy koel.
«Ik heb voorshands geen anderen
waarborg dan mijn naam. Bijna alles
wat ik bezit is overigens reeds in uwe
handen en in die mijner andere schuld-
eischers. Maar hier aarzelde Seni
awitsch, «in zes weken zal ik al mijne
wissels kunnen betalen."
Baruch Levi overlegde. Na een panze
zeide hij
«Ik wil u nog vier duizend roebels
leenen, maar binnen zes weken hoop
ik prompt betaald te worden."
Hierop opende hij de ijzeren geld
kist, die bij de tafel stond, en betaalde
deels in goud, deels in banknoten het
verlangde bedrag, dat de graaf op
streek, nadat hij den wissel ondertee
kend en nogmaals beloofd had, binnen
zes weken prompt te betalen. Daarop
nam hij afscheid van Levi, die de
schuldbekentenis, na ze nog eens zorg
vuldig onderzocht en samen gevouwen
te hebben in zijn geldkist sloot.
Juist wilde de graaf het huis ver
laten, toen Sara uit een benedenkamer
in den gang trad.
«Welk een geluk overkomt mij,daar
het mij vergund is het gelaat der roos
van Jericho te aanschouwen I"
Sara's voorhoofd verduisterde zich
een weinig en zij scheen met het
kompliment niet zeer gevleid te zijn.
«Mijnheer de graaf maakt nog altijd
slechte vergelijkingen," antwoordde zij
en wilde terugkeereD.
Maar Seniawitsch nam haar teeder
bij de hand en ze aan zijn mond bren
gende, fluisterde hij
«Sinds ik zoo onuitsprekelijk geluk
kig was den bewusten avond in uw ge
zelschap door te brengen, is in mijn
hart een donkere nacht, het ontbreekt
er aan licht en warmte."
Sara luisterde naar hem deels weer
strevend, deels toch een weinig gevleid.
Toen echter antwoordde zij
«Mijnheer de graaf, ik mag niet lan
ger naar u luisteren, het ware dwaas
heid van mij zulke woorden te ge-
looven."
Nu klonken de klokjes van een na
derende 6lede, die voor het huis naaBt
het gespan van den graaf stil hield, en
dadelijk daarop klonk met forsche sla
gen de ijzeren klopper op de huis
deur.
«Het geluk is mij heden tegen!"
dacht Seniawitsch, en nadat hij de haas
tig in een kamer snellende Sara de hand
had gedrukt, verliet hij het huis, het
welk nu De wbinsky binnen trad. De twee