NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. |S| IVu. 85. Woensdag 23 October 1912. 41e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG De export-nijverheid en het tarief. FEUILLETON. Amor met den Korporaalstok. I Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Tclephoonn. 09 AD VERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7'/> Ceat. Advertentièn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend* Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. ii. In de besprekingen tusschen Minister en Commissie van voorbereiding treft ons telkenmale de opvatting, dat het betrekken uit den vreemde zou zijn een onnoodige daad, ingegeven door de zucht het buitenlandsche fabrikaat boven bet binneniandscbe te stellen. De Minister poseert herhaaldelijk als onderwijzer, die desnoods zijne disci pelen zal dwingen te doen wat hij goed acht en te laten wat in zijn oog afkeuring verdient. De aanwezigheid van één enkele fabriek in ons land is voldoende om den Minister de zeker heid te geven, dat deze niet van hare door inkomende rechten geprivilegi eerde positie gebruik zal maken om haien vraagprijs te verhoogen. Indien eene voor uitvoer werkende fabriek van metaal-gloeilampen er op wijst, dat zij voor aanschaffing van koperen ringen in ons land aangewezen is op ééne enkele fabriek, dan luidt bet ant woord, dat deze ruimschoots in de behoefte zal kunnen voorzien. Een dei jamfabrieken dringt aan op verlaagd invoerrecht op abrikozenmoes, grond stof voor haar fabriek. De minister meerit »dat in een land als het onze er geen enkele reden bestaat den »in- vier van abrikozen voor jamfabrieken te bevorderen, daar wij zelf overvloed van fiuit hebben# (ook van abrikozen? ook in het jaar 1912)? De Minister en zijne vrienden dur ven groote verantwoordelijkheid op zich te nemen. Doch ongelukkig zullen de gevolgen niet op hen terugvallen, maar op de industrie wier belangen al zeer luchthartig worden behandeld. Wij kennen eene spreekwijze waarbij het veilig wordt geacht voor twee ankers te liggen. Waarom, zoo vragen wij, de export-industrie genoodzaakt zich met één anker de binnenland- sche industrie tevreden te stellen, terwijl dit anker, volgens den Minister en zijne vrienden, beteekent: «onge- twijleld eenige vei hooging in den eersten tijda. De natuur is sterker dan de leer. Wij kunnen ons het genoegen niet ontzeggen er op te wijzen hoe de Minister door de daad getoond beeft toch niet zoo vijandig te staan tegen over vreemde hulp, als zijno uitlatingen thans doen vermoeden. Toen deze Ministeraanvankelijk tegenstand onder vond bij de plaatsing der laatste Staats- leening, werd een onderzoek ingesteld, of in het buitenland gunstiger aan biedingen verkregen konden worden. En toch ontbreekt het in ons land niet aan kapitaalkrachtige banken en ban kiers. Er zal wel niemand den Minister den lof onthouden gehandeld te hebben in bet belang van het land. Maar waarom dan een ander standpunt in genomen waar het de industrie geldt Het doel van het tarief is tweeledig. Voor zoover het fiscaal werkt, moet de bedoeling geweest zijn eene verterings belasting en nooit eene belasting op de productie. Toch ontaardt de belasting in eene belasting op de voortbrenging, zoodra het middel ontbreekt die af te wentelen op den verbruiker. Voor zoo ver de bedoeling geweest is de nijver heid te beschermen, dient gezorgd dat de exportindustrie, die nimmer door invoerrechten gebaat kan worden, althans zooveel mogelijk tegen direct nadeel gevrijwaard worde. Beidoeischen liggen zoo voor de hand, dat daarover geen verschil van gevoelen kan bestaan. Wat meer zegt, de juistheid wordt feitelijk toegegeven èn in het eerste ontwerp èn in de besprekingen tusschen dén Minister en de commissie van voorbereiding. Met losse hand worden eenige concessiën gestrooid, genoeg zaam om aan te toonen, dat men de bezwaren der industrie erkent. De industrie in zijn geheel blijft echter in plaats van beschermd benadeeld. Stel selloosheid en gebrek aan kennis der feitelijke toestanden zijn overal te vinden. Enkele voorbeelden ter toelichting. Het eerste ontwerp toonde reeds, dat de ontwerpers gevoeld hadden, dat de export-industrie schade moest lijden, bijaldien bare grondstoffen en hare benoodigdheden aan invoerrechten onderworpen werden. Zoo bleven de glazen ballons voor electrische gloei lamp n vrij, in afwijking van andere gelijksoortige artikelen, die zelfhoog belast werden. Terwijl vet belast werd, bleef de vrijstelling gehandhaafd voor de vervaardiging van margarine en stearine. De zeepfabrikanten moesten den Minister opmerkzaam maken, dat vet ook voor andere industrieele doel einden gebezigd werd. Van een stel selmatig en doorgevoerd onderzoek omtrent de werking der rechten is geen spoor te vinden. En thans, nu bet gewijzigde wetsontwerp en de gevoerde besprekingen voor ons liggen, is er allerminst aanleiding om te wijzen op betere opvatting ten opzichte der onontbeerlijke voorwaarden ter verdere ontwikkeling onzer export-nijverheid Integendeel, de gevaren waaraan men haar blootstelt, zijn nog duidelijker aan het licht getreden. Het recht op paklinnen, ter wille van eenige fabrikanten aanvankelijk op 10 pCt. gebracht, werd weder gelijkgesteld met het recht van 6 pCt. op andere emballage geheven. Dit is, meenen wij, de eenige concessie aan onze export-nijverheid gedaan. Hiertegenover staat het nieuw voor gestelde recht op gezaagd hout, dat den industrieel dubbel zal treffen, omdat hij dit materiaal noodig heeft zoowel voor verpakking als voor aan bouw en herstelling der werkplaatsen. Nieuw voorgesteld werden ook rechten op looden en zinken pijpen, waarbij vooral onze chemische industrie be trokken is. Het recht op loodwit, verven en vernis werd verhoogd. De omwer king der rechten op papier brengt den industrieel de wetenschap, dat hij voor een goed deel zijner behoeften 10 pCt zal moeten betalen, terwijl uitdein lichtingen door den Minister gegeven, blijkt dat de rechten naar bet gewicht op materialen alssteenen en dakpannen gelijk te stellen zijn meteen recht van 8 a 15 pCt. der waarde. Het recht op vuurvaste steen, toch wel bijna uit sluitend door de industrie gebezigd, bedraagt niet minder dan 12 pCt. Belasting bij aanbouw en vernieu wing, belasting bij invoer van half fabrikaten en hulpmiddelen, soms ook bij grondstoffen belasting bij verpak king; dit alles zal men onze export- nijverheid opleggen, die op de vrije wereldmarkt door niets beschermd is en door niets beschermd kan worden. Die handeling noemt men dan bevorde ring van den nationalen arbeid. Maar heeft dan, zoo vraagt men, de regeering niet gevoeld hoezeer zij onze exportnijverbeid benadeelde? Wij zul len al wedermet voorbeeldenaantoonen, dat de regeering zich bewust is van het kwaad dat zij gaat aanrichten, maar genezing zocht waar zij zelve overtuigd moet zijn die niet te kunnen vinden. Bij de bespreking van tariefpost 348 geeft de Minister zijn voornemen te kennen de voor export werkende con- fectienijverheid tegemoet te komeD, door baar gelegenheid te geven in entrepot te weiken. «Zij zou dar. voor de grondstoffen die zij noodig heeft in het geheel geen invoerrecht verschul digd zijner. Het belang der export nijverheid wordt dus bier erkend. De Minister voegt er aan toe «Belang hebbenden kunnen zich, naar de Mi nister is ingelicht, met het denkbeeld van werken in entrepot vereenigen. Wij vvenschen thans reeds aan te stip pen, dat de Minister verkeerd is in gelicht; wij zullen straks uiteenzetten waarom de industrie niet geholpen kan worden door werken in entrepot. Naar aanleiding van verschillende adressen van parapluiefabrikanten,aan dringende op lagere rechten voor de door hen benoodigde sloffen, werd opnieuw en ditmaal met meer klem gewezen op de belemmering, die voor de voor uitvoer werkende industrie door het nieuwe tarief zou ontstaan De Minister heeft daarin aanleiding gevonden de rechten voor eenige be noodigdheden niet alle en niet de voornaamste te verminderen. Van verschillende zijden wordt op wets wijziging aangedrongen ten einde het werken in entrepot men sprak van fictief entrepot te vergemakkelijken. De Minister die, waar het de confectie- industrie betrof, zoo vlug was in het openen van een vooruitzicht op werken in entrepot, deeit wel mede, dat aan zijn departement eene regeling in overweging is, maar laat daaraan zeer verstandig deze opmerking voorafgaan «dat de moeilijkheden van eene waarlijk bevredigende regeling dezeraangelegen- heid worden onderschat wanneer men meent, dat deze in zeer korten tijd bad kunnen zijn tot stand gebrachte. Ons dunkt dit zegt genoeg. Laat ons nu een oogenblik bij deze twee voorbeelden stilstaan. Bij twee industrieën, die zeker niet tot de belangrijkste van ons land behooren, wordt .door Minister en Kamerleden toegegeven, dat de last der inkomende rechten te zwaar drukt op de export- industrie; wordt toegegeven dat ge tracht moet worden op de een of andere wijze voorziening te brengen. De leden die van fictief entrepotspraken, moeten dat stelsel wel bedoeld hebben blijkens hunne aanhaling van het daarop be trekking iiebbende artikel der alge meens wet, maar zullen bij nader onderzoek wel willen toegeven, dat fictief entrepot alleen toegepast kan worden bij die artikelen waarvan bij uitslag de identiteit met den inslag kan worden aangetoond, zoodat van behandeling van goederen, die verwerkt en vervormd worden, geen sprake kan zijn. Het was immers deze overweging die aanleiding was, dat bet recht op gedroogde visch moest worden terug genomen. Er blijft dus alleen over te onderzoeken in hoever het werken in gewoon entrepot mogelijk is. Natuurlijk kan de staat de gelegen heid daartoe, uitbreiden. Het voorbeeld van Hamburg kan worden gevolgd. Uitgebreide terreinen kunnen worden aangewezen, ommuurd en bewaakt ter 1 (3) «Wat heeft uwe majesteit besloten?. 1 begon nu de grootste van beiden, die haastig op het paleis toetraden. Het was mevrouw von Mellin. »De onbeschaamde zal er voor boe ten," riep Catharina H, die stil hield en toornig stampvoette. "Gij zult hem hebben, lieve Mellin, ge zult hem heb ben f' III. Den volgenden morgen ondertee- kende de Czarin twee decreeten. Het eene benoemde mevrouw von Mellin tot kommandant van het regiment To- bolks, het tweede verplaatste den ka pitein Pauloff uit het regiment Sim- borks in dat van de schoone vrouwe lijke kolonel. Vier dagen later stond het regiment op de groote binnen plaats der kazerne in het gelid, om zijn nieuwen bevelhebber in hoepelrok te verwachten. De officieren schersten half luid onder elkander, de oude grijze soldaten vertoonden sombere gezichten, de rekruten lachten en stieten elkan der met de ellebogen. Eindelijk kondigde een voorrijder in roode livrei op een wit paard de ver-j wachte aan, die daarop in een vergulde 1 staatsiekoets, door vier prachtige schimmels getrokken, kwam aanrijden, en voor dat de luitenant-kolonel voor haar het portier der koets kon openen vlug en stout er uitsprong. Zij droeg over een grijs zijden kleed de uniform van het regiment in den vorm van een eng sluitend, groen fluweelen buis met roode opslagen en gouden boor den; op de hooge sneeuwwitte toupet een kleinen driekanten hoed met gol vende witte pluim en versch eikenloof, op zijde den degen, in de hand den laDgen bamboesstok met ivoren knop, zooals het destijds bij officieren, per sonen van raDg en voorname dames de mode was. Zij ging, terwijl de vaan dels gezwaaid werden, de trommels roffelden, de fluiten piepten, langs het front van het regiment en liet het de revue passeeren, vervolgens hield zij stand in het midden van het carré, met de armen trotsch op de borst ge kruist. "Soldaten," sprak zij, "gij ziet in mij uw nieuwen kolonel. Door mij tot dezen eervollen postte benoemen heeft hare majesteit, onze roemrijke keizerin Catharina II, minder mij en mijne gerin ge verdiensten, maar veeleer haar ge slacht willen vereeren, dat tot nu een onverdiende ter zijde stelling heeft moe ten dulden. Mijne taak is het n nu te bewijzen, dat de hand eener vrouw u zacht en goedig leiden kan, zonder die vastheid te missen, welke verkeerde lijk den man als eene voortreffelijk heid van zijn geslacht wordt toege schreven. Ik zal liefderijk jegens u zijn, zoo lang gij uw plicht doet, en altoos rechtvaardig maar streng en onverbiddelijk wanneer zulks de dienst harer majesteit, de eer van ons vaan del vereischt. U, mijne heeren officie ren, verzoek ik met mijne bedoelingen samen te gaan, uwe ondergeschikten als menschen te behandelen en wan neer straffen onvermijdelijk zijn, zulke te kiezen, die het eergevoel van den soldaat ontzien; bijzonderlijk verbied ik den stok en wil, dat wanneer licbaamsstraf onvermijdelijk is, zij door de knoet of het spitsroedenloop vol trokken worde. De knoet is poëtisch, de stok gemeen en onteerend." "Leve ons moedertje kolonel I" rie pen de soldaten na deze origineele toe spraak. Ten laatste liet mevrouw von Mellin de officieren voorstellen. Toen de beurt aan Pauloflv kwam, richtte zij hare zwarte glinsterende oogen dreigend op hem. "Neem u in acht, mijnheer de kapi- j tein," zeide zij, «ik hoor, gij zijt een weinig lichtzinnig, een nachtlooper en speler, en daarbij nog een vijand van j mijne kuDne, van welke toch alle fijn heid van zeden komt. Ik wensch niet, dat ge u nalatig in den dienst of op eenigerlei wijze weerspannig tegen mijne bevelen betoont, het zou de ergste gevolgen voor u hebben." Er werd hem nu een kompagnie ge geven, waarin zich vele rekruten be vonden. De loslevende jonge officier moest diensvolgens bijna den geheelen dag op het excercitieplein doorbrengen en vond gelegenheid genoeg zich in het reglement, zoomede in geduld te oefe nen. Zijn fraaie kolonel verscheen zeer dikwerf op het plein en aanschouwde met bijzonde belangstelling hoe Pau loff zijn rekruten drilde. Tot nu had de anders zoo driftige man zich niet blootgesteld, maar zijne vijandin liet daarom de hoop nog niet varen hem toch eens te betrappen, en was hjj maar eens in hare handen gekomen, dan zij God hem genadig. Toen de kapitein weder eens bezig was zijne wilden te drillen, gebeurde het, dat een oude korporaal een rekruut die zich bjj zonder onleerzaam betoonde met den kolf van zijn geweer tegen het been sloeg. Op dit oogenblik verscheen mevrouw von Mellin. "Kapitein Pauloff!" zeide zij koel op bevelhebberstoon. De kapitein groette met zijn degen en naderde vervolgens. "Hoe kunt gij dulden," voer de vrouwelijke kolonel voort, "dat deze man zoo mishandeld wordt?" "Ik heb niets gezien," antwoordde Pauloff. «Ge moet alles zien, wat op het excercitieplein onder uwe manschappen gebeurt," zei mevrouw von Mellin droog, «Waarom hebt ge den man met den kolf gestooten wendde zij zich toen tot den korporaal. "Omdat hij niet begrijpen wil, me vrouw de kolonel," antwoordde de oude soldaat. (Wordl vêtvolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1