NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
GEWOONTE EN ROUTINE.
FEUILLETON.
No. 78.
Woensdag 1
October 1913.
42e jaargang.
VAAI8CaVWIil«.
De Firma A. LEWENSTEIN
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N
POOTEN TERECHT
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken cenigste
Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT, CHOORSTKAAT 14.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Kijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
ingezonden' stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en V rij dag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 47. Telephoonu. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer Tl, Cent.
AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men zou den mensch een denkend
werktuig knnnen noemen; de ge
dachte is de machinist, die »het ding"
aan den gang brengt en houdt. Hoe
vaker dezelfde beweging gemaakt,
dezelfde handeling ten uitvoer woidt
gelegd, des te minder komt bij den
werkman de vrees op, dat het niet
goed zal gaan, des te onnoodiger
acht bij het iets te doen om zulks
te voorkomen. Ai beider en machine
raken zoozeer aan elkander gewoon,
dat zij zich vereenzelvigen en er een
automatische wei king ontstaat.
Dit heelt vooral betrekking op de
bezigheden, die wij dagelijks hebben
te verrichten bij de uitoefening van
ons beroep Daar zijn er bij, over
welker moeielijkheid de niet vakman
zich verbaast, wel inziende, dat hel
hem niet mogelijk zou zijn dergelijk
kunststuk te volbrengen. Vaak zit
dal in de technische vaardigheid, die
vereischt wordt; het subtiele van zoo
menige bewerking, onderdeel wellicht
van een ingewikkeld samenstel van
verrichtingen, en waarbij de aller
geringste afwijking, onmerkbaar voor
den ondeskundige, tot mislukking
zou leidenin andere gevallen in het
gevaarvolle, dat soms den aanschou
wer het hoofd doet afwenden, als hij
daar zijn evenmensch zich ziet be
wegen heel in de hoogte, op een
plekje, waar een mistred van een
decimeter op een wissen dood zou
komen te staandan weer in de
oogenblikkelijke concentratie van
physieke kracht op één punt, waarbij
men verbrijzeling van ledematen zou
duchten.
En de menschen, die dat gewoon
zijn, doen dat dagelijks, zonder be
zwaar, lachende om het onze, of
schoon wellicht niet ongevoelig voor
onze bewondering; de moeilijkheid
bestaat voor hen niet meer, omdat
zij haar oveiwonnen hebben; de stof
en de ruimte, waarmede zij zich
moeten bezighouden, maakten zij aan
hun wil ondergeschikt door telkens
herhaalde behandeling. De oefening
heeft de gewoonte doen ontstaan, die
tot routine is vastgegroeid.
Men ziet dadelijk welke groote
voordeelen daaraan zijn verbonden.
Het werktuig wordt hoe langer hoe
geschikter voor hetgeen er van ge
vorderd wordt, de weikman be
hoeft zijn geestkracht minder in te
spannen om aan de eischen te be
antwoorden. Wie zou, als hij voor
de opdracht van een werk de keus
heeft, onder de gegadigden, niet de
meest geroutineerde nemen?
Toch is bet loflied op een vaardig
heid, die door gewenning wordt ver
kregen, niet van het begin tot bet
eind een aaneenschakeling van har
monieën. Er mengen zich ook minder
welluidende klanken in. De werkman
kan zóóver komen, dat hij alles aan
de machine overlaat; met andere
woorden, de gedachte wordt aan het
werk onttrokken. Dat gaat wellicht
een langen of korten tijd goed, maar
het oogenblik van storing nadert onge
merkt; er is iets aan het werktuig
onklaar, de niet-waakzame wordt er
door overvallen, en het ongeluk is
gebeurd Somtijds treft dat de stof,
die bearbeid wordt, in vele gevallen
treft het den mensch, die er zich
mee bezighoudt, en de anderen, die
met hem zijn.
Voor het min of meer vakmatige,
aan vreemde taal ontleende woord
hebben wij er een, van zuiver Üiel-
schen oorsprong, en dat in zijn klank
alleen reeds verraadt dat de zaak,
die het vertegenwoordigt, in minach
ting is. Wat als routine zeer aan
nemelijk en meestal ook welkom is,
komt er slecht af, wanneer het als
ïsleur" wordt aangediend. Beide zijn
kinderen der gewoonte, en vaak dragen
zij hetzelfde kleed, hetgeen maakt,
dat men ze, bij niet al te nauwkeurig
toezien, wel eens onderling verward.
Toch weet ieder, dat zij, ondanks veel
overeenkomst, niet weinig verschillen
Kan in het algemeen gezegd worden,
dat sleur verwerpelijk is, te sterker
komt dit uit wanneer er sprake is
van verplichtingen en gewoonten, die
het eigen zedelijk leven en dat van
anderen betrelTen. Ofschoon ook daarin
het machinale niet ontbreekt, treedt
het toch op den achtergrond en kan
het nooit doel zijn, enkel middel.
Wij baasten ons er bij te voegen
een niet te versmaden middel.
Een vaak vernomen voorschrift
luidt: Maak u goede gewoonten eigen.
Zóó eigen, dat ge nagenoeg auto
matisch doet wat gij voor uw per
soonlijk welzijn en dat van anderen
te doen hebt. Er zijn menschen, van
wie men zeggen kan, dat zij i»na-
tuurlijke" deugden aan den dag leg
gen. Wellevendheid, hulpvaardigheid,
zij lijken bij hen zoozeer op een van-
zelfsheid, dat men hen niet anders
denken kan. Van de bekoring, die
van hen uitgaat, van de atmosfeer
van welbehagen, die om hen heen
ontstaat, geven zij zich geen reken
schap, en men kan ook niet beweren,
dat hun gedragingen, dat hun manier
van de dingen te behandelen en de
personen te bejegenen, de vrucht zijn
van overleg. De vogel zingt uit eigen
aandrift, en de goede mensch doet
het goede, omdat hij niet anders
kan, haast zouden wij zeggen uit
routine, als hier het gebruik van dat
woord geen tekort van waardeering
zou doen onderstellen.
Daar zijn er, die, in de woelige
menschcnwereld zich bewegende, van
oordeel zijn, dat zulke bevoorrechten
tot de zeldzaamheden behooren. Ja,
't kan iemand erg tegenloopen bij
zijn ontmoetingen. Maar ook bestaat
de mogelijkheid van een te eenzijdigen
kijk op de naasten, gevolg van gebrek
kig moreel gezichtsvermogen. Dat
ziekteverschijnsel, 't welk naar men
beweert veelvuldig voorkomt, mag
wel even besproken worden. Hetschgnt
rationeel, dat wie zelf aan booge
eischen voldoet, ook het recht beeft
die aan anderen te stellen; toch dok
ken die twee bijzonderheden elkander
niet geheel. En zoo komt het dan,
dat menschen van een naar zich toe
rekenenden aard, wien het nemen
beter afgaat dan het geven, wier er
varing op het punt van offers bren
gen niet ruim is, veel moeite schijnen
te hebben om tot de ervaring te
komen, dat er anderen zijn, die betere
gewoonten tot de hunne maakten, en
de onderlinge verhoudingen der men
schen anders begrijpen. Zij zien dat
niet, het is hun de moeite niet waard
er de aandacht op te richten, der
halve bestaat het ook niet.
Dat het een heerlijkheid is veel te
verkeeren in den kring dergonen, bij
wie op bet gebied van het zedelijk
leven de goede, gewoonte niet slechts
geworden is een >tweede< natuur,
maar overgegaan is tot een onmisbaar
levenselement, beboeft niet te worden
gezegd, en evenmin is bet noodig op
te merken, dat aan bet overal aan
wezig zijn van een omgeving, waarin
geen andere is doorgedrongen, nog
zeer veel ontbreekt. Op dit punt mag
geen misplaatst optimisme ons de
oogen doen sluiten voor de werkelijk
heid. Van een alom beerscbende
moreele routine kan nog geen sprake
zijn. Godsdienst en wijsbegeerte, beide
bewegen zij zich in die richtingbei
der verhefTingswerk wil de menschen
onttrekken aaD de slavernij van slechte
gewoonten, wil hen opvoeren naar
de hoogten, waar een reine lucht do
levensgeesten opwekt, de levensroeping
helder doet zien, het leven zelf met
al wat bet omvat als "Sen hemelgave
doet liefhebben.
Er wordt niet genoegzaam aan.
gedacht welk een macht de gewenning
is in bet werk der opvoeding. Bij ai
haar veelzijdigheid moet deze op één
punt éénzijdig zijn, namelijk niets ter
overneming aanbieden wat op zichzelf
af te keuren is, zelfs niet ter wille
van de onderscheiding der contrasten.
Wie, die eenig besef heeft van het
gewicht zijner taak, zou dat ook doen?
zoo wordt gevraagd.
Wie? Wel, wij doen het voortdurend,
Van dag tot dag stellen vrij onze kin
deren, en de anderen, voor wier ze
delijke vorming wij eenige verant
woordelijkheid hebben, in gevaar tot
een of andere slechte gewoonte te
vervallen, die 't ons, als zij heeft
postgevat en wij haar in het oog
krijgen, moeielijk zal zijn weer te
doen verdwijnen. Want merkt wel
op, het schijnt wel of een demonische
macht de misschien enkele onkruid-
zaadjes weliger doet opwassen dan
de handeD vol graan, over den akker
uitgestrooid. Wij laten dingen zien,
die voor de oogen der jeugdigen ver
borgen moeten blijven ontmoeten zij
ze op den verderen levensweg, als
reeds zekere verantwoordelijkheid bun
daden beheerscbt, en staan zij er dan
wat vreemd voor, zij zullen dan toch
niet het verwijt kunnen uitspreken
dat het minder navolgenswaardige
reeds tot hun gewoonten behoort, dat
zij er reeds in geroutineeid zijn. Wij
zouden niet durven aanbevelen, hen
van het bestaan van het kwaad on
kundig te laten, integendeel; maar
om iemand tot de kennis te brengen,
DOOR
A. S. H. BOOMS.
9)
Neen, hoor I Uil gaat nog, maar
os1 zoover zal 't vooreerst nog
wel niet komen; ik ben voorloopig
tevreden met 't ezel-zijn, antwoordde
Nol, den spreker veelbeteekenend
lachendaanziende. Maar luister luid-
jes, ik zal je in 't kort de geschiede
nis vertellen en je mijne stommiteit,
ezelachtigheid uiligheid uitleggen.
Jelui weet, dat Durang, die ge
nie-soldaat, die oude, fideele Fransch-
man overal bij is als er gewerkt moet
worden aan versiering zooals nou bij
den resident waarbij hij vanavond dan
ook was en flink aanpakte.
Juist had ik in een wat afgelegen
hoekje achter een paar sierboompjes
'n oogenblikje met Fietje over de ver
siering staan praten, toen
Hum I Hum 1 klonk het
beteekenisvol achter hem uit den
mond van zijn huisgenoot Bohlan, hem
daardoor zoo luidruchtig mogelijk in
de rede vallende.
Yan Dijcke die den interpellant aan
zijne stem herkende en uit ondervin
ding wist dat Bohlan de gewoonte
had dergelijke stekelige aardigheden
uit te halen, draaide zich niet om,
doch zeide kalm:
Je schijnt erg verkouden te zijn,
Sardijntje?
Ja, was 't antwoord, dat komt
door die ijskoude verkillende deftig
heid die mij uit dat wat afgelegen
hoekje van achter de sierboompjes
aanwaait, waar jij en Fietje samen
zoo deftig geredeneerd hebben I
Hum 1 Hum'n verliefde
luitenant, en dat nog wel een
als Nol en dan met zijn charme
in 'n wat afgelegen, verborgen hoekje
redeneeren over versieringen
O ja, zeker! Je hebt je lippen
gebruikt, maar niet om te praten,
kerel! dat maak je mij niet wijs!
besloot hij luid lachende, waar
aan het heele koor pretmakers har
telijk deelnam, zoodat ook Nol ten
slotte meelachte.
Hoho I amice, stel dat 't waar
is, dan zegt men dat nog niet zoo
in 't openbaar
Dan moet jij zulke smoesjes maar
niet verkoopen, die hebben bij ons
geen koers! We zijn wel allemaal heel
brave onschuldige jongetjes, maar wat
er in zoo'n geval in zoo'n hoekkie
gebeurt is voor 'n rechtgeaard luite
nant geen geheimDaar weten
we uit ondervinding van mee te praten 1
Een luitenant die van zoo'n ge
legenheid geen heerlijk nuttig gebruik
maakt, wordt door de meisjes zelf,
die natuurlijk in zoo'n geval ook geen
snijboontjes zijn, geminacht, want 't
is dan 'n saaie knul en verdient, vol
gens Helmers, in «de Hollandsche
Natie» des mijnslaafs tot
in 's aardryks ingewanden!»
Stel je voor, buskruit en vuur bijeen
en dat omwerken tot 'n klomp ijs!
'n aardig meisje mag wel zoo'n
beetje »manque de respect!
Neen, Nol,
Ben je nou klaar met je 6peechl
je vliegt weer erg hard, sardijntje!
viel Van Dijcke den zich hoe langer
hoe meer animeerenden spreker in de
rede, waarbij hij gesteund werd door
de makkers, die vonden „dat hij
nou wel z'n snuit kon houden om
Nol te laten voortgaan.
Nou, vooruit dan maar en heken
troefI... maar geen tastbare onmo
gelijkheden meer Ik zou me voor
jou gaan schamen, Nol!... Stel je
voor'n luitenant die niet zoent
als 't 'm als 't ware in 'n hoekje
aangeboden wordtEn dan nog,
de gelegenheid maakt den dief
en zulke dieven vinden altijd genade
in de oogen der meisjes IDe kat
bij 't speken dan niet snoepen
maar wel philosofeeren 't is gek
Nou, NolIk drink op je beter
schap 1 eindigde de doorslaande
Bohlan, zijn glas brandy-grog ledigen
de en den bediende tot vulling toe
reikende.
Je wordt zwaar op de hand
vliegend sardijntje en je bent toch
pas aan je eerste grokkievoegde
Van Dijcke den spreker toe onder bijval
der anderen, en vervolgde toen.
Nou, toen ik daar zoo met
Fietje stond, riep de oude pipa eens
klaps luid met z'n kommando-stem,
Fietje! 't Arme kind schrok
en sloop gelukkig nog bij tijds weg,
zoodat, daar bovendien juist Durang
aankwam om mij iets te vragen, de
majoor niets zag dan een ijverig lui
tenant in ernstig gesprek met een
ouden Fransch sprekenden sappeur,
die druk gesticuleerde om zich begrij
pelijk te maken, wat den «ouwe» bij
zonder aangenaam scheen aan te
doen, want vriendelijk zei hij,
»U hebt 't toch altijd druk mijnheer
Van Dijcke I» waarop ik zoo ernstig
mogelijk zelfs zuchtend antwoordde,
«Majoor, er is geen tijd om
aan iets anders, wat ook, te denken
en dat zei ik zonder te kleuren,
alleen dat beteekenisvol uitgesproken
«wat ook,» deed 'm begrijpen dat ik
'm in de gaten had.
Een luid gejuich toonde de inge
nomenheid der kameraden met dien
uitslag.
(Wordt vervolgd.)