NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad IÉT voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 54. Woensdag 8 Juli 1814. 43e jaargang W&Aaff*BWSIte. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. INDIE EN ONZE NIJVERHEID. HET BABYLON HOTEL Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigstc Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. De Firma A. LEWE N STE1N UTRECHT, CHOOKSTRAAT 14. v/fvy/s -pianroo 3 jk. *VOStspv/pKHVO '4 *rersr/bJnto/ee Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door bet gebeele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 47. Telephooun. 69. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/i Cent. Ad verten tién viermaal geplaatst worden sleohts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Voor eenigeu lijd, in een beschou wing over de indirecte belangen by het behoud van Indië, voor zoover die belangen betreffen onzen Handel, Nijverheid en Scheepvaart, hebben wij gewezen op de beteekenis vao Indië als afgezetgebied voor de Nederland- scbe Industrie. In aansluiting daar mede vermeenen wij thans de aan dacht te mogen vestigen op de be langrijke redevoering, welke, in een dezer dagen gehouden vergadering van de Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid, is uilgesproken door den Heer D. H. de Vriesdirecteur van de Moluksche Handelsvennootschap te Amsterdam. Nog meer dan om hetgeen deze des kundige, op grond van zijn langdurige ervaring op het gebied van den export- handel naar Indië, beeft medegedeeld omtrent de beteekenis, die de uitvoer naar Indië voor onze Nijverheid reeds nu heeft, lijkt ons zijn rede vooral belangrijk om hetgeen daarin werd gezegd, naar aanleiding van de be teekenis, welke die uitvoer zou kun nen hebben. Want thans is, volgens zijn meening, het aandeel van de Nederlandsche Nijverheid in den alge- meenen invoer in Nederlandsch Indië lang niet zoo groot als het zou kuDnen zijn. De voornaamste afneemster van Nijverheidsproducten is natuuilijk de irilandscbe bevolking. Ten onrechte wordt den inlanders spilzucht en gemis aan spaarzaamheid verweten. De er- vaiing leert, dat als bun het sparen gemakkelijk wordt gemaakt, de in lagen der spaarbanken gestadig toe nemen. Doch met vermeerdering der inkomsten gaat gewoonlijk ook ver meerdering der uitgaven gepaard. Dit ziet men ook hier. Zoodra de inlander wat meer welvaart geniet, wordt hij kooper van vele nijverheids producten in den vorm van kleeding, gereedschappen, verlichtings,- luxe- en genotmiddelen. Gelukkig gaat de economische toe stand der inlandsche bevolking in de laatste jaren sterk vooruit, en boven dien neemt die bevolking geregeld in aantal toe. Qp Java alleen, dat nu reeds p.m. 30 millioen inwoners telt, bedraagt die toeneming ongeveer een half millioen per jaar. En ook in het overige deel van den archipel neemt men een grooten vooruitgang waar. Naast de toenemende behoefte der inlandsche bevolking staan die van de Europeanen, en van de z.g. vreemde Oosterlingen, een groote klasse van zéér koopkrachtige afnemers vormende. Verder is het een gelukkig verschijnsel, dat de industrie in Indië zich meer en meer begint te ontwikkelen, waar door verschillende koloniale pro ducten ter plaatse zelf verwerkt kunnen worden. Deze industrie heeft behoefte aan tal van machinerieën en werk tuigen, materialen, enz., die alleen door aanvoer uit Europa (of Amerika) bevredigd kan worden. In de opleving op velerlei gebied deelt ook de van jaar tot jaar toe nemende scheepvaart met en in Nederl. Indië. Bovendien staat Nederlandsch Indië in zijn geheel nog pas aan het begin van een groote economische ontwik keling, en gaat bet nog een groote toekomst tegemoet. Daarop wijst ook de totale waarde «an den algemeenen invoer, die in 1907 f247 millioen, 1908 f280 milli oen, 1909 f281 millioen, 1910 f345 millioen, 1911 f400 millioen, 1912 f 436 millioen gulden bedroeg. Zij het ook, dat af en toe wel eens eene reactie zal intreden, zonder over drijving kan worden beweerd, dat deze lijn zich io stijgende richting zal blij ven bewegen, en dat Ned. Indië als afzetgebied voor Europeesche nijver heidsproducten steeds in beteekenis zal toenemen. De vraag is nu maar, of de Neder landsche nijverheid zich volkomen van dezen toestand bewust is, en of zij gereed is, om zich een zoo groot moge lijk aandeel te verzekeren. Want de concurrentie op dit gebied is groot; er is bijna geen land in Europa, dat zich onbetuigd laat,evenmin als Noord Amerika, en in de laatste jaren ook Japan. Uit eigen ondervinding kou de heer de Vries verzekeren, dat onze koopers, de oostersche handelaren, meestal knappe deskundigen zijn, endat zelfs de Chinees op den passar zeer goed weet, in welk land dit of dat artikel besteld moet worden, om het beste en het goedkoopste te verkrijgen Interessant in hooge mate is het, om in het exportvak dien strijd tusscben de industrië van verschillende landen op de Indische markt gade te slaan. Te betreuren is het, dat onze Neder landsche industriëelen Indië over bet algemeen zoo weinig bezoeken. Wel maken de zonen van onze groote fabri kanten af en toe een (pleizier-) reisje naar Indië, maar zij hebben meestal haast om terug te keeren, en zelden zien wij hen in Indië eens een cam pagne op een exportkantoor mede maken. Daarentegen kan er bijna geen boot in Indië aankomen, of de buiten landers zenden hun reiziger of komen zelf. Er is een tijd geweest, dat goede ren van Nederlandschen oorsprong in Indië weinig populair warén, dat men meende, dat iets uit het buitenland moest komen, wilde het goed zijn. Wel maakte men een uitzondering voor verschillende manufacturen, aar dewerk en specifiek Nederlandsche artikelen, maar het leeuwendeel van de zaken ging buiten ons land om. Gelukkig is ook hierin een wending ten goede gekomen, en de nationale zin ontwaakt ook op dit gebied meer en meer. Kan men by Nedeilandscbe fabrikanten terecht, en is hunne no teering concurreerend met die van het buitenland, dan worden de Indische orders zelfs gaarne hier te lande ge plaatst, omdat men bij ons van een soliede en betrouwbare uitvoering «ver zekerd is. Een belemmering, die zich hierbij somtijds voordoet, wordt gevormd door het moeilijker aanpassingsver mogen van Nederlandsche fabrikanten in vergelijking met de buitenlanders. De Indische orders moeten meestal zoo veel mogelijk blijven binnen het kader, dat de fabrikant zich gevormd heeft; vallen zij daarbuiten, dan zijn zij hier meestal onuitvoerbaar. Daaren tegen stelt men er io het buitenland dikwijls een eer in, aan de dikwijls origineele en veeleiscbende verlangens van de Indische afnemers tegemoet te komen. Tenslotte zij hier nog opgemerkt, dat onder de vele en velerlei artikelen, die in de staten van in- en uitvoer onder den algemeenen naam van »Kramerijen« zijn saamgevoegd, en waarvan de invoer steeds toeneemt, tal van artikelen voorkomen, die niet bepaald door de groot-industrie be hoeven te worden gefabriceerd, doch welker vervaardiging zeer goed onder het bereik van de kleinere industrie valt, en ook hier te lande met goed gevolg zou kunnen geschieden. De Heer de Vries richtte een krach tige opwekking tot de Nederlandsche Nijverheid, om hare volle aandacht aan Ned-Indië te wijden ten einde ons Indië meer en beter te leeren kennen. Hetgeen oud-Indiërs in Nederland dikwijls zoo pijnlijk treft, is, dat men niet met Indië medeleeft io den waren zin des woords. Toch onleent Neder land, vooral in de oogen van het buitenland, zijne beteekenis in de rij der staten in hoofdzaak aan zijn ko loniaal bezit. Daarom kon ook hier het vraagstuk, dat allen thans bezig houdt, bet vraag stuk van de defensie van Oost-Indië, niet onbesproken blijven, zelfs al mocht dit overbodig schijnen in een kring van ernstige mannen van zaken, waar meu zeker in beseft, welke plichten aan ons geslacht, als rent meester van het erfdeel onzer vaderen, zijn opgelegd, wat wij verplicht zijn tegenover onze kindeien en ons na geslacht, om bun dat kostelijk bezit ongeschonden na te laten. Wanneer bet blijkt na kalm en bezadigd overleg dat de ernst der tijden ons noodzaakt, maatregelen te nemen en ons de noodige opofferingen te getroosten voor de verdediging van dat kostbare deel van ons Rijk, dat in Indië ligt, dan zal dat in dezen kring zeker ten volle worden begrepen en ingezien. Maar het sterkst staat Nederland, zoo betoogde de heer de Vries verder, wanneer het zijn plicht als koloniale mogendheid op zulk een onberispelijke wijze vervult, dat geheel de beschaafde wereld er belang bij heeft, ons land die taak ongestoord te laten volvoeren. Die taak is: om aan de millioenen en milioenen inlanders, die onder bet Nederlandsche gezag leven, te brengen ootwikkeling en beschaving, vooruit gang en welvaart, vrijheid en rechts zekerheid voor ieder individu. Daarom moet iedere Nederlander doordrongen zijn van de grootschheid der roeping, die onze natie in Indië te vervullen heeft. Niet alleen om stoffelijk voordeel te behalen, mag ons oog op Indië worden gericht. Hoe heter men Indië leert kennen, hoe meer men het zal lief krijgen. Nederland, één met Indië, gaat eene groote toekomst tegemoet. Doen wij oozen plicht tegenover Indië, dan verhoogt dit de geestkracht van ons volk, verzekert dit de toekomst en de grootheid van onze natie. door E. Bennett 36) (uit het Engelsch.) Door die ontdekking tot onmiddellijk handelen aangezet, trachtte Racksole een uitweg te viDden uit zijn schuilplaats. Hij voelde zich overtuigd dat er een of andere toegang van daar naar de Hof-badkamer moest bestaan, maar hoewel hij, op handen en voeten kruipende, er in alle richtingen naar zocht, was zijn zoeken totaal vruchteloos. Toen kwam hij' tot 't resultaat dat hij de touwladder zou moeten opgaan, om zoo gauw mogelijk de gang van de eerste verdieping te be reiken, waar hij Rocco dan zou kunnen opvangen als deze de Hof-apartementeu verliet, 't Was een lastige moeilijke zaak, die dunne, slappe ladder te bestijgen in zulk een hoogst be perkte ruimte, maar Racksole volbracht 't heel handig en hij had bijna den top bereikt, toen door een of ander ongelukkig toeval de ladder plotseling boven hem afbrak en hij tot op den bodem van den houten bak naar beneden gleed, 't Was onder die omstandigheden eenigszins vergeeflijk, dat Racksole binnensmonds een krachtigen vloek mompelde, terwijl hij, ontdaan en teleleurgesteld, overeind krabbelde. Toen kwam hij opeens tot de ontdekking, dat de kracht van zijn val op een of andere manier een trapdeur beneden hem had doen opengaan. Hij ging er door, duwde een tweede kleine deur open en in de volgende seconde stond hij in de Hof-badkamer, bestoven, bezweet, met verwarde haren en eenigszins ver schrikt, maar hij stond er in elk geval. In de volgende seconde had hij zijn zelfbeheersching geheel teruggekregen. 't WaB eenigszins verwonderlijk, maar hij was bij alles zoo stil te werk gegaan, dat Rocco hem blijkbaar in 't geheel niet had gehoord. Onhoorbaar sloop hij van de badkamer naar de slaapkamer en bleef bij de deur zwijgend staan. Rocco had de electrische lichten ter zijde van de waschtafel weer aange stoken en was nu bezig met zijn instrumenten. Racksole kuchte. XIV. rocco beantwoordt eenige veagen. Met de snelheid van een opgeschrikten tijger wendde Rocco zich om en hij vestigde op Theodore Racksole één langen, doordringenden blik. «Verd 1" zei Rocco, met een zoo volkomen zuimer Engelsch accent als Racksole zelf maar had kunnen doen hooren. 't Meest zonderlinge in den toestand was, dat Theodore Racksole op dat oogenblik niets wist te zeggen. Hij was door de zaak zóo overbluft eu speciaal door Rocco's volkomen en hooghartige kalmte, dat zoowel zijn spraak als zijn denkver mogen hem tijdelijk in den steek lieten. «Ik geef me over," zei Rocco. «Van 't oogenblik af dat u dit ellendige hotel is binnengetreden, ben ik bang voor u ge weest. Ik heb 't aan Jules verteld, dat ik bang voor u was. Ik begreep wel dat we moeilijkheden zouden krijgen met een man van uw slag en ik had gelijk, waarachtig, ik had gelijk 1 Ik zeg u dat ik me overgeef; ik ben de verliezende partij, dat zie ik duidelijk in. Ik heb geen revolver, of welk ander wapen ook, tot mijn beschikking. Doe met me wat u verkiest." En met die woorden nam Rocco plaats op een stoel. Zijn houding was onverbeterlijk. Alleen een waarlijk groot man zou zich onder die omstandigheden zoo hebben kunDen ge dragen. Rocco behield zijn waardigheid volkomen. In antwoord op zijn woorden, trad Racksole langzaam nader, hij greep een stoel en dien in de nabijheid van Rocco's stoel trekkende, zette hij zich tegenover hem neer. Zoo zaten de twee mannen, beiden in avondtoilet, elkaar aan te kijken, bijna knie aan knie. Aan Rocco's rechterhand bevond zich het bed, met het lijk van Reginald Dimmock. Aan Racksole's rechterhand, een weinigje achter hem, stond de groote mar meren waschtafel, waarop nog eenige door Rocco gebruikte instrumenten lagen. »U is dus de tweede Engelschman hier in mijn hotel, die zich het air geeft een buitenlander te zijn,» merkte Racksole op, als begin van zyn ondervragingen. «Volstrekt niet," antwoordde Rocco bedaard. «Ik ben een burger van de Vereenigde Staten." «Onzinriep Racksole uit. (Wordt vervolqdt)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1