NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad 'JÉT voor de Provincie Utrecht No. 48. Woensdag 18 Juni 1913. 42e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG ER ZATERDAG. EEN GELUKKIG LAND. FEÜILLETON. Boontje M on zijn loontje Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonder lg k e Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 69. AD VER1 ENTlEN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer VI, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. IS HET NIET SCHANDELIJK! Voor de ouderdomsverzekering moet per jaar 10 millioen gulden komeo van het Rijk. Door de Regeering is voorgesteld, dit geld te balen uit de invoerrechten, zoodat het dan groo- tendeels zal moeten worden opge bracht door de minvermogenden, d.i.: lo. door diegenen onder hen, aan wie de Regeering op hun ouden dag een bescheiden uitkeering heeft toe gedacht (waarvoor zij trouwens van hun 13e. tot hun 70e. jaar de helft van de premie zullen hebben te be talen); 2o. wat nog erger is door die on en minvermogenden, welke als zij oud en bijgevolg arm zijn, vol gens de door de beide Kamers aange nomen en door de Regeering aan de Taiiefwet vastgekoppelde Invaliditeits wet, geen uitkeering ontvangen, om dat zij niet in loondienst, doch voor eigen rekening hebben gewerkt, zoo als bijv. de schoenlappers; en 3o. door de vrouwen, die weduwe geworden, na levenslang én de las ten van de premiebetaling én de ge volgen van de Tariefwet te hebben meegedragen, toch niets krijgen. Bovendien is nu eenmaal een gevolg van beschermende invoerrechten datde opbrengst der belasting (hier 10 mil lioen eenige malen moet worden op gebracht: a in den vorm van inkomend recht op de buitenlandscbe artikelen, b als prijsverhooging van artikelen van binnenlandschen oorsprong. En waarvoor is de Tariefverhooging nu noodig7 Waarom volgen het tegen woordige Ministerie en de Regeerings- meerderheid een zoo verkeerde be- lastingpolitiek? Waarom? Enkel en alleen uit partij-politiek. Ter wille van de instand houding van de coalitie der rechtsche groepen. Als deze beweegreden niet bestond, zou het voor de hand liggen, dat anders als door de onrechtvaardige heffing van nog meer dar. thans met de draag kracht geen rekening houdende indi recte belasting, en zonder de hoogst- bedenkelijke verandering van onze handelspolitiek, het benoodigde geld zou worden gezocht en gevon den daar, waar het beter kan wo/den gemist, met name door het instellen van een rijksinkomstenbelasting (sub- sudiair vei hooging van de bestaande vermogens- en bedrijfsbelasting) en door verhooging van het percentage der successierechten. De benoogdigde 10 millioen vormt bovendien een be trekkelijk bescheiden bedrag, gezien in het licht der berekeningen, volgens welke de gezamenlijke inkomens boven f 650 hier te lande in 10 jaar zijn toegenomen met 315 millioen en het nationaal vermogen gedurende de laatste 15 jaar is vermeerderd met 2200 millioen. Maarde machtigste van de drie in de coalitie vereenigde par tijen vet zet er zich tegen, dat in dezen geschiedt, wat als voor de hand lig gende moet worden beschouwd. Overeenkomstig hetgeen op het punt van «belastingen" in haar pro gram (paragr. V) is vastgelegd, decre teert de Roomsch Katholieke Staats partij Geen verdere uitbreiding of verhooging van 's Rijks directe be lastingen. Afschaffing van het recht van successie in de rechte lijn. Ver sterking van 's middelen, zoo die noo dig is, door indirecte heffingen. Ofschoon het program van den derde in den Bond«, de Christ. Historische Unie (in art. 22) uitdrukkelijk voor schrijft, dat «bij de regeling der be lastingen de rechtvaardigheid worde betracht in dien zin, dat rekening worde gehoude met de draagkracht der verschillende kringen des volks«, en ondanks datzelfde artikel verbiedt «opzettelijke bevoordeeling van den eenen maatschappelijken kring ten koste van den den anderen», zullen de vertegenwoordigers der Christ. Hist. Unie in de nieuwe Kamer stellig en zeker medewerken tot de tot standko ming der rampzalige tariefwet, al zwijgt voorzichtigheidshalve het rechtsche stembusaccoord over dit zoo hoogst belangrijke punt. De invoerrechten, geheven van nood zakelijke levensbehoeften, allerminst rekening houden met de draagkracht der verschillende kringen, en dat het door bescherming bevoordeelen van den een niet anders mogelijk is afge vaardigden ter wille van de «broeder- scbap« we) heen stappen, wetende dat een der coalitiegenoten op dit punt zeker nooit zal toegeven. Immejs het veto: «geen verdere uitbreiding van 's Rijks directen be lasting» vormt een niet te nemen bolwerk tegen het gevaar voor het instelleD eener belasting op de goede ren in de doode hand, dat betëekent dus op de kerkelijke goederen, op de steeds toenemende rijkdommen der kloositais, woike nimmer overgaan door versterf en dus ook niet worden ge troffen door de eenige, met de draag kracht wèl rekening houdende indr- recte belastinghet successierecht. Eerlijke mannen, behoorende tot alle politieke partijen, ook vele Romsch- Katholieken en Anti-revolutionairen, keuren de Tariefwet, die ons volk deze onrechtvaardige belasting zal opleggen, ten steikste af. Eu toch zal zij er komen, als de tegenwoordige Kamermeerderheid door de verkiezingen bestendigd wordt, zon der eenigen .twijfel en zeer spoedig ook enkel en alleen ter wille van het partijgeknoei. Is het niet schandelijk Onder dezen titel bevatte onlangs het «Journal de Genève" een artikel, waaraan wij het volgende ontleenen: In den aanvang van het vorig jaar maakte Engeland een schrikkelijke crisis door. De mijnwerkersstaking legde heel de nijverheid van het land lam. De eene fabriek voor, de andere na, moest sluiten wegens gebrek aan brandstof. Meer dan een millioen werklieden stond op straat. Nauwe lijks was deze geweldige staking be ëindigd of die der 60.000 Londensche dokwerkers brak uit. Toen kwam de staking aan den North Eastern Spoor weg; en andere nog Deze maatschappelijke crisis viel samen met mislukte oogsteQ en met een politieke crisis van den ernstig- sten aardde vraagstukken van het Huis der Lords en van Home Rule voor Ierland brachten het land in nog erger onrust. De internationale gebeurtenissen: de Italiaansch-Turksche oorlog, ge volgd door den Balkan-krijg, de vrees voor een algemeen-Europeeschen oor log, alles droeg ertoe bij om bet zaken leven te belemmeren, om den handel en de nijverheid van Groot-Brittanje te schaden. Somber waren de voorspellingen, welke men destijds ten aanzien van Engeland hoorde uiten: een bloedige revolutie heette op komst; minstens was bet land zijn ondergang nabij. Nu is een jaar verstreken. De revo lutie is nog niet uitgebroken en zij schijnt verder verwijderd dan ooit. Wat den financieelen toestand van het Koninkrijk betreft, deze wordt samengevat in de volgende zinsneden, ontleend aan de rede, waarmee Lloyd George, de kanselier der schatkist, zijn begrooting aanbood aan het Lager huis «Aan het eind van dit jaar zal de Regeering 102 millioen pond ster ling van de nationale scbuld heb ben gedelgd en daarmede een rente van 2.600.000 pond hebben uitge spaard. Zij heeft de belastingen op de voedingsmiddelen met 5 millioen pond verlaagd, zij heeft met 25 millioen pond verlaagd de belastin gen op de kleine inkomens en de landelijke eigendommen terwijl zij 12 millioen pond meer aan de lands verdediging kon besteden en 20 millioen pond aan de zorg voorzieken en ouden van dagen. «De Britsche handel bloeit buiten gemeen. Nooit was de werkloosheid geringer, nooit waren de winsten grooter. Het postverkeer de best denkbare maatstaf van den staat des handels heeft aanzienlijke toeneming van ontvangsten aan te wijzen. De opbrengst der belasting op de inkomsten uit groote vermo gens neemt toe; met meer dan 1.600.000 pond heeft de opbrengst de raming overtroffen. De binnen- zoowel als de buitenlandscbo zee handel zijn van een omvang als nog nimmer werd bereikt. Zelden heeft Engeland zooveel voorspoed ge kend." Toch vervolgt de schrijver in bet Zwitserscha blad kost in Enge land het staatshuisbouden al maar meer. Toen Gladstone, in 1801, een begrooting aanbood van 70 millioen pond, gaf bij uiting aan ernstige be zorgdheid over de stijging der uitga ven. Thans bedragen deze 190'/, milli oen pond. Per hoofd der bevolking bedroegen zij onder Gladstone 2.8.2, thans bedragen zij, trots de toene ming van het aantal inwoners, 4.6.2. Maar de landsverdediging kostte in 1861 slechts 28.285.000 pond; thans kost zij 74.544.000 pond. Bij deze oorlogsbegrooting moet men optellen wat men niet kende in Gladstone's tijdde begrooting van den socialen vrede, die Engeland telken jare ver plicht tot een uitgaaf van 20 millioen pond voor ouderdomspensioenen en voor ziekte- en werkeloosheidsverze kering. Deze welvaart is het gevolg van een industrieelen opbloei, die niet eerst van de laatste jaren dateert. De totaal-handel beliep in 1903 903 millioen pond, in 1912 1344 millioen. Tegenover den verminderden afzet van katoentjes naar Turkije en China, gevolg van de politieke gebeurtenis- DOOR A. S. H. BOOMS. 24) Daar het meermalen gebeurde dat bij zulke gelegenheden Non al hare opmerkzaamheid en aandacht verspilde aan de zoutelooze grappen van de ijdele kwasten die flirtend om haar zwermden, en zelfs geen woord, al thans geen vriendelijk woord tot hem sprak en hem dan blijkbaar beschouw de als 'n «quantité négligeable,» soms als 'n begunstigd dienaar die de beurs mocht houden, voelde hij zich niet alleen gekrenkt in zijne eigenliefde, maar ook diep getroffen in zijn liefhebbend opofferend vaderhart, dat wel geen dank vroeg, maar toch rekende op waardeering, liefde en achting voor zijne vele zorg en toewijding en vooral als 'n beantwoording zijner groote en belanglooze genegenheid. Hoe oud de Overste ook geworden was toch scheen hij nog niet te weten dat dankbaarheid een der meest hate lijke en der meest moeielijke proble men is voor hen die zich daartoe door ondervonden weldaden verplicht zien, en dat geen voldoening aan 'n verplichting met grooter bezwaren en meer tegenzin gepaard gaat dan deze; iemand die werkelijk op dank baarheid rekent of hoopt, is 'n dwaas die op zand bouwt, en hij die denkt dat dank werkelijk bestaat, is een domoor, want eigenliefde en egoïsme bewerken de menschen gewoonlijk zoolang met hunne drogredenen, dat de weldoener nog blij en zelfs dank baar mag zijn, dat hem die mooie rol rol in zijn leven werd toebedeeld Daar Non wel eens blijken gaf, dat zij «vadertjes" bijzijn wel wat hinderlijk en minder gewenscht vond, hetzij zij hem schijnbaar zorgvol aan spoorde om te huis te blijven omdat de tocht te vermoeiend zou zijn of het feest te lang zou duren, hetzij zij opgewekter heenging dan anders, als zij afgehaald werd door de luid kakelende en idiote uitdrukkingen uitroepende bende en hij door de eéne of andere oorzaak verhinderd was om mede te gaan, en bovendien gekrenkt door de ondergeschikte rol waartoe hij onhartelijk en onbeleefd gedwon gen werd, zoo besloot hij, te fier om zich op te dringen, voortaan van alle verdere deelname af te zien en in den vervolge het kind alleen te laten gaan, zich tevreden stellende om, hoe wel te huis blijvende, toch in de kos ten der feestjes en pretjes te voorzien, zoodat zij, die Dog altijd zijn lieveling bleef trots alles, niet voor anderen be hoeften onder te doen en als geluk kig menschenkind kon genieten, ter wijl hij eenzaam hare terugkomst af wachtte en steeds tot nieuwe liefde- bewijzen bereid zoodra zij met 'n enkelen glimlach iets scheen te wen- schen. En Nonl? och, zij werd naar het voorbeeld der omringende wufte, zelfzuchtige jeugd langzamerhand los van alles wat haar uit hare kindsch- heid nog overbleef aan innig genegen heid voor hem, die haar nog korten tijd te voren tot hem aantrok; wel sprak zij hem te huis nog aan met «vadertje», doch het kinderlijk vlei ende, het onbewust teedere was uit dat woordje verdwenen dat nu hol en gemaakt klonk, en alleen wanneer er iets bijzonders te vragen of te ver overen viel, scheen een glimp van den ouden toon aawezig; in hare brieven aan anderen echter, in hare gesprek ken met hare speelgenooten en in hare gedachten die zij neêrlegde iD een soort dagboek, sprak zij van hem en dacht zij aan dien hartelijken zorg- vollen pleegvader als aan 'n vreemde, en noemde hem dan «mijnheer Wyck- hens«, «de Overste", of »mijn voogd», want anders zou zij zich immers in ieders oog bespottelijk aanstellen door zulke kinderachtige teederheid en oud-modische belachelijke gelegen heidsnaampjes; trouwens die lievig- heidjes zouden haar ook niet meer van harte afgaan, want haar eenig- zins ontwakend jeugdig egoïsme, dat zich wel gaarne door hem goed liet doen en verzorgen, vond weldra zijne liefde en toewijding als een drukkende last waaraan zij liefst zoo min moge lijk herinnerd werd, nog gezwegen van dank daarvoor of uit eigen ge voel graag gebrachte opofferingen. Wel gebeurde het 'n enkele maal dat Non, uit een opwellend gevoel van verplichting of medelijden of ook omdat zij goedschiks niet anders kon, hem tot eene wandeling of tochtje uitnoodigde, doch, hoe hem dat ook ter harte ging en hoe graag hij met zijn lieveling was medegegaan, hij overwon steeds zijn bijna onbedwing bare lust en weigerde, 't waarom be grijpende, doch in zijne groote liefde waardeerde hij dan die uitnoodiging nog als eene hartelijke poging om zich ten zijnen behoeve te willen op offeren erg grooten lust en aandrang om zich aldus op te offeren bestond echter van de zijde van Non niet meer, want zoodra hij vriendelijk bedankte, zeggende dat j eugd bij j eugd behoorde en zij meer genot zou vinden bij hare jeugdige kornuiten», dan hield zij ook niet verder aan en vleide niet meer zooals vroeger om toch haar zin te krijgen en om «vadertje» meê te tronen, doch luchthartig, zonder meer, onderwierp zij zich aan zijne beslis sing, blijkbaar opgelucht dat zij van die taak gelukkig weer ontslagen was; en toch eene kleine, lieve her haling van het verzoek zou den ar men Overste overgelukkig hebben gemaakt, want hij had het zoo graag

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1