NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. IVo. 104. Woensdag 31 December 1313. 42e jaargang ZORGENc FEUILLETON. Wi41S€i®WII«. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lcwenstein' machine aan praten. Yoor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. De Firma A. LEWEN STE1N UTRECHT, CllOORSTRAAT 14. if C,'3<3a!5DpC'S? Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraot 17. Telephoonn. ADVER1 ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Oudejaarsavond. Wie is op Oudjaaisavond Niet wonderlijk beklemd? Wie voelt zich niet nadenkend Tot diepen ernst gestemd? W'ie denkt niet aan bet goede, Dat hij dit jaar ontving? Wie mist geen dierb're leden Uit den familiekring? Want ach! zoo wein'ge jaren Gaan spoorloos voor ons heen Wél hem. die kan verklaren: «Wij missen er met ééit Men zou zich een maatschappij kunnen voorstellen, doet dat soms ook werkelijk ja. opent aan anderen bet uitzicht dat bet inderdaad daar toe zal komen, waarin alles zoo is geiegeld, dal de individueele zorgen tol een minimum zijn teruggebracht: een maatschappij van gelijkgezinden en gelijkgerechtigden, met eigen ge kozen en elkander gemakkelijk be grijpende leideis, die aan ieder de niet bezwarende taak opdragen, tot welker vervulling hij en zij, overeen komstig aanleg en aan hel licht ge treden neigingen is geschikt gemaakt, en niemand zich bezorgd behoeft Ie maken over de arbeidsvruchten, daar deze aan allen gelijkelijk worden toe bedeeld. Het is te verklaren, dat men zich met dergelijke scheppingen der ver beelding bezighoiidi. In alle lijden is het gedaan; voorstellingen als van de Gouden Eeuwen van het Duizend jarig Rijk zijn de merischheid geens zins vreemd. Voor zeer velen toch zijn de zorgen drukkend, is de toe stand dreigend, is de gedachte aan beter en hooger onmisbaar om niet moedeloos te worden. -Is niet het idealisme, 't welk wij elkander en onszelf voorbehouden als spoorslag tol krachtsinspanning is het niet ont sproten op denzelfden boden, dien van onvoldaanheid met het bestaande uit den drang om er aan te ontkomen en tot meer bevredigende toestand te geraken? En dan wordt niet stilge- gestaan bjj de zoogenaamde kleine vei beteringen, die het wezen der dingen niet raken, nog vergenoegt zich de zoekende en strijdende met de hoop op het hiernamaals van zijn godsdienstrichling. Hier indezewereld in de samenleving, die toch het voort brengsel is van menschelijke schik kingen en instellingen, hier zal zij komen, de nieuwe inrichting die wel vaart verzekert aan allen, en ieders zorgen opheft. Zij zal komen en moet komen, zoodra de groote meerderheid van de menschen dal wil en in een parigheid van streven de hinderpalen wegrukt, die dan niet lang weerstand zullen bieden. Al wat de enkelen drukt, wordt dan omgezet in een ge meenschappelijk licht le dragen last, vooral daarom zooveel minder be zwarend, omdat er uit verwijderd is al hetgeen de een den ander tot dus ver heeft aangedaan in den alsdan verdwenen strijd om het bestaan. Wie zich op den stroom dier gedach ten laat aflrijven, raakt gemakkelijk onder de bekoring vooral wegens het aantrekkelijke van hetgeen men noemt neen onbezorgd bestaan Tegenover at het getob en gezwoeg om ons een weg door hêt leven te banen, schijnt dat inderdaad het licht, vergeleken met de duisternis. Daar zijn er, die in dat opzicht het lot der dieren be nijdenswaardig vinden. Dezen toch hebben zich niet te bekommeren om hetgeen volgen zal; zij genieten wat zij vinden en ondergaan wat hun overkomt, zonder de verplichting zich tot het een en ander voor te be reiden. Hoeveel anders is het met ons re delijke wezens! Is er nog wel, wat men een onbezorgde jeugd noemt? Zoo ja, dan duurt zij toch niet heel lang, want van den aankomenden scholier wordt reeds verlangd, dat hij aan zijn toekomst denkt De knaap en het meisje, de eerste natuurlijk het meest, worden reeds vroeg gesteld voor de vraag, wat zij worden zullen, en bel uitblijven van een antwoord geldt vaak als een blijk van lichtzinnigheid. Niet het in kalme opgewektheid ge brink maken van de lessen is het doel van het schoolbezoek, maar de jacht naar hooge cijfers, met de exa mens in liet verschiet, en als onze kinderen in du opzicht niet wijzer waren dan wij, zou de heerlijke periode, aan den jongelingstijd voorafgaande, nog meer dan reeds nu, door zorgen ver duisterd worden. En dan komt de zorg voor de .be roepskeuze, voor hei optreden in het maatschappelijk leven, voor hetdaaiin zich staande houden en doordringen. Men krijgt den strijd om lotsverbe tering noodig geworden door telkens verhoogden levensstandaard, men krijgt de worstelling tegen de con currentie, de bezorgdheid, dat het tegen haar niet zal ziju vol te houden. Tegen vermeerdeling van verantwoor delijkheid door hei vestigen van een gezin wordl opgezien, en daarom legt men den verderen levensweg in een zaamheid af; wie de hedendaagsche wijsheid niet bezit, wordt weer met nieuwe zorgen belast, zoodra de eerste vertegenwoordiger van de na komelingschap zijn of haar intrede doet. De zorg voor de toekomst der kinderen neemt van nu af de geheele werkzaamheid in beslag, vult de dagen en de nachten, bant vaak de vreugde en houdt den slaap uit de oogen. Troostend is dikwijls het denkbeeld, dat dit alles zal ophouden, wanneer de kinderen groot geworden zijn en hun eigen weg volgen. Dan komt een tijdperk van rust, als voorbereiding tot die, waaraan geen eind komt Ach, na die eerste generatie, ter verzeke ring van welker lot men zich zooveel heeft moeien inspannen, verschijnt een tweede op het wereldtooneel, en de bezorgdheid, niet zelden de werke lijke zorgen, beginnen van meet af. Maar nu een andere vraag. Zou inderdaad dat leven zonder zorgen, 't welk de menschen zich voor den geest stellen als iets van onbe schrijfelijke heerlijkheid, werkelijk, wij zeggen niet, benijdenswaard zijn, want het bestaat niet, althans zoo men niet in de dierenwereld zoeken gaat, en kan dus ook geen nijd op wekken, begeerlijk zijn Zouden wij het als een waardeer bare vermeerdering van levensgeluk hebben aan te mei ken, indien wij ge raakten tot die mate van passiviteit die in de voorstelling der utopisten de basis van ons bestaan zou uit maken Er is verschil van temperament. Sommige menschen kunnen langen tijd de dingen langs zich been laten gaan, zonder er op le reageeren en de rustige houding van sommige Indi sche fakirs komt hun niet geheel onbe- giijpelijk voor. Maar verreweg de meesten kunnen onmogelijk voortdu rend lichaam en geest in een staat van onbewegelijkheid houden, of hoog stens dien afwisselen met een slapjes voortgaan in aangewezen ricbling. Wij moeien iets hebben, dat onze belangstelling prikkelt, dat tot eigen werkzaamheid aandrijft, tot ontwik keling van krachten voert. Hel vol gen van dien drang is geen toegeven aan oen gewoonte, maar het voldoenaan een noodzakelijke levensvoorwaarde Er is een lijd geweest, dat in be schaafd Europa gedweept werd met deu natuurstaat, welk gevoel ont staan was uit overdreven beschrijvin gen door letter kundigen, die er iels van gezien en veel van gefantaiseerd hadden, van het leven der niet door het gif der beschaving aangetaste, gekleurde medemenschen, roode en zwarte, in tropische gewesten. Zoo heerlijk, niets meer te doen te hebben dan noodig is om in geringe behoeften le voorzien, zoo rustig, zich niet te moeten kwellen met de oplo'sing van allerlei moeielijke vraagstukken, niet telkens de band te moeten leggen aan den opbouw der maatschappij, bevrijd te zijn van de zorg voor komende dagen, daar die hun eigen onderhoud zullen medebrengen als gasten van een picnic, rustig, zonder opwinding, veilig" tegen vrees en kommer. Daar zijn ergeweest, die het beproefd hebben't viel vreeselijk tegen en werd gauw opgegeven. De verveling van ongebruikte wei kkracht was niet uit te houden. Wij hebben elk naar zijn aard en positie, bezigheid noodig. en deze kan slechts de toekomst betreffen. Wjj kunnen niet leven zonder van het onze mede te deelen en het bezit daarvan te verzekeren aan degenen, die van ons afhankelijk zijn; dat is geen zaak van vrije verkiezing, niet de voldoening aan ee.fl toevallig aan genomen gebruik, maar de onlplooing van een aan het menschelijk bestaan onafscheidelijk verbonden, en daar van deel uitmakende eigenschap. Het zijn de zorgen, die ons dragen door het leven, die ons leiden op de.n weg van den plicht, die ons wijzen, waar het geluk te vinden is. De wijze waarop zij door ons worden verwelkt, is de maatstaf van onze zedelijke waarde, de toetssteen onzer innerlijke kracht. Men kan er onder gebukt gaan. Maar in die houding is het voor tgaan niet gemakkelijk, bovendien is zij weinig geschikt ter verhooging van de vroolijkheid. Het is ook mogelijk ze van ons af te schudden, zich er van los te maken. Doch, die losheid is niet altijd weder- keerig. Langs den weg neergeworpen, vallen zij ons een eind verder weder op den rug, en dan wordt de vracht zwaarder, wijl onwillig gedragen. Laten wij ze nemen voor hetgeen zij wezenlijk zijn, de reispas door het leven, niet naar willekeurige beschik king ons ter hand gesteld, maar vrucht van eigen verkiezing en naar vaste ALLES KOMT EENMAAL OP Z'N P00TEN TERECHT DOOK A. S. H. BOOMS. 31) Arm kindArme lieveling zuchtte hij den brief kussend, die zoo welsprekende getuige harer liefde, die als 't ware als eene stem uit 't graf tot hem sprak en die hij als zijn eigendom in zijne eigene portefeuille met zorg wegsloot, als eene reliquie die hem boven alles heilig was. Daarna onderzocht hij nader de enveloppe en vond Dog twee brieven van de tegenwoordige mevrouw Betsy Sparkler, die aan Sophie allerlei nieuws ook omtrent haren Nol mededeelde en zich daarin eene ware liefhebbende vriendin toonde, zoomede twee brie ven van Sophie aan hare liefste Betsy, waarin het arme meisje al haar ver driet en wanhoop uitsprak aan de vriendin, omdat zij nöch van haren geliefde nöch van anderen iets hoorde en zich nu zoo eenzaam en verlaten gevoelde, haar smeekende aan hare lieve, eenige Nol het adres mede te deelen dat zij opgaf en waaraan hij gerust schrijven kon zonder vrees voor vreemde, hinderlijke tusschenkomst. Hij besloot die brieven aan de lieve eigenares terug te geven, onderwijl dien meedoogenloozen, hardvochtigen vader verwenschende, die al die wan hoopsuitingen van zijn lief kindje kon lezen zonder tot barmhartigheid be wogen te worden, en niet begrijpende dat iemand met een vaderhart zoo kon handelen. Ten slotte de enveloppe nader onder zoekende vond hij nog eenige in elkaar gevouwen velletjes beschreven post papier, en toen hij die opende ont snapte zijn mond onwillekeurig 'n vloek en 'n scheldwoord, want dat waren de briefjes van den post-kommies, den heer Barthela, die als majoor Dorling's onderdanige dienaar hem successieve lijk de verschillende brieven van het postkantoor toezond, volgens diens verlangen, en dus, zijn plicht verza kende, medehielp om het briefgeheim te schenden. Zoo'n fielt! zoo'n gladdak- kerl riep Nol uit met de vuist op tafel slaande, dat zal hem bezuren Die kerel heeft zijn eed als post ambtenaar geschondendie ver- vloekeling heeft misbruik gemaakt van het in hem krachtens zijne be trekking gestelde vertrouwen en is daardoor feitelijk de hoofdschuldige van zooveel ellendeIk zal hem, al is 't ook nog zoo lang geledeD, dadelijk aanklagen en onbarmhartig moet de straf zijn. Eerloos wegjagen moet het loon zijn van dien schurk want al is voor den vader nog eenige verschooning te vinden dat hij 't briefgeheim schend en zelf eerloos handelt door anderen tot slechte daden aan te sporen, voor dien ambtenaar is geen enkele verzachtende omstan digheid te vindenDe afreke ning voor die schurkachtige daad zal dien vent niet meêvallen, en er zijn geen bewijzen meer noodig dan deze zijn eigen brieven. Eenigzins gekalmeerd zijnde bedacht hij toch dat hij door die aanklacht te doen en den schuldige te vervol gen het geheele verleden weêr zou oprakelen uit de vergetelheid waarin 't rustte, dat Sophie's naam dan weer in 't openbaar genoemd zou wordeD en ten slotte ook den goeden naam van den man, die in elk geval haar vader was en die zich niet meer recht vaardigen kon, door 't slijk zou wor den gesleurd en geschandvlekt. En eenige dagen later was de anders zoo beslist handelende officier het nog niet met zichzelven eens hoe hij in deze delicate zaak zou handelen, toen des namiddags hem het volgende briefje van mevrouw Sparkler gebracht werd. Waarde vriend Van Dijcke! Komt van avond by ons eten of, als 't niet anders kan, kom dan be paald na het eten, want we hebben je goeden raad en krachtigen steun dringend noodig voor 'n erg lastig en interessant geval. Wij zullen geheel onder ons zijn, want alleen Nonnie Juul is er! Ik bid je komEr is spoed bij de zaak noodig. Je toegenegene BETSY SPARKLER, Fietjes trouwste en intiemste vriendin. Mevrouw Sparkler had niet noodig gehad zoo op zijne komst aan te drin gen, want nergens was Van Dijcke liever dan in hare gezellige oingevLg waar hij zich geheel te huis gevoelde, omdat vele oude dierbare herinne ringen den band vormden die hen verbond; alles trok hem daarheen en nu vooral, nu zijne hulp en raad noodig was in een naar damesopvatting inte ressant geval, hem zoo geheimzinnig aangekondigd, das zeker iets waarbij

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1