NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor ie Provincie Utrecht FEUILLETON. No. 29. Woensdag 10 April 1912. 41e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Hoogere Invoerrechten-Lagere prijzen? VERVLOEKT EN VERSTOOTEN, Amerstoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het gekeele Rijk 1.25. Afzonderlijke Hommen 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 17. Telephooun0. 59. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In de toelichting tot de tariefwet werd door de regeering gezegd «dat stegen elk invoerrecht, hoe matig ook, «bezwaren kunnen worden ingebracht, «wanneer men zich uitsluitend plaatst »op het standpunt van den consument®. Wel werd hieraan meer polemisch dan vriendelijk de verzuchting vast geknoopt dat «men niet wil inzien «dat de binnenlandsche prijs van eenig «voorwerp niet uitsluitend «afhangt «van de buitenlandsche mededinging, «doch tevens van de concurrentie, die «binnenlandsche industrieelen elkander «aandoen®. Ter geruststelling der con sumenten werd verder de verwachting uitgesproken dat de buitenlander «tot «behoud van zijn afzet een gedeelte «van zijn winst zal laten vallen« ter wijl wij eindelijk gewaarschuwd wor den «voor het schrikbeeld alles zal tduurder wordenDe regeering erkent ondertusschen «dat de moge- «lijkbeid niet is uitgesloten, d_at van «enkele consumptieartikelen de prijs «eenigszins zal stijgen«. Bij de toe lichting der tariefposten komt deze meening heel wat sterker uit, dan uit de algemeene toelichting tot het wets ontwerp is af te leiden. Stof tot kritiek ligt hier voor het grijpen. Waarom is prijsstijging alleen denkbaar voor enkele consumptie artikelen en niet ook voor die artikelen, die hulpmiddelen voor de productie zijn? Waarom kunnen bezwaren alleen rijzen bij de consumenten en niet bij de producenten, die hun afzet in bet buitenland bedreigd achten? In wel ken tak van handel en bedrijf worden winsten gemaakt zoo groot dat de buitenlander tot behoud van zijn afzet den prijs zoo aanzienlijk kan vermin deren als de regeering schijnt te ver wachten Wij laten al deze vragen onbe sproken en constateeren alleen dat het geheele betoog der regeenng rust op de verwachting dat de prijzen niet algemeen zullen stijgen en dat de invoeren niet zullen afnemen. Aan deze laatste verwachting moest de regeering zich wel vastklampen, wilde zij het vooruitzicht op fiscale baten niet prijsgeven. Dit vooruitzicht moest immers blijkens de memorie van toe lichting dienst doen om de overtuiging te scheDken, «dat het der regeering ernst is om de sociale wetgeving tot stand te brengenct. De voorstanders van het voorge stelde tarief zijn echter op één punt veel verder gegaan dan de regeering. Indien wjj in dit blaadje aan hunne argumenten onze aandacht wijden, dan zij dadelijk opmerkzaam gemaakt hoe de poging tot overtroeven zich voor een goed deel richt tegen het beloog der regeering. Gemeenzaam uitgedrukt kwam het laatste hierop neder: Nu ja, de bezwaren zijn niet geheel denk beeldig, maar met de beweerde prijs stijging zal het zoo een vaart rnet loopen. Door de vrienden der regeering zien wij echter de stelling verdedigd dat wij als gevolg van verhoogde invoerrechten mogen verwachten piijsdaling. Merkwaardig is, dat, om dezen krachttoer te kunnen volbrengen, van de veronderstelling wordt uitge gaan, dat invoeren zullen worden afgesneden, dat niet gelijk de regeering verwacht, de buitenlander, om zijn afzet te behouden, de verhooging van het recht voor zijne rekening zal nemen, dat bij gevolg geen baten in de schatkist zullen vloeien hetgeen toch de bedoeling der regeering was. Dat daardoor het geloof aan «den ernst om de sociale wetgeving tot stand te brengenct geschokt zou kun nen worden ligt voor de band. Zij, die als gevolg van hoogere rechten lagere prijzen verwachten, zullen deze verschilpunten met de regeering wel tot klaarheid willen brengen. Het debat daarover zullen wij met belang stelling volgen. Het denkbeeld door hoogere inko mende rechten prijsverlaging der goe deren, in het binnenland geproduceerd, te bevorderen, is niet nieuw. Het is reeds vroeger vernomen en naar wij meenen afdoend weerlegd. Waar de oude argumenten echter telkens her haald worden en zelfs de deftigheid der professorale toga ieder denkbeeld van overdreven zucht tot originaliteit buitensluit, willen wij nogmaals de onhoudbaarheid daarvan aantoonen. Zij, tegen wier bewering, wij op komen gaan uit van de veronderstel ling dat buitenlandsche mededinging onze vaderlandscbe nijverheid belet de vleugels uit te slaan, haar klein houdt, hare productie beperkt en daardoor verhindert goedkoop te pro- duceeren. Gesteld zoo ongeveer luidt het betoog dat in Nederland van een zeker artikel 100.000 stuks afzet kunnen vinden tot een prijs van f'10 per stuk. Het buitenland levert daar van 50.000 stuks en de overblijvende 50.000 stuks worden door de binnen landsche fabrieken geleverd ieder voor hun deel, ofschoon zij te zamen door uitbreiding der productie gemakkelijk in de geheele behoefte zouden kunnen voorzien. Een hooger invoerrecht komt hierin verandering brengen. De bui tenlander die tot een prijs van f 10 vroeger kon concurreeren moet de prijs tot f 10.50 verhoogen. (Neemt dus de verhooging der rechten niet voor zijne rekening), in de geheele behoefte moet alsdan door de binnen landsche nijverheid voorzien worden, (dus geen bate door inkomende rech ten meer); de productie van iedere fabriek wordt verdubbeld, als gevolg daarvan zijn de kosten verminderd en wat vroeger niet beneden f10 gele verd kon worden zal, dank zij de concurrentie der fabrieken onderling, b. v. tot f9.75 dalen. De gevolgtrek king dat het publiek minder betaalt en dat de vaderlandsche nijverheid in beteekenis toeneemt, acht men hiermede bewezen. Ongelukkig is bij deze geheele be wijsvoering geen rekening gehouden met de werkelijkheid. Indien men spreekt van uitbreiding van productie, moet men twee han delingen onderscheiden. De uitbreiding kan geschieden door uitbreiding van productie-uermope», dat is door ver grooting van bestaande bedrijven, dat door de productie der bestaande fabrieken tot hun vol vermogen op te voeren. Nu zal het eene betwistbare stelling blijken, dat de eerste uitbreiding steeds zal leiden tot vermindering van productiekosten. Ieder bedrijf stelt izijne bijzondere eischen. Wij kunnen ons sommige takken van bedrijf niet anders denken dan als groot-industrie, terwijl andere daartoe weinig geschikt zijn. Een betrekkelijk eenvoudig be drijf als b.v. de meelindustrie is niet te vergelijken met een bedrijf op het gebied der kunstnijverheid en daar- tusscben liggen vele schakeeringen. De kleine fabriek gedreven met eigen kapitaal zal soms beter werken dan bet reuzenbedrijf onder voogdij van den geldschieter. De ligging der fabriek, de moeilijkheid geschikte arbeids krachten te vinden en zooveel factoren meer doen bun invloed gelden. De grootindustrie dwingt veelal den vorm der naamlooze vennootschap te kiezen, waardoor vrijheid van beweging ge schaad kan worden. Zoo kunnen wij meer voorbeelden aanhalen die oris moeten behoeden voor een apodictische uitspraak alsof alleen van de groot industrie gezonde uitbreiding onzer nijverheid te wachten zou zijn. Anders is het in het tweede door ons gestelde geval. Met halve kracht werken, 5000 stuks vervaardigen waar de capaciteit der fabriek toelaat 10.000 stuks af te leveren, moet leiden tot hoogere productiekosten omdat een aantal uitgaven als vaste kosten te beschouwen zijn en bij toeneming der productie niet evenredig stijgen. Daarom zal ieder industrieel er op bedacht zijn zich zooveel mogelijk onafhankelijk te maken van een enkele markt, maar door verruiming van het afzetgebied trachten zich te vrijwaren tegen de gevolgen van onvoldoende vraag in zijne directe omgeving. Export naar het buitenland zal bier als heil zame regulator dienst kunnen doen en bemoeilijking daarvan, gelijk wij van het verhoogde tarief verwachten, zal juist tengevolge hebben dat onge- wenschte toestanden met halve kracht werken kunnen intreden. Was het nu juist, zooals men het wil laten voor komen, dat onze fabrieken door bui tenlandsche mededinging gedwongen worden tot onvrijwillige beperking der productie, dat als gevolg daarvan zij hooger prijs moeten bedingen dan anders mogelijk zou zijn en dat daar door weder hun kracht tot mededin ging verlamd wordt, dan zou het toch onverklaarbaar zijn indien onze indus- trieelen de durf misten reeds thans tot verhoogde productie over te gaan. In het door onze tegenstanders ge stelde geval zou immers bij vermeer derde voortbrenging de prijs van f 10 tot f9.75 teruggaan en reeds thans kunnen onze industrieelen dus zege vierend de mededinging van het bui tenland het hoofd bieden. Ware de zaak werkelijk zooals ons wordt voor gesteld, dan behoeven onze fabrieken niet te wachten op hoogere invoer rechten maar kunnen zij reeds thans doen wat als middel tot beperking der productiekosten wordt aanbevolen. Wij voor ons zijn overtuigd dat dit middel niet ongebruikt bleef en, wat meer zegt, dat onze industrieelen het met te meer kans op succes kunnen toepassen, waar niet door andere nadeelen, uit het tarief voortvloeiende, de kansen op afzet in den vreemde verminderd worden. Spraken wij hier van uitbreiding der productie binnen de perken van het reeds bestaande arbeidsvermogen, alles wijst er op dat uitbreiding door vergrooting van bestaande fabrieken of stichting van nieuwe fabrieken niet achterwege is gebleven. Wij behoeven ons ditmaal niet te beroepen op de bekende publicatiën van het Ministerie van Landbouw. Nieuwer materiaal staal ons ter beschikking in het Cen traal verslag der Arbeidsinspectie over Een Roman uit de laatste Poolsche Revolutie van julius aliczny. 19) De zonen van dien grijsaard zijn sedert maanden begraven. Russische kogels hebben den een na den anderen weg gemaaid. Zijn eenige dochter is, wijl zij het verblijf van haar vader niet verraden wilde, onder den knoet dood geslagen; verdriet heeft zijne vrouw gedood en nu zit daar de oude man, als de laatste van zijn gezin, en kan het oogenblik niet afwachten, dat hij met de sabel in de vuist, en met eigen levensgevaar, zijne dierbaren wreekt. Op eenige schreden afstand van hem slaapt op den kouden grond een jonkman, met blond dons om de ronde kin en de roode lippengoudkleurig krullend haar omgeeft het bleek gelaat; nauwe lijks de kinderschoenen ontwassen voert hem de eerste tred in het wilde krijgs gewoel. Vóór eenige dagen rustte hij nog, afscheid nemend aan de trouwe moederborst en morgen misschien, ja misschien reeds morgen, in den killen schoot der aarde. Bij een groot nachtvuur stond, de armen op de bor9t gekruist, het hoofd opgericht, en moedig en trotsch in de duisternis van den nacht starend, Langiewicz, Polen's dictator. Leven diger schitteren zijn donkere oogen, zijne hand, die zooeven met den snor baard speelde, grijpt het zwaardvan de voorposten klinkt de alarmkreet in het legerkamp. Spoedig echter herkende men in de naderende ruiters, die in hun midden twaalf gevangen Russen en een gesloten rijtuig voerden, Dewbinsky's troepen. Een honderdstemmige jubelkreet be groette de aankomenden, die van hunne paarden stijgen en hunne krijgsmakkers omhelzen. Langiewicz ontving den graaf met een uitroep van verrassing. «Mijn heer de graaf," zeide hij, «dat ge zoudt komen, hiervan was ik zeker, daarvoor was mij uw gegeven woord van eer borg, maar dat ge reeds heden hier zoudt zijn eu mij tegelijk krijgs gevangenen zoudt brengen, veroorzaakt mij natuurlijk de grootste verwonde ring. Graaf Dewbinsky verhaalde met korte woorden de oorzaak zijner ver vroegde ontvluchting en hoe het hem gelukt was het rijtuig en het escorte te bemachtigen. Langiewicz trad dadelijk op het rij tuig toe, opende het portier en reikte de daarin zittende dame de hand om haar te helpen uitstijgen. Daarop ver zocht hij graaf Dewbinsky en de dame hem naar zijne tent te volgen. Zoowel Langiewicz als de graaf waren verbaasd over de schoonheid der jonge dame, toen zij haar sluier ophief. «Vergeving, jonge dame," zei dicta tor; «dat ik zoo vrij ben u te vragen op welke wijze ge i,n de macht der Rus sen zijt gekomen, en of zij u als ge vangene transporteerden of u slechts tot hoede gegeven waren Mocht het laatste het geval zijn, dan zijn zoo wel uw rijtuig als de manschappen weder tot uw dienst en ge kunt ongehinderd voortreizen." De jonge dame werd doodsbleek, terwijl hare groote oogen zich met tranen vulden. «Ik ben overtuigd dat ik het geluk heb, mij in de tegen woordigheid van Polen's held, van LaDgiewicz, te bevinden," sprak zij be wogen. De dictator boog ten teeken van bevestiging. Hierop voer de dame voort. «Ik heet Henriette Pustowojtoff en ben een Poolsche van geboorte, maar mijn vader is majoor in Russi- schen dienst. Daar ik van de grieksche tot de katholieke kerk ben overge gaan, vol geestdrift voor Polen en zijne verdedigers ben en te Lubliu een patriotische dames-vereeniging opge richt had, werd ik aldaar in hechtenis genomen en vervolgens op bevel van Murawieff naar de citadel Krzemenice gevoerd. Ook daar scheen ik, hoewel een zwakke vrouw, den Russen te ge vaarlijk; nadat ik elf maanden lang in gevangenschap was geweest, kwam het genadig bevel mij naar het St. Barbara klooster te Kieuw te trans porteeren en daar levenslang op te sluiten. Nu heb ik slechts een ver zoek, dappere generaal, laat mij aan de gevechten mijner landgenooten deel nemen laat mij wraak nemen aan Polen's vijanden 1" Een ongeloovige, bijna spottende glimlach speelde om Langiewicz's I lippen Henriette Pustowojoff bemerkte zulks. «Ik ben een Poolsche," riep zij met vuur, en zal voor geen gevaar terug deinzen. Het toeval heeft mij tot u gevoerd of zeggen wij liever eene be schikking des hemels. Dus verstoot mij niet." «Gij denkt groot en edel," hernam de dictator, van wiens gelaat de spot ternij verdwenen was, «maar bedenk, dat ge onmogelijk de vermoeienissen en gevaren, waaraan wij blootgesteld zijn, zult kunnen doorstaan." «Ach, verstoot mij niet! herhaalde de jonge Poolsche, «ik heb niemand in Gods wijde wereld; laat mij uw vol gen, en roept het kanongebulder ten strijde voor Polen's vrijheid, aan uwe zijde strijden aan sneven!" «Ongelukkige, gij stort u voorbe- daehtelijk in het verderf," zei Langie wicz bijna bitter. «Id mijn verderf," riep de jonge heldin dweepend; «hebben niet duizen den gezinnen hun have en goed, hun leven verloren. Zijn onze broeders niet in Siberië of in de diepste kachotten van Sawkrona en Warschau gevangen? Neen, neen, ik wil uw overwinning

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1