NIEUWE
Nieuws» en Advertentieblad ■Njjr
voor de Provincie Utrecht.
fto. 88.
Woensdag 5 November 1913.
42e jaargang
De Firma A. LEWENSTE1N
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
REDDINGSWERK.
FEUILLETON.
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht
worden, zoo berfcnten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelémcrk moet voor
komen. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstcin' machine aan
praten. Voor Amersfoort"*en Omstreken, eenigste
Agen^ W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort.
UTRECHT. CHOORSTRAAT 14.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlgke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
BureauLangestraat 77. Tclephoonn. 69.
ADVER1 ENTlftN:
Van 16 regels f 0.50; iedere reg9l meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het leven vergelijkend bij een zee
tocht, spreken wij van schipbreuke
lingen en van wrakken. En zeer on
derscheiden, lang niet altijd welwil
lend, is het gevoel, waarmede wij ons
plaatsen tegenover de monschelijke
wezens, met die troostelooze beeld
spraak aangeduid.
Immers voor minstens zóóveel
procent en dan wordt meteen maar
een boog cijfer genoemd, eigen
schuld. Nooit willen deügen. Gelegen
heid genoeg gehad om een fatsoenlijk
leven te leiden. Heelemaal niet geschikt
voor de maatschappij. Een voortdurend
gevaar voor de veiligheid.
En dan komt er wel in ons op
een zweem van medelijden, een na
galm van zekere theorie omtrent er
felijke eigenschappen, die de wils
kracht onderdrukken en voorbeschik t-
heid tot misdaad als onafwendbaren
levenslast reeds bij de geboorte heb
ben opgelegdmaar, den man, van
wien, afgaande op zijn handelingen,
ondersteld wordt, dat hij onder zoo
ongelukkige omstandigheden op het
weieldtooneel is verschenen, zorg
vuldig waarnemen met de begeerte
om het vonkje van menschelijkheid
te ontdekken, dat toch nog altijd glo
ren moet onder de asch van de ver
dorvenheid en dan tot hem te gaan,
hem de hand te drukken en hem
toe to roepenGij hebt toch nog een
hart, gij hebt toch nog eergevoel,
neen, dat doen wij liever maar
niet.
Wij doen het niet, om meer dan
één reden. Dat menschen-uitschot,
het is zoo vreeselijk onsympathiek.
Met al je deernis griezel je er toch
van. Men bezoedelt zoolicht de ban
den en het kleed door de aanraking
van iemand, die in de goot ligt. Eit
dan, men moet zorgen zich niet te
encanailleeren, dat verbiedt de maat
schappelijke positie. Eonigszins fami
liaar zich maken met zoo'n uitgewor-
pene, het mocht eens een vermoeden
wekken van geestverwantschap.
Aan den anderen kant, men
treedt liever niet in vergelijkingen.
Den zondaar, al moet hij voor het
oogenblik het air aannemen van boet
vaardigheid, laat men op een afstand
hij en wij behouden onze zelfstandig
heid, ieder heeft de verantwoordelijk
heid voor eigen daden. Wij willen
niet geacht worden voor het hoog
altaar te gaan staan met een dank
gebed, omdat wij niet zijn gelijk deze,
maar het is toch geen ongepaste
booghai tigheid, wanneer wij weigeren
goed te vinden, dat onze naam in
denzelfden volzin genoemd wordt met
dien van
Wrakken, men weet het, leveren
gevaar op. Op den levensoceaan ont
wijkt men ze, in druk vaarwater wor
den zij opgeruimd. Dat is, wanneer
men alleen let op de veiligheid, de
goede methode, die van oudsher werd
toegppast en nog niet geheel heeft
afgedaan. Wie zich ernstig bad ver
grepen, en zich daardoor builen de
levensgemeenschap had geplaatst,
moest er maar voorgoed uit ook. De
scherprechter werd even geroepen en
afgeloopen. Wien het lot trof,
die heeft vooruit geweten, wat hem
te wachten stond. Men had zich dan
ook niet meer met die verworpenen
bezig te houden, behoefde ben niet,
jarenlang soms, van kleeding en eten
te voorzien, ter instandhouding van
een leven, dat niets anders dan last
veroorzaakte. Bij de hedendaagsche
strafi echtspleging maakt men het zich
wel lastig; allerlei moeielijk op te
lossen vraagstukken betreffende de
behandeling van gevangenen, allerlei
theorieën aangaande eenzame of ge
meenschappelijke opsluiting arbeid
van gevangenen on dan nog over ver
schillende Amerikaansche systemen,
die bezoekers van de Nieuwe Wereld
in werking gezien hebben en ter na
volging aanprijzen 't is om te
duizelen. Met dat alles heeft het voor
geslacht zich heel wat minder druk
gemaakt: de ergste aanranders van
de openbare veiligheid maakte men
onschadelijk zonder dat men verder
iets aan ben had ten koste te leggen,
de voor het oogenblik nog minder
gevaai lijken ontvingen een waarschu
wing, die nog lang hun heugen zou.
Toch is het niet als een achteruit
gang te beschouwen, dat voor de
radicale opruimingsmethode een andere
in do plaats is getreden. Godsdienstige
en zedelijke overwegingen hebben ge
leid tot het ontdekken van de wet
der menschelijke solidariteit, hebben
het gevoel gewekt, dat het droevige,
't welk den éénen mensch wedervaart,
ook op rekening komt van al de ande
ren, hebben de verplichtingdoen inzien,
om te redden en te behouden, wat
daarvoor vatbaar is. Het vervullen
van dien plicht wordt niet eerst dan
ter hand genomen, als doorslaande
bewijzen zijn gegeven dat van red
dingspogingen goede uitkomsten zijn
te verwachtende naar het verloren
schaap zoekende herder vraagt niet.
als hij het afgezworven dier gevonden
'heeft, of het weer mee wil naar den
stal; hij pakt het op, zelfs ondanks
tegenspartelen.
De reclasseerings-gedachte dringt
steeds dieper door, en wij hebben
dat te loven als een bewijs, dat de
maatschappij meer en meer bewust
heid krijgt van haar roeping. Het ge
voel, dat daarin optreedt, is niet dat
van den hoovaardigen farizeeër; door
aan het reddingswerk de hand te
leenen, plaatsen wij ons niet op een
verhevenheid, van waar met een wel
iswaar deernisvolle, maar toch onmis
kenbare minachting op de voorwer
pen van al die zorgen wordt nedei-
geblikt.
Zeker, wij hebben alle reden om
dankbaar te zijn, dat wij niet zijn
gelijk dezen dat wij niet hebben
gemist de opvoedende zorgen, die zij
niet hebben gehad, waardoor aan de
ziektekiemen, die bij hen tot volle
ontwikkeling konden komen, bij ons
het voedsel werd onthouden; dat wij
geleid zijn geworden op een weg langs
weiken onze begeerte naar werkzaam
heid bevredigd onze dorst naar ken
nis gelescht kon wordendat wij
vrienden en vriendinnen hebben ont
moet, wier voorgaan in het loven een
navolgenswaardig voorbeeld gaf. Zij,
de gevallenen van later hebben van
dat alles misschien niets of zeer wei
nig aangetroffen, hun werden altijd
de minst gunstige levensomstandig
heden aangeboden, en wat er mis
schien nog was ter beveiliging, werd
door het optieden vaneen verleiding,
die oris gespaard bleef en van welke
wij dus niet welen kunnen of zij
heerschappij ook over ons had kun
nen kiijgen, te niet gedaan.
Zouden wij dus niet met heel ons
hart dankbaar mogen en moeten wezen
voor hetgeen wij op die ongelukkigen
die wrakken op en langs de wereld
zee, voor hebben? Ja, maar daarvan
alleen getuigd in de binnenkamer-
van het eigen gemoedsbestaan, niet
op de openbare plaats van samen
komst, waar ook anderen het hooren
kunnen.
Het is niet ons voornemen, een
beschouwing te geven over het maat
schappelijk reddingswerk, zooals dat
onder den invloed van onderscheiden
levensopvattingen wordt ten uitvoer
gebracht. Is eenmaal het beginsel van
het verplicht zijn erkend, dan heeft
men ook een vastgesteld doel voor
oogen en kan bij de aanwending der
middelen ieder .een keus doen naar
den aard van eigen overtuigingen.
Als er maar gewerkt wordt. Dat
de arbeid ontzaglijk is, wordt wel
ondervonden door ieder, die er een
ruimer aandeel in beeft dan de meesten.
Wij allen kunnen hem bevorderen
door geldelijken steun en belangstel
ling; niet ieders werkkring laat toe,
aan het werk zelf de band te slaan.
De vele teleurstellingen, die men er
bij ondervindt, zijn even zooveel leerin
gen. die tot voortdurende verbetering
der methode kunnen leiden.
Er is echter een reddingswerk op
zeer bescheiden schaal dat velen onzer
wel eens gelegenheid vinden te ver
richten. Daar wilden wij wel even de
aandacht op vestigen.
Een jonge vrouw was door een
samenloop van ongunstige omstandig
heden, verwaarloosde jeugd, ar
moede, verleiding, den vei keerden
weg opgegaan. Tegengehouden op de
gevaarlijke helling door tusscherikomst
van vrouwen, die zich vereenigd heb
ben tot de bekende en hoog te waar-
deeren reddingsbrigade, trad zij weer
in het gezegde leven op, in betrekking
bij menschen, die met haar verleden
bekend waren gemaakt, maar daarin
slechts aanleiding vonden tot hel be
toon van de meest mogelijke welwil
lendheid. Eetiige jaren later moest zij
door sterfgeval van dienst veranderen.
Zij kwam bij lieden, die haar namen
op aanbeveling zonder meer. Een
familielid ontdekte toevallig wat zij
nu maar liever verborgen hield, en
bracht het over. Gevolg: afbreking
van dienstbetrekking. Ja, ziet u
als we 't geweten hadden u be
grijpt niet in opspraak brengen,
bijna volwassen dochters ..enz.
Men kent dat. Gelukkig was de ver-
eeniging nog daar oin de materieele
gevolgen van dia vreeselijke ontgooche
ling te verzachten, maar de mo
reels
Zoo weten wij ook van een ont
slagen gevangene, een goed werkman
vroeger, maar die, in verkeerd ge
zelschap geraakt, ten val was geko
men. Nadat hij zijn straf had onder
gaan, kreeg bij door bemiddeling van
»het Genootschap", werk bij een pa
troon, die van zijn verleden, van zijn
vakbekwaamheid en van zijn goede
voornemens werd ingelicht. Een maand
lang ging het best. Op een dag kwam
een van de medewerklieden 't was
op een groote fabriek met de mede-
ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N
P00TEN TERECHT
DOOR
A. S. H. BOOMS.
16)
Eensklaps nam de geheele linie de
correct onbewegelijke houding aan,
toen het op de kazerneklok zeven uur
sloegde trommen roffelden, de hoorns
schetterden, de muziek speelde, kom
mando's weerklonken en daar stapte
de machtige opperbevelhebber van het
eiland, de majoor, de inspecteur der
parade voort langs de door de toe
schouwers eerbiedigopengelaten ruimte
en betrad het paradeterrein gevolgd
door zijn staf, bestaande uit zijn adju
dant benevens de chefs der genie,
artillerie en administratie, die allen
te samen een niet gering toevoegsel
tot de plechtigheid vormden van ram
melende sabels, kletterende sporen,
goud en zilver borduursel en donkere
of vlekkeloos witte vederbossen.
De plechtige verschijning van dien
schitterenden staf in 't felle zonlicht
miste zijn effect dan ook niet op de
verzamelde menigte belust op kijken
en bewonderen, en vooral de alleen
een paar passen vooruit gaanden chef
imponeerde door zijn uiterlijkgroot
en slank van taille als hij was, de
wapperende vederbos boven het in het
volle bewustzijn zijner macht fier opge
heven hoofd dat versierd was door een
zwaren knevel en een van wilskracht
en zelfvertrouwen getuigenden blik,
was hij het toonbeeld van den krani-
gen militair en den onbeperkte ge
hoorzaamheid afdwingenden strengen
chef, die alleen voldoening zocht in
het vervullen van den plicht verbon
den aan den belangrijken hem toever
trouwden posthet imponeerende zijner
verschijning werd nog verhoogd door
het van moed, beleid en trouw ge
tuigende Kruis der militaire Willems
orde dat zijne borst versierde, een
eereteeken dat toenmaals niet zoo veel
vuldig werd geschonken, en dus het
bewijs leverde dat hij niet alleen veel-
eischend was tegenover zijn minderen,
doch zelf zijn plichten zelfs meer dan zijn
plicht deed, terwijl een diep lidteeken,
dat de linkerwang en mondhoek eenig-
zins misvormde toonde dat hij, de zijnen
voorgaande, den vijand wel van heel
dicht nabij onder de oogen had ge
zien.
Zijne komst werd niet alleen be
groet met tromgeroffel en fanfares,
doch ook door zoo'n goedkeurend be
wonderend gemompel der menigte, dat
het bijna eene toejuiching scheen;
blijkbaar electriceerde dit den troep,
want menig militair scheen zich nog
meer te willen oprichten of nog meer
de borst te willen vooruit steken en
zelfs de jolige luitenants voelden wel
eenigzins den 'n paar dagen te voren
zoo toegej uichtenspotnaam "Zuurkool"
op hun geweten branden, terwijl zijn
lief dochtertje hem 'n blik van liefde
en vereering toewierp, al scheidde hij
haar ook nog zoo tyranniek en on
barmhartig van den beminden luite
nant Nol, die haar zoo lief was. Bij
zich zeiven dacht zij terwijl haar blik
den luitenant zocht: »«ik heb toch
een knappen, flinken vader en hij zou
eerst werkelijk 'n brave, lieve snoes
zijn als hij wat toeschietelijker was
voor mijn kranigen Nol!"" En juist
toen zij dat dacht keek die luitenant
haar uit de verte in de lieve, peinzende
oogjes, als wilde hij instemmen met
die onuitgesproken gedachte die hij
bij intuïtie raadde en uit haren spre
kenden blik las.
VIII.
De militaire vertooning nam een
aanvang.
Langzaam en deftig schreed de ma
joor pas voor pas met zijn staf langs
de beide gelederen om den troep naar
geijkt gebruik te inspecteeren zonder
iets te zien, terwijl de muziek opwek
kende melodiën ten beste gaf om den
troep geduld te doen oefenenhoe
afgemeten die inspecteerende bewe
ging ook werd uitgevoerd, toch was
het onmogelijk dat onderdeel der
plechtigheid zoo lang te rekken dat
het ten minste eenigen schijn van ge
wicht had, want de plaats die de para-
deerende krijgsmacht besloeg was maar
bitter klein.
Na afloop dezer schijn-vertooning
nam de chef met zijnen staf op eenigen
afstand vóór het midden vau den troep
plaats, zoodat zijn blik 't geheel in
eens kon overzien, en verzocht don
kommandant der parade eenige bewe
gingen te doen uitvoeren, die dan ge
volgd zou worden door het groote
défilé onder het spelen eener effect
makende defileermarsch, waarmede
zoo'n groote parade wordt besloten;
de attentie der toeschouwers werd nu
meer gespannnen, en enkelen die er
eenig verstand van meenden te heb
ben vonden gretig gehoor bij de om-
staanden, als zij liunDe meening ten
beste gaven over de plechtigheid, die
sedert menschengeheugenis nog nooit