NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad yÈF
voor de Provincie Utrecbt. |R
@afenigmefe
ZSssisiSx.3E2
No. 87.
Zaterdag i November 1813.
42e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
PREMIE
Gemeenteraad.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrij dag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 60.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
voor de lezers van deze courant.
Net heden verschenen 31ste nummer
van den vijfden jaargang van
bevat o.a.:
Onze groote schilder van zeege
zichten H. W. Mesdag, die eenigen
tijd ongesteld is geweest. Uit
Nederl.-Indië. Aloon-Aloon teSarna-
rang. Hel Duitsche Marine-lucht
schip L2 verongelukt. Begrafenis
van de slachtoffers van het Marine
luchtschip in tegenwoordigheid van
den Keizer. Aankomst der Roode
Kruis-ambulance uit Servië. De
heer Douwes Dekker, de bekende lei
der der Indische Partij, en de heeren
R M. Luardy Suryaningra en Tjipto
Mangoenoesoema. Het Zevende
Lustrum van het Wageningsch Stu
dentencorps. De beer Roest van
Limburg, die hoogstwaarschijnlijk den
heer Hordijk. Hoofdcommissaris van
Politie te Amsterdam, komt vervangen
Vliegtocht van Parijs naar Cairo
Uit bet Rijk van Keizer Menelik
van Abessinië. Haagsche Schiet
vereen. »Prins de.r Nederlanden".
Bezoek van H. M. de Koningin aan
de hoofdstad.
Het Kindernummer »OusPrinsesje".
De geabonneerde
wonende
wenscht zich te abonneeren op het
weekblad „PAK ME MEE", tegen den
prjjs van 3'/i cents thuis bezorgd.
(Voorzetting van het vorig nummer)-
Art. 9. Voor de berekening van de in
art. 6 bedoelde inkomsten gelden de vol
gende regelen:
a. het inkomen uit roerende goederen,
uitgezonderd aandeelen in Vennootschap
pen, Maatschappijen of reederijen, en uit
onro.erende goederen wordt gesteld op
het bedrag, dat genoten is over het jaar,
voorafgaande aan het dienstjaar, waar
over de belasting strekt, met inachtne
ming van de op den len Januari van het
dienstjaar bekende bijzondere omstandig
heden, welke tot vermeerdering of ver
mindering van deze inkomsten in het
jaar der heffing aanleiding geven.
Indien de belastingplichtige in het
voorafgaande jaar geen belastbaar inkomen
uit roerende of onroerende zaken genoten
heeft, wordt het inkomen gesteld op het
bedrag, dat gedurende het iaar der heffing
vermoedelijk zal genoten worden. De
medegerechtigde tot een den lsten Jan
uari van het belastingjaar nog onver
deelden inboedel wordt geacht de in
komsten uit het hem toekomende erf
deel over dat jaar te genieten
b. het inkomen uit beroep, bedrijf,
handel, nijverheid of onderneming, van
welken aard ook waaronder dus óok
vallen die uit aandeelen van Vennoot
schappen, Maatschappijen of reederijen
wordt gesteld op het gemiddelde, dat
als zoodanig over de laatste drie aan he
dienstjaar waarvoor de belasting strekt,
voorafgaande jaren genoten is. Indien be-1
roep, bedrijf, handel, nijverheid of onder
neming langer dan éen, doch korter dan
drie jaren bestaat of is uitgeoefend, op
het gemiddelde over dat tijdvak; bij korter
duur op de vermoedelijke opbrengst ge
durende het jaar der heffing
c. het inkomen, uit ambt, bediening,
betrekking, wachtgeld, pensioen, lijfrente
of andere periodieke, uiikeeringen geno
ten, wordt berekend naar den toestand
op den lsten Januari van het diensijaar
met inachtneming der op dezen datum
bekende bij zondere omstandigheden, welke
tot vermeerdering van deze inkomsten
in het jaar der heffing aanleiding geven.
Deze regelen zijn ook van toepassing
op het inkomen van hen, die in den loop
van het jaar belastingplichtig worden,
in dier voege, dat niet rekening gehouden
wordt met de op 1 Januari van het dienst
jaar, maar met de op het tijdstip, waar
op de belastingplicht aanvangt, bekende
byzondere omstandigheden, welke tot ver
meerdering of vermindering van inkom
sten in het jaar der heffing aanleiding
geven.
Art. 10. Van het overeenkomstig de
vorige artikelen berekend zuiver inkomen
van eiken belastingplichtige wordt eene
som van f 100 afgetrokken voor nood
zakelijk levensonderhoud, welke som
stijgt tot f 500, indien de belastingplich
tige hoogstens drie kinderen, en tot f 600,
indien hij meer dan drie kinderen heeft.
Onder „kinderen" wordt verstaan:
eigen of aangehuwde kinderen of inwo
nende kleinkinderen van den belasting
plichtige, die bij den aanvang van het
belastingjaar den 18-jaiigen leeftijd nog
niet bereikt hebben.
Met kinderen, voor wie aftrek wordt
toegestaan, worden gelijkgesteld inwo
nende ouders of schoonouders, die geheel
en uitsluitend door den belastingplichtige
worden onderhouden.
Gelijke aftrek wordt toegestaan voor
kinderen boven den 18 jarigen leeftijd,
die door lichaams- of zielsgebreken buiten
staat zijn, in hun onderhoud te voorzien
en die geheel en uitsluitend door den
belastingplichtige worden onderhouden.
Art. 11. Van het belastbaar zuiver
inkomen wordt het heffingspercentage
berekend naar een vastgesteld tarief, met
dien verstande, dat by bedragen, welke
niet in de eerste kolom (aangevend het
belastbaar inkomen) vermeld zyn, in
rekening wordt gebracht het percentage
van de toeneming, behoorende by het in
die kolom wel genoemd naastbij liggend
lager inkomen.
Elke f 500. belastbaar inkomen vormt
eene nieuwe toeneming in den zin dezer
verordening, terwijl het percentage voor
die toeneming blijft 5.4.
Art. 12. Van het belastbaar inkomen
wordt telken jare belasting geheven in de
verhouding als voor elk inkomen aange
geven wordt door de bedragen, in kolom
5 der vorenstaande tabel vermeld, met
dien verstande, dat deze bedragen worden
vermenigvuldigd met zoodanig cijfer als
noodig wordt geacht om ongeveer de
opbrengst te verkrijgen van het bedrag,
bij de Begrooting voor het loopende
dienstjaar vastgesteld, vermeerderd met
ten hoogste 6 pCt. voor oninbare posten
en vermindering of afschrijving van be
lasting.
Dit vermenigvuldigingscyfer wordt
jaarlijks door den Raad vastgesteld.
Bij de berekening van de aanslagen,
op de suppletoire kohieren voorkomende,
wordt het zelfde vermenigvuldigingscyfer
toegepast als bij het primitief kohier.
Art. 13. Ieder belastingplichtige is
verplicht, overeenkomstig het gevraagde
bij het beschrijvingsbiljet aangifte te
doen van zijn inkomen, gesplitst naar
de bronnen, waaruit het is getrokken.
Wordt de aangifte juist geoordeeld, dan
geschiedt de aanslag overeenkomstig de
cijfers, genoemd in de tabel, behoorende
bij art. 11.
Indien aan de verplichting tot aangifte
niet is voldaan, of de aangifte onjuist
wordt geoordeeld, geschiedt de aanslag
ambtshalve.
Afdeeling IV.
BELASTINGJAAR, AANVULLING,
RESTITUTIE, AFSCHRIJVING.
Art. 14. Het belastingjaar vangt met
I Januari aan en eindigt met 31 December.
Art. 15. De belastingplichtigen dragen
in de belasting by zooals is bepaald by
art. 245 der Gemeentewet.
Ontheffing van aanslag of teruggave
van betaalde belasting aan uit de Ge
meente vertrokken of van overleden be
lastingschuldigen, worden volgens die
zelfde bepalingen verleend, mits het ver
zoek daartoe binnen zes maanden na het
einde van het dienstjaar schriftelijk aan
den Raad is ingediend.
Andere omstandigheden, welke geduren
de het belastingjaar verandering brengen
iu den toestand van dan belastingplich
tige hebben geen wijziging van zijnen
aanslag ten gevolge.
Afdeeling V.
BESCHRIJVING, KOHIEREN, BEZWA
REN, TERMIJNEN VAN BETALING.
Art. 16. Voor elk dienstjaar wordt
voor ieder, die op 1 Januari vermoed
wordt belastingplichtig te zyn, aan zijne
woning, zoo mogelijk voor den lsten
Februari, een beschrijvingsbiljet uitge
reikt overeenkomstig een door den Raad
vastgesteld model. Op de keerzijde van
het beschrijvingsbiljet worden de voor
naamste bepalingen dezer Verordening
vermeld.
Aan hen, die in den loop van een dienst
jaar in deze Gemeente belastingplichtig
zijn geworden, wordt aan hunne woning
zoo spoedig mogelijk een beschrijvings
biljet uitgereikt.
Art. 17. Ieder, voor wien aan zijn
woning een beschrijvingsbiljet is uitge
reikt, is gehouden, op dit biljet de daarin
gedane vragen volledig en nauwkeurig
te beantwoorden en deze beantwoording
met zijne handteekening te bekrachtigen.
Een verwijzing naar vorige belastingjaren
is niet geoorloofd.
Indien de belastingplichtige niet kan
schrijven, of indien hij verhinderd is,
geschiedt de invulling en onderteekeniDg
van zijn beschrijvingsbiljet, behoudens
eigen verantwoordelijkheid, door of na
mens den Controleur der Gemeente-belas-
tingen of door den ambtenaar, met de
terughaling der biljetten belast.
De teruggave of terugzending van het
beschrijvingsbiljet kan onder gesloten
omslag geschieden.
Het aanslagbiljet wordt den belasting
plichtige in ieder geval onder gesloten
omslag toegezonden.
Att. 18. De in de eerste alinea van
art. 16 bedoelde personen, aan wie op
den lsten Februari geen beschrijvingsbiljet
is uitgereikt, zijn gehouden, hiervan vóór
1 Maart kennis te geven ten kantore van
den Controleur der Gemeente-belastingen
de personen bedoeld in de 2e alinea,
éen maand na het tijdstip, waarop zij
belastingplichtig zijn geworden.
Art. 19. Hij, wiens biljet acht dagen
na de uitreiking niet is teruggehaald, is
verplicht, het uiterlijk drie dagen na het
verstrijken van dezen termijn ten kan
tore van den Controleur der Gemeente
belastingen te doen bezorgen.
Art. 20. By het opmaken van de
kohieren doen zich Burgemeester en
Wethouders, indien zij zulks verlangen,
bijstaan door een commissie uit de inge
zetenen, jaarlijks door hen te benoemen.
De namen van de leden dezer commissie
worden door Burgemeester en Wethouders
aan den Raad medegedeeld.
Het aantal barer leden, hare samen
stelling, de aan hare leden toe te kennen
geldelijke vergoeding en de regeling harer
werkzaamheden worden bepaald bij af
zonderlijk besluit van den Raad.
Art. 21. De Raad benoemt uit zijn
midden een commissie van 5 leden, ten
einde alle by hem ingekomen bezwaar
schriften van aangeslagenen over hunnen
aanslag te onderzoeken en daarover aan
hem advies uit te brengen.
De commissie doet zich bij dat onder
zoek bijstaan door den Controleur der
Gemeente-belastingen.
Deze commissie brengt geen advies uit
over eenig bezwaarschrift, dan na hem,
die dit heeft ingediend, in de gelegenheid
te hebben gesteld, zijn bezwaren monde
ling toe te lichten of te doen toelichten.
Bij het geven van deze toelichtingen
moeten minstens drie van de leden der
commissie tegenwoordig zijn.
De leden onthouden zich in de gevallen,
bedoeld bij art. 46 der Gemeentewet, van
het aanhooren der toelichtingen en van
het geven van advies.
Art. 22. De oproeping om voor de
bedoelde commissie te verschijnen, ge
schiedt vanwege Burgemeester en Wet
houders.
De oproeping bevat- opgave van dag,
uur en plaats van zitting der commissie.
Art- 23. De leden van den Raad, van
het college van Burgemeester en Wet
houders en van de commissie, bedoeld
in art. 20 zijn ten opzichte van hetgeen
bij de voorbereiding, het opmaken of het
vaststellen van de aanslagen en het ko
hier is verhandeld, evenals de daarbij
betrokken ambtenaren, tot geheimhouding
verplicht.
De aanslagen op het primitief kohier
worden in zes gelijke termijnen betaald;
die op suppletoire kohieren kunnen in
éen termijn invorderbaar gesteld worden.
De vervaldagen der termijnen van be
taling worden door Burgemeester en Wet
houders bepaald.
Het staat den aangeslagenen vrij, hunne
betalingen in eens of in grooter sommen,
dan de termijnen aanwijzen, te doen.
De verschuldigde belasting is dadelijk
en in éen termijn verschuldigd, zoodra
de aangeslagene de Gemeente metterwoon
verlaat, of in staat van faillissement is
verklaard, of zoodra op zijne roerende of
op onroerende goederen executoriaal be
slag is gelegd.
Afdeeling VI.
STRAFFEN.
Art. 25. De straffen op:
1. het verzuim van behoorlijke in
vulling, onderteekening of terugzending
der beschrijvingsbiljetten overeenkomstig
de artikelen 17 en 19,
2. het verzuim van kennisgeving
overeenkomstig art. 18, zoo geen beschrij
vingsbiljet is toegezonden, en inhetalge-
meen op alle ontduikingen en overtre
dingen ter zake van deze belasting zijn
die, bepaald bij artikel 271 en volgende
der Gemeentewet.
De processen-verbaal worden opgemaakt
overeenkomstig art. 275 der Gemeentewet.
Afdeeling VII.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 26. De invordering dezer belasting
geschiedt overeenkomstig de verordening
van heden.
Art. 27. Deze verordening treedt in
werking op een nader te bepalen tijdstip.
Met hare inwerkingtreding vervalt
de Verordening op de heffiDg van eene
plaatselijke directe belasting naar het
inkomen van 20 December 1897, goedge
keurd bij Kon. Besluit van den 31 Decem
ber 1897, no. 59.
Verordening op de invordering der
plaatselijke directe belasting naar het in
komen.
Artikel 1. De invordering van deze be
lasting geschiedt door of namens den
Gemeente-ontvanger krachtens de door
Gedeputeerde Staten goedgekeurde en
door Burgemeester en Wethouders aan
hem ter invordering toegezonden kohieren.
Van deze toezending wordt door Bur
gemeester en Wethouders afkondiging
gedaan.
Art. 2. De Gemeente-ontvanger zendt,
binnen 2 maanden nadat het kohier henr
ter invordering is gezonden, kosteloos
aan iederen belastingplichtige een gedach-
teekend aanslagbiljet, waarin de naam
van den belastingplichtige, het bedrag van
den aanslag, mitsgaders aanwijzing van
het inkomen, waarnaar de berekening
heeft plaats gehad, met vermelding of de
aanslag al dan niet overeenkomstig de
aangifte dan wel ambtshalve heeft plaats
gehad, van de plaats van betaling, van
de dagen en uren, waarop ter ontvangst
wordt gevaceerd, en uitnoodiging tot be
taling, op straffe van vervolging, vóór
of op de vervaldagen, in art. 24 der Ver
ordening op de heffing dezer belasting
bedoeld.
Art. 3. Het model van het aanslagbiljet
wordt door Burgemeester en Wethouders
vastgesteld.
Art. 4. De Gemeente ontvanger, of die
namens hem en op zijne verantwoorde
lijkheid ontvangt, is verplicht, van iedere
betaling onmiddellijk kwitantie op het
aanslagbiljet te stellen, wordende geen
betalingen voor geldig gehouden dan die
blijken uit de eigenhandige kwijting van
den Gemeente-ontvanger, of dengeen, die
namens hem ontvangt, op dat biljet.
Indien een aanslagbiljet in het onge-
reede mocht zijn geraakt, moet daarvan
een duplicaat opgemaakt en tegen betaling
van het verschuldigde zegelrecht, aan den
aangeslagene uitgereikt worden.
Art. 5. De toerekening en de afschrij
ving der betalingen geschieden in de vol
gende orde
a. op de kosten van vervolging, indien
die verschuldigd zijn;
b. op de kosten van het zegel;
c. op de oudste der vervallen termijnen.
Art. 6. De invordering dezer belasting
geschiedt overeenkomstig de artikelen
258—262, 264—266 der Gemeentewet.
Art. 7. Na hot vervallen van den ter
mijn, bedoeld bij artikel 260 der Gemeen
tewet, doet de Gemeente ontvanger aan
Burgemeester en Wethouders, binnen een
door hen te bepalen tijd, een staat toe
komen van de posten, welke nog niet
zijn aangezuiverd, met een verslag van
hetgeen door hem ter invordering is ge
daan. Burgemeester en Wethouders doen
deze stukken aan den Raad toekomen,
met een ontwerp besluit tot het oninvor-
derbaar verklaren van die posten, welke
zij daarvoor vatbaar achten.
Het besluit van den Raad, waarbij aan
slagen oninvorderbaar worden verklaard,
ontheft den Ontvanger van verdere po
gingen tot invordering.
Art. 8. Deze verordening treedt in wer
king op den dag der in werking treding
van de Verordening op de heffing dezer
belasting.
Alsdan wordt de Verordening op de
invordering van de plaatselijke directe-
belasting naar het inkomen, zools zij
door den Raad is vastgesteld in dato 20
December 1897, buiten werking gesteld,
blijvende laatstgenoemde evenwel toe
passelijk op alles wat betreft de invor
dering van de plaatselijke directe-belasting
naar het inkomen over de dienstjaren,
welke het jaar 1913 voorafgaan.
Het model van het Beschrijvingsbiljet
voor deze belasting gaf geen aanleiding
tot bewerkingen en werd zooals het door
Burgemeester en Wethouders was opge
maakt zonder hoofdelijke stemming vast-
Zonder discussies of hoofdelijke stem
ming werd besloten dat in de Gemeente
Amersfsort, te beginnen met 1 Januari
1914, jaarlijks opcenten op de hoofdsom
der Personeele belasting geheven zullen
worden en wel:
a. in dat deel der Gemeente, behoorende