NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. ||p &afememee No. 49. Zaterdag 21 Juni 1913. 42e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEMIAG. PREMIE MITS Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Lnngestraut 17. Telephoonn. 69. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. voor de lezers van deze courant. Het heden verschenen 12de nummer van den vijfde jaargang van bevat o.a. EEN SCHILDERIJ VAN REMBRANDT »DE BATSEBA", voor een millioen francs op de Kunstveiling-Steengracht, te Parijs verkocht. Komst van Koning Willem I voor Amsterdam op 2 December 1813. Zijne Excellentie Minister Kolkman op zijn werkkamer gefotografeerd. Feestmaaltijd van het Comité van het Ambulance-Montenegro. De restau ratie van de Nederlandsch Israëliti sche Synagoge te Amsterdam. De verwoestingen in Zuid-Frankrijk, door het buiten de oevers treden van de Garonne. De ontdekker van den Noordpool, Peary, in Frankrijk ge huldigd. De Fransche vliegenier Bernard, die in Frankrijk veiongeiukte. Machmoed Sjefket, de vermoorde Tuiksche grootvizier. Het nieuwe Stadhuis te Rotterdam, naar het ont werp van Prof. Evers. De storm- vlucht van een Franschen vlieger van Parijs naar Berlijn Oude Poortjes in West-Friesland, met vijf interes sante foto's. Het Duitsche Stadion in het Giünwald bij Berlijn. Een voorproefje van den historischen op tocht te 's-Gravenhage. Het eeuw feest der Nederlandsche Beetwortel suikerindustrie. Het internationale Katoen-Congres. Een film-biogra fie ter gelegenheid van den honderd sten geboortedag van Richard Wag ner, met twee foto's. Ten slotte: Portretten van bekende landgenooten, de Rubriek vau Redac teur X. Kindernummer »Ons Prin- sesje«, met onderhoudende en leer zame lectuur voor de Jeugd. De geabonneerde wonende wensebt zicb te abonneeren op bet weekblad „PAK ME MEE", tegen den prijs van 3'/j cents thuis bezorgd. DE TOESTAND DER NEDER LANDSCHE NIJVERHEID. I. Bij de verdediging van de nieuwe tariefwet hoort men steeds de bewe ring, dat de Nederlandsche handels politiek gericht behoort te zijn op de bevordering van de nijverheid, die zich bezighoudt met de voorziening in de binnenlandsche behoefte, welke te lijden heeft van den buitenlandschen invoer. Met gebruikmaking van een artikel uit «Vragen des Tijds" (Maart 1913) getiteld «Waarom geen protectie in Nederland". Vooial hoort men die stemmen uit Limburg en Noord-Brabant, waar een deel van de nijverheid juist op die voorziening grootendeels gebaseerd is. Dat is echter een volkomen onjuist standpunt. De Nederlandsche nijver heid moet niet in de plaats gericht zijn op de bevrediging van de be hoeften van 6 millioen Nederlanders en daarin haar einddoel zoeken, maar zich toeleggen op den uitvoer, op het weiken voor de wereldmarkt, waar niettegenstaande de hooge invoerrech ten, die in sommige landen worden geheven, nog een groot arbeidsveld is en ruimschoot gelegenheid bestaat tot uitbreiding van het afzetgebied. Op dien uitvoer behoort de industrieel die zijn vak verstaat, die energie be zit, het oog te richten en de jaar cijfers leeren, dat vele Nederlandsche mdustrieelen zich reeds lang in die richting bewegen. Is men gbheel in staat den strijd op de wereldmarkt aan te binden en kan men daar met goed gevolg werken, dan kan uien in de behoeften der 6 millioen Nederlanders ook nog wel voorzien, zonder dat men daarvoor door de regeering behoeft te worden geholpen met buitenlandsche concurrentie werende invoerrechten. Niettegenstaande voor een ieder, die zich bezighoudt met staathuis houdkundige vraagstukken, waartoe het beffen van invoerrechten van, uit het buitenland ingevoerde, goederen toch zeker behoort, duidelijk moest zijn dat de algemeene welvaart in ons Vaderland in de laatste jaren steeds toeneemtniettegenstaande verreweg de meeste organen van Nijverheid, landbouw, verkeer en handel zich verzetten tegen de voorgestelde ver hooging van het tarief van invoer rechten, dat niet slechts beoogt ver meerdering van inkomsten voor de schatkist, maar ook bescherming van de inlaDdsche nijverheid tegen bui tenlandsche concurrentie, en zelfs liet nemen van represaille- of weerwraak- maatregelen, gaat men van protec tionistische zijde nog steeds voort te beweren, dat onze nijverheid behoefte heeft aan bescherming, dat de schijn bare welvaart niets anders is dan wat men gelieft te noemen»teren op oud vet». In een vroeger artikel van April 1909 heb ik eene vergelijking gemaakt tusschen de jaren 1872 1876 eener- zijds en 19o7 anderzijds, om aan te toonenden vooruitgang van alle takken van nijverheid, landbouw, verkeer en handel iu die ongeveer dertigjarige periode Ook na 1907 hebben zicb deze bronnen van volksbestaan, de eene meer de andere minder, doch alle over het algemeen gunstig ontwikkeld al kan men natuurlijk niet voor alle eene voortdurend van jaar tot jaar stijgende richting constaleeren. Groo- tere en kleinere, kwalitatief meer en minder gunstige oogsten wisselen elkander af, ook de algemeene conjunc tuur speelt eene rol en vermeerderde uitvoer vaneen artikel geschiedt soms ten koste van eene andere daarmede verwante goederensoort. Doch te zamen genomen blijft zich het Nederlandsche bedrijf in de goede richting bewegen, neemt de welvaart toe, welke gunstige en voor ons vader land hoogst gelukkige omstandigheden zich afspiegelen in de jaarcijfers, die ons bij voortdurend leeren, dat aan beschermde maatregelen, door de regeering te nemen, onze nijverheid, landbouw en handel geen grooter dienst kan bewijzen, dan door de beharti ging hunner directe belangen aan bun eigen organen over te laten, en zich te bepalen tot den lot heden door haar gevolgden weg van indirecten steun door middel van vakonderwijs, door deskundige voorlichting, door bevordering van de technische ont wikkeling der bedrijven en door alle andere dan juist fiscale maatregelen. De vroeger tot steun van een soort gelijk betoog geleverde cijfers dienen te worden aangevuld, om Dog heden gelijke diensten te kunnen bewijzen. In de destijds gevolgde volgorde zij er dan op gewezen, dat blijkens de jaarcijfers voor het Koninkrijk der Nederlanden, de invoer tot verbruik, die in 1907 gestegen was tot 2.692 millioen, in 1911 3.3J3 millioen be droeg, dat de waarde van den uitvoer steeg vau 2.212 tot 2.732 millioen gulden, dat de doorvoer met over lading vermeerderde van 1.638 tot 2 067 millioen kilogrammen, de door voer zonder overlading van 7.867 tot 11.629 millioen kilogrammen. Dit vermeerderd verkeer leidde tot een giooter goederenvervoer, zoowel te land als te water, met de daaraan verbonden voordeelen van winsten, vrachten en loonen. Het aandeel, dat de Nederlandsche spoorwegen daarin namen, steeg van 15.208 millioen kilogrammen in 1907 tot 17.739 in 1911, het reizigers-vervoer van 40.972.000 tot 44.874.000, de totale opbrengst van het spoorwegvervoer van 54 millioen tot 64.679.000 gul den per jaar. Ook het watertransport nam toe: de inklaringen van geladen schepen steeg van ruim 38 millioen M.' in 1907 tot 41.757.000 in 1911. Hier van werd in 1907 door Nederlandsche schepen vervoerd 25.7 procent, daarna gemiddeld 26.7 procent. Het aandeel van geladen Nederlandsche schepen in de vrachtvaart tusschen vreemde havens, dat in 1906 gestegen was lot 6 919.000 M.', was in 1910 vermeer derd tot 10.623 000 M'. Langs de rivieren is het scheep vaartverkeer niet het buitenland voor uitgegaan van 35.252.li00 M.' in 1907 lot 50.210000 in 1911. Had van dit verkeer in 1907 48 procent plaats onder Nederlandsche vlag, in 1911 is dat aandeel gestegen tot vijftig procent. Was de lonnenmaat van de in 1907 in den Rotterdamschen water weg in- en uitgeklaarde stoomschepen 58.588.000 M.\ in 1911 bedroeg zij 65.995.000 M'. Het aantalgzeeschepen der Neder landsche handelsvloot is van 1907 tot 1911 vermeerderd van 727 tot 775, de reëele inhoud van 1.266.000 tot 1.601.000 M 3, de grootte per schip van gemiddeld 1 742 M.J in 1907 tot 2.065 M» in 1911. Terwijl het aan tal zeilschepen verminderde van 435 tot 428, steeg dat der stoomschepen van 292 tot 347. Bij de goede winsten, die in de laatste jaren met de vrachtvaart wer den gemaakt, is dus niet alleen het aantal schepen toegenomen, doch werden ook gemiddeld grootere sche pen in de vaart gebracht en werd stoom in toenemende mate toege past. De totale bebouwde oppervUkte in Nederland is sedert 1907 gestegen van 2.393 665 H.A. tot 2.424.264 H.A. in 1911. Niettegenstaande de gemiddelde opbrengst per hectare sedert 1907 niet meer geklommen is, doordat de laatste oogsten kwantitatief en de allerlaatste ook kwalitatief niet zoo goed geweest zijn als de daaraaD onmiddellijk voorafgaande, ten gevolge van groote in het eene oogstjaar en aanhoudende regens in het andere, zjjn toch door de hoogere prijzen van granen en ook van siroo, de gel delijke resultaten van het landbouw bedrijf in ons vaderland in de laatste jaren buitengewoon gunstig geweest, vootal in die streken van ons land, waar de landbouw op intensieve wyze en met de noodige vakkennis wordt uitgeoefend. Daar wenscht men geen bescherming, daar weet men dat de positie van den landbouwer onafhan kelijker en in alle opzichten gunsti ger is dan van den beschermden land bouwer in Duitschland, die steeds meer ondervindt dat het voordeel van de bescherming niet terecht komt in zijn zak, maar in hoofdzaak ten bate i gekomen is van vioegere bezitters van den grond, reden waarom de, Duitsche agrariër op steeds hoogere beschermende rechten op landbouw producten aandringt. Sedert 1907 is de veestapel weder toegenomen. Het aantal stuks rundvee vermeerderde van 1.7 millioen tot 2.026 900, de varkens van 862.000 tot 1.259.800, het aantal paarden van 295.000 tot 327.400, alles in 1910. Daar waar de cijfers voor 1911 nog niet bekend zijn, worden die voor 1910 gegeven. Het saldo uitvoer van boter steeg van 28 tot gemiddeld 30 millioen kilo grammen, van kaas nam de waarde van den uitvoer toe van 18 tot ge middeld 19 millioen gulden over de jaren 1908 tot 1911. De uitvoer van groente, die in de laatste jaren een zoo groote vlucht genomen heeft en nog jaarlijks stijgt, is van 146 millioen K.G. in 1907 ver- meerdord tot 199 millioen in 1911, de uitvoer van bloembollen van 15 milli oen in 1907 tot 17.326 888 K G in 1911. De uitvoer van beetwortelen, die in 1907 210millioeD K.G. bedroeg heeft in 1908 tot 1911 jaarlijks ge middeld 240 millioen kilogrammen bedragen. De Nederlandsche landbouw voert echter niet alleen uit de producten van den bodem, doch is tot zekere hoogte ook een tabriekmatig bedrijf levert daarvoor de grondstoffen of fabriceert het daaruit verkregen pro duct zelf. Stroocarton en aardappelmeel zijn twee artikelen nauw aan het land bouwbedrijf verwant. De uitvoer van stroocarton gaat steeds vooruit. In 1907 bedroeg daar van de waarde 48.444.000 gulden, in 1911 62.884.000 gulden. De uitvoer van aardappelmeel maakt eene uitzondering op deze, in verge lijking met 1907 steeds hooge cijfers. Was in dat jaar de uitvoer 74.061.000 K.G., in 1911-was deze niet hooger dan 60.639.000 K.G. Toch is dit een gunstig cijfer, wan neer men in aanmerking neemt, dat in 1911 de oogst van aardappelen in Frankrijk en Duitschland niet groot geweest is, dat die landen in Neder land buitengewoon groote hoeveelhe den aardappelen hebben gekocht, waar door de prijzen der aardappelen aan merkelijk zijn gestegen. Niet het pro duct, het aardappelmeel, doch de grondstof, de aardappel, werd tot hooge prijzen uitgevoerd, tot piijzen zoo hoog dat deze voor een deel hoven het be reik kwamen van de aardappelmeel- fabricage, welke tot ongeveer één derde minder geproduceerd heeft dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn geweest. In dat licht gezien, is het uitvoercijfer 60.639.000 K.G. inderdaad gunstig en de land bouw heeft geprofiteerd van de hooge aardappelpiijzen, al heeft daarbij veel geklaagd over de moeilijkheden ver bonden aan de verzending, doordat de spoorwegmaatschappijen niet opge wassen bleken tegen eene zoo abnor male vermeerdering van het vervoer. Het voortdurend gebrek aan spoorwa gens voor aardappelvervoer ligt nog in veler geheugen, en de klachten daarover vonden zelfs hunnen weg naar de Tweede Kamer der Staten- Goneraal. De landbouw heeft daarbij echter ten slotte wel gevaren, en herinnert zich met voldoening de hooge prijzen van graan, stroo en aardappelen in 1911. Ook over 1912 zal blijken, dat men vrij algemeen, niettegenstaande den natten zomer, niet slecht heeft geboerd U. G. SCHILTHUIS. De tariefwet zal nu voorgoed van de baan gaan, de kansen staan zelfs zeer gunstig mits de tegenstan ders van het gehate wetsontwerp Kolkman bij de herstemmingen als één man opkomen. Maar ook alleen dan. Men vorgete vooral niet de waar schuwing van minister Kolkman zelf, die in de Tweede Kamer heeft verklaard »In 1914 is de Tariefwet er, of wij zullen er niet meer zijn!» Met »wij« bedoelde ZEX. het zit tende Kabinet. Alleen dus als de tegenwoordige ministers door den uitslag der aan staande herstemmingen er toe wor den gedwongen hun zetels teontruimen, dan eerstzal de Tariefwet er niet komen, maar anders onherroepelijk! En als dan bet aanhangige Tarief- voorstel door een opvolgend Kabinet is teruggenomen, dan zal er wel geen Regeering meer worden gevonden, die ooit weer zal durven komen met de voor ons land zoo bij uitstek onge schikte beschermende handelspolitiek,

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1