NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. HET BABYLON HOTEL No. 36. Woeusdag 6 Mei 1914. 43e jaargang s&e. De Firma A. LEWEN STE1N VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. WOORQENWEELDE. Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht wordeo, zoo berichten wij dat al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder wélk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstejn' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, KrotimttSfraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CII OORSTRA AT 14. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met ZondagBblad 1.15;- Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Dingdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 17. Telephoonn. 09. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Niet behoeft bewezen te worden, dat mededeeling van gedachten en gewaarwordingen het beschavings middel bij uitnemendheid is; zonder baar is geen geestesontwikkeling denk baar. De zeer belangwekkende vraag, in hoeverre de hoogere dieren door geluiden, de andere door aanrakingen een met onze spraak overeenkomstige gemeenschap onderhou len, doet niets af aan de waarheid der stelling, dat door baar de mensch staat aan het hoofd der schepping en hg in haar beschikt over het edelst aller ver mogens. Deze staat van bevoorrechting legt verplichtingen op. Hij roept een ver antwoordelijkheid in het aanzijn voor betgeen in onze naaste omgevtng door anderen gedacht, gezegd en gedaan wordt; bet gesproken woord, in zicht bare en min of meer duurzame vor men vastgelegd, verbreid door de toe passing van de wonderen der weten schappelijke techniek, waarmede de jongste eeuw de menschheid begiftigd heeft, is als het zaad, door de win den meegevoerd, dat, onder gunstige omstandigheden in gescbikten bodem neergevallen, een niet te berekenen groei kan erlangen. Is er wel één gave waarvan, naast het gezegend gebruik, het misbruik ernstiger viel te betreuren. Aan waarschuwingen daartegen heeft 't nooit ontbroken. De kunst van zwij gen is aanbevolen, misschien van het eerste oogenblik waarop gesproken werd. Van 't plaatsen van 'n wachter voor de lippen is do noodzakelijkheid immer erkend. En bet meest beweeg lijke orgaan, bij de voortbrenging van spraakklanken in werking, is te allen tijde beschouwd als een wapen, waar mede met omzichtigheid moet worden omgegaan. Van wenken, die niet geleid hebben lot het doel, waai mede zij werden uitgesproken, kau nooit gezegd woiden dat zij vergeefscb geweest zijn. Immers, hoe zou de toestand zijn, indien zij waren teruggehouden? Een in den regel zwijgende, slechts bij materieels noodzakelijkheid of innerlijken drang tot de gemeenschap van het woord haar toevlucht nemende samenleving is niet denkbaar. De Academie der Stillen, waarvan een verhaal uit het Oosten gewaagt, u weet wel, die zonder ééo woord te spreken een adspirant afwees met een gebaar in de richting van een ten boorde gevuld glas, in antwoord waar van deze zich toegang wist te ver schaffen door op het reeds bolstaand watervlak nog een rozeblaadje te doen drijven, is een product der fantai- sie en de metbode van den Griekschen wijsgeer, die gedurende de eerste jaren van zijn onderricht uitsluitend en alleen het woord voerde, zonder dat zijn discipelen één syllabe in het mid den mochten brengen, zou in onzen tijd allerminst voegen. Integendeel. Wij plassen rond in vloeden van woorden. Zij omgeven ods aan alle kanten, zij dringen door alle openingen en vullen het leven van het begin tot bel eind. Zij zijn als de damp kringslucht, die wij niet stratleloos langer dan weinige seconden verla ten kunnen. Het is alsof wij, zonder ze voortdurend te hooren en vooral te doen hooren, niet bestaan kunnen. In den regel is het niet als lofspraak bedoeld, wanneer van iemand wordt getuigdHij zegt niet veel. Die mari wordt dan beschouwd niet als een wijze, die slechts spreekt wanneer hij daarmee van nut kan zijn, maar hetzij als een oonnoozele, versuft in vage gedachten, als een zonderling, die anders wil zijn dan gewone menscben, of wel als een, die iets van belang te verbergen heeft en daarom moet oppassen dat bij zich niet verpraat. Noimaal oordeelt men hem ot tiaar, die praat, overal, altijd, bij iedere ge legenheid. Men kan zich niet voor stellen, dat twee menschen langer dan een halve minuut bij elkaar kuDnen zijn, zopder hun geluid te doen hooren. De banaliteit van het aanvangsgesprek hindert nietmisschien ontwikkelt hel zich aanstonds tot iets belangwekkends. Zelfs wanneer men iemand roet een bepaald doel komt spreken, gaat er van weerskanten een preludium van onbeduidendheden vooraf, dat moet worden uitgespeeld, gelijk men van de popomhuliing van den zijdeworm eerst de oospinbare vezels moet af wikkelen. «Met de deur ?n het huis vallen" schijnt min gebruikelijk. Zullen wij beweren, dat de «meer practische" richting, die uit het drukke, op den tijd zuinige zakenleven ook tot andere vormen van maatschappe lijk samenzijn zich baan breekt, de voorkeur verdient boven de eenigsïins omslachtige gedacbtenwisseling der vroegere generaties? De telefoon heeft de gesprekken io lengte verminderd, en min of meer telefonisch worden wy ook bij persoonlijke ontmoetingen. Briefkaart en correspondentiekaart, in nog meerdere mate het telegram, hebben de brieven gesnoeid, tot mini mum-afmetingen gebracht, och, waar blijven die van vier, zes, acht «zijdjes", waarop ODze overgrootouders hun hart plachten uit te storten 6D van wie onzer hedendaagsche mannen en vrouwen van beteekenis zal 't later de moeite waard zijn de correspon dentie in boekvorm uit te geven? Toch is het soms merkwaardig, hoe in de politiek de brief een rol speelt, even belaDgrijk als in de tooneelstuk- ken van Sardou, bij de ontknooping. Hetgeen een opwekking is om niet alleen de tong in toom te houden, maar ook de pen te bedwingen, som tijds. Het woord vervliegt, het schrift blijft! in vloeden van woorden ver drinken vaak de gedachten en worden de daden, waai toe deze zouden moeten leiden, weggespoeld. Er zijn tal van dingen in de maatschappij, die heel anders geregeld moeten zijn, willen wij ze met een gerust geweten behoorlijk kunnen noemen en aan den lust, om er een tienmaal, zoo noodig vijftigmaal over te pralen, ontbreekt het niet. Elke misstand ontketent een. woordenstorm, die overweldigend zou zijn, ware bet niet, dat wij er aan gewend zijn geraakt. Die woordenweelde moge haar nut tige en ook haar aangename zijde hebben, er is dat nadeel aan ver bonden, dat zij, als overdaad, niet de voedende kracht uitoefent, die van een met matigheid toegediende eQ rustig genoten hoeveelheid de uitwer king zou zijn. De sobere, van een profetischen ernst doordrongen uit spraken, die uit vroeger tijd bewaard zijn gebleven, omdat zij op de toe hoorders zooveel indruk maakten, wordeD in onzen tijd misschien nog wel door gelijKwaardige gevolgd, maar zij missen dat doordringingsvermogen, omdat er zooveel omheen zit. Een politiek redenaar spreekt vier, vijf uren en zegt dan dingen van heel veel gewicht, die voor alle verdere tijden opgeteekend worden, maar waarvan op het oogenblik de uit werking niet evenredig is aau den tijdsduur, weggevaagd als zy wordt door het zeggen van andere mannen van het woord, weldra komen de vrouwen er bij en dan houden wij, in dubbelen zin, ons hart vast! die minstens even gewichtig schijnende beweringen ten beste geven, maar precies contrarie. Het «hoor en wederboor,» door de Ouden aanbevolen, is ongetwijfeld een voorschrift der billijkheid. Maar zij, die gehoord willen worden, maken het opvolgen er van niet gemakkelijk, en zeker niet tot een genot. Alle weelde verslapt de genietvaardigbeidi ook die van het woord. Een uit haar kracht gegroeide wel sprekendheid moge nog zekere be wondering inboezemen aan lieden, die niets anders te doen bebben dan haar uitweidingen aan te hooren, het komt ons toch voor, dat deze tijd aan iets anders meer behoefte heeft. De klare, duidelijke aanwijzing, door wie leiding kan geven, de niet meer dan noodzakelijke toelichting voor en door wie volgen, laat tijd tot han delen, benevens tijd tot verder na denken. Ook bet laatste wordt niet bevorderd door het aanhoudend klep peren van het molenrad der praatjes, gesprekken of redevoeringen. Op het gebied van de algemeens politiek wordt het verbazingwekkendst record toch weer geslagen, en wie behept zijn met begeerten tot leiding, doen als onze Battahs, die in bun kamponghuis byeen zijnde, over de onbenullingste zaak redevoeren, totdat de zon ondergaat, als wilde het stralend hemellichaam te kennen geven, dat zij er nu genoeg van heeft. Het eigenaar dige is, dat ieder in dit geval ver- keerende het bestaan van het kwaad erkent, maar zelf er geen raad mee weet. Het is mogelijk, dat de hedendaagsche menschheid, in de beweeglijkheid van haar dagelijksch doen, krachten opeen- hoopt, die alleen op deze wijze zich uiten kunnen. Het bestaan der sprekers beantwoordt aan een noodzakelijkheid, en al zou er hier of daar reden kunnen zijn om hun aantal wat kleiner en hun zucht tot zelfbeperking eenigszins reëeler te wenschen, hun arbeid ten bate vao den vooruitgang verdient waardeering, althans zoolang zij prijs stellen op hetgeen bij hen boven alles moet staan, den dienst van waarheid en gerechtigheid, den strijd met geen andere dan eerlijke wapens. Maar dan nog zijn er over- 19) door E. Bennett (uit het Engelscli.) Tegen zeven uur stond hij toevallig bij de lift voor de bagage en zag toen een kolossale hoeveelheid goederen neer dalen, die op een overdekten wagen werden geladen. «Van wie is die bagage?" vroeg hij met gebiedende stem. Met een uitdrukking op 't gezicht, alsof hij zich een wei- nigje gekrenkt voelde, begon de met het vervoer belaste klerk hem uit te leggen, dat 't niet de bagage was van een speci aal persoon, dat die goederen het eigendom waren van ver schillende gasten en dus voor verschillende oorden waren be stemd, dat 't, om kort te gaan, bagage was die per expres- bestelling vooruit werd gezonden en dat een dergelijke hoe veelheid eiken morgen omstreeks dat uur het hotel verliet. Theodore Racksole wandelde verder en keerde kort daarna naar zijn kamer terug, waar hij een uiterst matig ontbijt ge bruikte. Om tien uur werd hem meegedeeld, dat de inspecteur van politie hem wenschte te spreken. Deze was gekomen, naar bij zeide, om tegenwoordig te zijn bij 't vervoer van het lijk van Reginald Dimmock, met 't oog op het gerechtelijk onderzoek, dat zou moeten plaats hebben en een voor dat doel geschikt voertuig stond aan den achter-ingang van bet hotel te wachten. De inspecteur had ook officieele oproepingen meegebracht voor Racksole zelf, Prins Aribert van Posen en den commissionair, die Dimmock had zien neervallen, tot bijwoning van het ge- rechterlijk onderzoek. "Ik meende, dat 't stoffelijk overschot van den heer Dimmock gisteren avond al was vervoerd," zei Racksole verwonderd. "Neen, meneer. De wagen moest toen voor iets anders ge bruikt worden, dus we konden niet opschieten," zei de man ruw. Ontstemd over zijn toon van spreken wendde Racksole zich af en beval hem kortaf heen te gaan en te doen wat hij doen moest. Enkele minuten later werd hem een boodschap gebracht van den inspecteur, om te verzoeken of de heer Racksole zoo goed zou willen zijn bij hem te komen op de eerste verdie ping. Racksole ging. In de kamer waar het lijk van Reginald Dimmock oorspronkelijk was neergelegd, bevonden zich de inspecteur, Prins Aribert en twee politie-agenten. ii Wel?" zei Racksole, nadat bij en de Prins buigingen had den gewisseld. Toen zag bij een lijkkist staan op twee stoelen. »Ik zie, dat dat in orde is gekomen," merkte hij aan. Hij trad nader. «Maar de kist is leeg," zei bij verwonderd. «Juist," zei de inspecteur. "Het lijk van den overledene is verdwenen. En Zijn Hoogheid Prins Aribert beeft me medege deeld, dat, hoewel bij op een kamer logeert vlak hier tegen over aan de andere zij van de gang, hij volstrekt geen ophel dering omtrent de zaak kan geven." "Neen, dat kan ik niet!" zei de Prins en hoewel hjj met een behoorlijke mate van kalmte en waardigheid, die woorden uitsprak, was het toch te zien, dat hij zich op pijnlijke wijze getroffen, zelfs heel verdrietig gestemd voelde. "Wel, verd mompelde Racksole en toen zweeg hij. VII. Nell a en de peins. 't Scheen aan Theodore Racksole iets onmogelijks toe, dat een zoo omvangrijk en zoo zwaar voorwerp als een mensche- lijk lijk uit zijn hotel kan worden weggebracht, zonder dat er eenig spoor, eenige aanwijzing te ontdekken viel omtrent den tijd of de wijze waarop die daad was gepleegd. Na zijn eerste opwelling van verbazing, maakte zich een gevoel van onbedwingbare, ernstige woede van Racksole meester. De lust bekroop hem het heele personeel van het hotel en bloc te ontslaan. In persoon stelde hij een onderzoek in betreffende de nachtbewakers, de kamermeisjes en alle andere personen, die omtrent de zaak iets zonden kunnen of moeten weten; maar 't was alles zonder resultaat. Het lijk van Reginald Dimmock was verdwenen spoorloos verdwenen, aan 't men8chelijk oog onttrokken als een lichaamlooze geest. Natuur lijk kon hij de politie in den arm nemen. Maar Theodore Racksole hechtte aan een politie-onderzoek niet zoo bijzonder veel waarde. Hij stelde hen met de feiten in kennis, beant woordde hun vragen met een zekere geduldige onverschillig heid maar verwachtte van dien kant niet 't minste of ge ringste succes. Wordt vervolgdJ

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1