NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
VOORUITSTREVENDE!!.
FEUILLETON.
HET BABYLON HOTEL
No. 56.
Woensdag 15 Juli 1914.
De Firma A. LEWENSTEIN
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
WS»€.
Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen
naam zeer ondeugdelijke Naaimaohines verkocht
worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai
machines nevenstaand handelsmerk moet voor-
komeq. Men late zich onder welk voorwendsel
ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan
praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste
Agent W. KOMMER, Kroramestraat 24, Amersfoort
UTRECHT, CH O OH STRAAT 14.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het gebeele .Rijk 1.25.
Afzonderlgke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukkenin te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. SLOTHOUWER
Bureau; Langestraat 77. Telephoonn. 60.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer Tl, Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Eigenlijk zijn wij dat allen, of nagenoeg.
Het komt er maar op aan, naar welken
kant wij kijken.
Want de vooruitgang, dien men beoogt
en wil bewerken, kan gericht zijn op een
sinds lang voorbijgegaan punt. Zijn er niet
die het verlaten hebben van vroeger be
wandelde wegen betreuren, het verloren
gegaan zijn van voorheen als hoogst be
geerlijk beschouwde idealen een ver
arming van de menschheid achten, en
naar wier overtuiging niets dringenders
te doen is dan de tot puin vervallende
stichtingen uit den voortijd weer te maken
tot behagelijk verblijf?
Zeker, men wil by dat herstellingswerk
ook wel party trekken van latere vindin
gen en ervaringenby al het mooie, dat
in het verledene gezien wordt, ontbreekt
niet het besef, dat het niet volmaakt was.
Doch dat betreft dan meer de uitwerking
en de toepassing; de sluimerende geest,
die tot ontwaken moet geroepen worden,
is toch die van den voorbijen tijd, naar
welken met heimwee-achtig verlangen
de blikken zijn gericht.
Dergelijke neigingen en strevingen wor
den gewoonlijk door degenen, die er niets
voor voelen, als onwaardig, onpractisch
ongerijmd opzijgeschoven; 't zou zijn een
afbreken van hetgeen met moeite is op
gebouwd, een vergeefs oproeien tegen den
stroom der evolutie, die steeds verder
vloeit en niet tot zijn bedding terugkeert;
een ontkenning van de wet der ontwik
keling.
Is dat oordeel wel geheel rechtvaardig?
Ten eerste miskent men daarmee het
gevoel van pieteit, hetwelk de voorbijge
gane dingen inboezemen, en wordt aan
de geslachten, die ze hebben tot stand
gebracht, de verdienste ontzegd, waarop
zij aanspraak hebben. Ook zij moesten
zwoegen en worstelen, om het verkregene
te verwerken. En dan moet niet vergeten
worden, dat de sloopersarbeid, die nu een
maal onvermijdelijk is om terrein te ver
krijgen voor nieuwbouw, altijd gepaard
gaal met het vernielen van veel waar
devols, aan hetwelk men, als het te laat
is, zich beklaagt te weinig aandacht te
hebben geschonken. Misschien nemen
deze dingen, door den tijdsafstand, ruimer
proportiën en edeler vormen aan, dan zij
in de levende werkelijkheid vertoonden,
gelijk ook de persoonlijke herinneringen
uit het verleden in min of meer gesty-
leerde vormen voor de verbeelding op
rijzen toch is het verklaarbaar, dat de
gedachte aan dat versmade en verguisde
een stemming van weemoed en een be
geerte naar herstel opwekt.
En zonder het nu te willen toepas
sen op maatschappelijke instellingen en
staatkundige regelingen hebben wij er
allen ook weer iets van. De trek naar
antieke kunstvormen en oude nijverheids
producten is meer dan een uiting van
gebrek aan oorspronkelijkheid; het is
bovendien de erkenning, dat in een woeste
vaart daar vernieuwing, de waardeering
van hetgeen verworpen werd, in het ge
drang is geraakt.
Niettemin is er geen reden om de mee
ning, dat vernieuwing de grondwet is
van het individueel© zoowel als van het
gemeenschappelijk leven, onjuist te noe
men.
Dit in het oog houdende, moeten wij
ook aannemen, dat van dezen constitutio
neelen regel de vooruitgang de organieke
toepassing is. Al wat sinds geruimen tijd
tot stilstand werd gebracht en in dien
staat gehouden, blijkt achteraf geen weer
stand te hebben kunnen bieden aan ver
molming en verkleuring, en welke
eischen van stabiliteit en van continuïteit
ook gesteld mogen worden, zij ontheffen
niet van de zorg, om er de hand aan te
houden.
In de toenemende veelzijdigheid des
maatschappelyken levens moet die zorg
op verstandige wijze verdeeld worden. Er
zijn zooveel dingen, die de wakende blik
en de herstellende greep af en toe op-
eischen, en hun aantal wordt gaandeweg
grooter, wat het tevens moeielijker maakt
het harmonisch verband behouden te doen
blijven.
Bij dezen arbeid, die in het algemeen
begrip vooruitgang besloten ligt, worden
fouten gemaakt, fouten van overijling,
van overschatting van eigen krachten,
fouten ook van onjuiste taxatie. Wie
ergens een gebrek ontdekt, meent spoe
dig tot algeheels afkeuring gerechtigd
te zijn, en denkt niet rustig na over de
mogelijkheid, door een eenvoudige her
stelling het kwaad te doen verdwijnen.
Er bestaat een sterke, en wederom niet
ongemotiveerde afkeer van lapmiddelen,
ook omdat zij vaak zijn aangewend meer
om het gebrekkige voor het oog te ver
bergen, waardoor het. in 't geheim kon
voortwoekeren tot onherstelbaar verderf,
maar het is niet eerlijk dien naam ook
toe te passen op al hetgeen iets minder
dan een radicale omkeering beoogt.
Want, is deze tot stand gekomen, en
begint zij haar werkiDg te vertoonen, dan
blijkt niet zelden, dat te veel is wegge
hakt, dat nog zeer goed bruikbaar was,
en met welks behoud arbeid en kosten
bespaard zouden zijn. En juist onder der
gelijke omstandigheden doet zich vaak
het verschijnsel voor waarop in den aan
vang werd gewezenteleurgesteld in zijn
verwachtingen, wendt menig vooruitstre
vende het gelaat weer achterwaarts, krijgt
hij zeker verlangen naar hetgeen verlaten
werd, beproeft hij daarheen terug te
keeren. Dat heet dan de reactie.
Uit welk oogpunt men deze ook be-
schouwe, zij kan geen gewenscht ver
schijnsel heeten. Is zij vrucht van teleur
stelling, dan leidt zy, in den drang om de
doorwerking van als verderfely'k erkende
beginselen te voorkomen tot een strijd
lust, die de grenzen der billijkheid en der
gematigdheid niet altijd weet te eerbiedi
gen. Ligt haar bron op grootere diepte,
zoodat zij is aan te merken als iets aan
geborens, als uitvloeisel van een door aan
leg en opvoeding versterkte gehechtheid
aan instellingen en vormen, die men liefst
tot een toestand van kristallisatie zou wil
len brengen, dan zijn zij een ernstige
belemmering voor den vooruitgang en
kunnen zij, wanneer ook de macht aan
wezig is, door hem tegen te houden een
zoodanige spanning doen ontstaan, dat
een losbarsting onvermijdelijk wordt. Op
die wyze is steeds de omwenteling ge
boren, die onder vernieling van hetgeen de
verbreiding van nieuwe denkbeelden en
de vervulling van nieuwe wenschen in
den weg stond, toch tegelijkertijd zooveel
puin ophoopte, dat eerst later, na oprui
ming, plaats werd verkregen om den bouw
meester van hervormingen aan het werk
te zetten.
Uit den aard der zaak gaat dat werk
met onrust gepaard, die er in onzen tijd
niet minder op wordt. Bij een bescha
vingsvermeerdering, die in weerwil van
onguustige verschijnselen niet kan wor
den ontkend, vallen de leemten in het
openbaar leven vooral, meer dan ooit te
voren, in het oog, en men zou wel een
Herakles willen zy'n, die de honderdkop-
pige hydra van maatschappelijke en an
dere misstanden met knodsslagen be
dwingt. Maar niet met krachtsbetoon al
leen heeft de held zy'n taak verricht: er
is beleid noodig geweest om eiken af
gehouwen kop te beletten, in duplo weer
aan te groeien.
Het besef, dat er zóóveel koppen aan
het monster zitten, is niet geschikt om
zijn bestrijders tot kalmte te stemmen;
zij zouden ze wel alle tegelijk willen vel
len. Dat is oorzaak van een bewegelijk
heid, die geen tred weet te boudeu, die
niet behoorlijk hel terrein verkent, alvo
rens het tot renperk te kiezen, die vaak
vooruitstreeft zonder te weten van welk
punt men uitgaat, noch waarheen men
zich richt. Een leger, dat geen verbin
ding houdt met zijn operatie basis, dat
niet zorgt, by zy'n opmarsch, zich den toe-
voersweg voor proviand en ammunitie te
verzekeren, kan er, als 't wat tegenloopt,
leelijk aan toe zijn, en van vele derge
nen, die de vooruitstrevendheid als leuze
hebben aanvaard, krijgen wij den indruk,
dat zjj, als aanvoerders van zulk een on
beraden colonne, die niet brengen zullen
waar zij gemeend had te zullen belanden.
Is niet de fout van het teveel tegelijk
willen, de oorzaak van velerlei teleur
stelling? Dan behoeft het daarna ook niet
te verwondereu, dat er van hen, die zijn
meegegaan, niet weinigen naar het ver
laten kamp terugkeeren, waar zij ten
minste te eten en te drinken hadden en
een lekker bos stroo om op te liggen.
Het is in de wereld zoo gesteld, dat om
een vordering te maken van eenigszins
blijvenden aard, om, zooals dat heet,
vooruit te komen op welk gebied ook, er
aanvoerders noodig zijn mitsgaders een
gedisciplineerde troep, dit laatste niet
door de krijgsartikelen en hun toepassing,
maar door de macht van beginsel en over
tuiging. Zij, die den weg aanwijzen door
aan het hoofd te marcheeren, moeten op
het waarheen duidelijk antwoord kunnen
geven. Zij behooren ook in verbinding te
blijven met de overige wereld, het histo
risch gewordene niet te miskennen, de
werking van de wet der oorzakelijkheid
niet met een handgebaar opzyde te schui
ven. Want of zy dat al doen, het baat niet
veel; zij gaan, maar de wet blijft.
Om lateren teruggang niet gewenscht
te doen schijnen, behoort de stap naar
voren te zijn als de weloverwogen zet op
het schaakbord, die ook den wensch moet
voorkomen om het verplaatste stuk terug
te halen. Immers, meer nog dan op het
veld van vier-en-zestig kwadraten heeft
men te doen met een kamp, die alle in
spanning vordert, met een tegenpartij van
lichtelijk te onderschatten scherpzinnig
heid.
Ook wij, in Nederland, wij hebben onze
met verschillende snelheden voortschrij
dende hervormingsijveraars, op elk gebied
van gemeenschappelijke werkzaamheid.
Niemand zal met recht kunnen beweren,
dat zij bij geestverwanten elders achter
staan in vastheid van overtuiging; wel
kan er aanmerkiDg worden gemaakt op
de resultaten van hun streven. Zou dat
misschien ook te wijten zijn aan gemis
van overeenstemming aangaande het te
bereiken doel? Of wil men dan, vanwege
het vele, dat om herziening vraagt, een
niet al te breed program van actie samen
stellen,ligt hetdan aan de keusder middelen,
ligt het aan oneenigheid by de uitvoering,
komen er quaestie3 van voorrang opdagen,
die eerst opgelost moeten worden vóór
men verder kan gaan? Is ook wellicht,
bij den opbouw van gezegd program, niet
op voldoende wijze in het oog gehouden,
dat alle materiaal goed vast moet zitten
aan het bestaande getimmerte, opdat niet
de eerste de beste storm de fragmenten
van het nieuwe tegen de pijlers van het
oude kome slingeren, op gevaar af van ook
dit laatste ernstig te beschadigen?
De klacht is niet nieuw, dat wij niet
vooruitkomen in verhouding tot onze werk
zaamheid. Met klagen alleen brengen wij
hierin geen verbetering, en by onszelf
moeten wij onderzoeken, wat daarvoor
noodig is. Laten wij die werkelijk vooruit
willen, wien het niet te doen is om door
druk vertoon een reputatie van vooruit
strevendheid te verkrijgen, die wij ter
bevordering van ons eigen belang meenen
noodig te hebben, meer met elkander in
overleg treden om te komen tot een con
centratie niet van politieke leuzen, maar
van maatschappelyke krachten, en tot een
keus van hervormingen voor de ranglijst
van haar spoedeischendheid en zedelijke
waarde. Een fout, ook een collectieve, is
te veel ineens te willen en het dan nog
op onderscheiden wijzen te willen. Het zal
niet gemakkelijk zy'n hierin verbetering te
brengen, gelet op de uitgebreidenbelangen-
door E. Bennett
uit het Engelsch.)
38)
't Zou in de Theems kunnen worden geworpen, maar
binnen twaaf uur zou 't daar worden gevonden. Ook begraven
zou niet veilig zijn. 't Eenige wat er, met 't oog op alle
eventualiteiten overschoot, was het lijk te balsemen, zoodat
't desnoods kan worden meegenomen. En dus werd het denk
beeld geopperd dat ik dat doen zou en ik hebt 't gedaan. Ziet
u, ik bleef den moord afkeuren, maar ik kon me niet terug
trekken, nu ik een collega een dienst kon bewijzen, begrijpt
u. Dat begrijpt u, niet waar Enfin, u is nu hier en de zaak
is ontdekt en daarmee is 't uit."
Rocco leunde achterover in zijn stoel, alsof hij vond, dat
bij nu alles gezegd had wat hij maar zou kunnen zeggen.
Hij sloot even de oogen als om te kennen te geven, dat bet
gesprek, in zoover hij er in was betrokken, was afgeloopen.
Theodore Racksole stond op.
«Ik hoop," zei Rocco, op eens zijn oogen openende, «ik
hoop, dat u zoo gauw mogelijk de politie zal willen roepen,
't Wordt laat langzamerhand en ik zou mijn nachtrust liefst
niet willen ontberen."
«Waar verondersteldt u dat u die nachtrust zult vinden?"
vroeg Racksole.
«In de gevangenis natuurlijk. Ik heb u immers al gezegd,
dat ik altijd heel goed weet wanneer ik de verliezende partij
ben. Ik ben niet zoo blind, om niet te begrijpen, dat mijn
kansen slecht staan. Ik veronderstel, dat ze me voor een jaar
of twee in de gevangenis zullen stoppen, als medeplichtige
aan 't gebeurde. In elk geval zal ik in de gelegenheid zijn
te bewijzen, dat ik niet betrokken ben geweest in den moord
op dien armen sukkel." Met een eigenaardige, minachtende
beweging van zijn elleboog wees hij naar het bed. «Wat dunkt
u, willen we nu gaan? Iedereen slaapt, maar er zal wel een
politieagent in de buurt zijn, die door den nachtwaker beneden
kan worden aangeroepen. Ik ben tot uw dienst. Laten we
samen naar beneden gaan, mr. Racksole. Ik geef u mijn
woord dat ik kalm zal meegaan."
«Wacht een oogenblik," zei Theodore Racksole kortaf; «we
hebben geen haast, 't Zal u geen kwaad doen bet slapen nog
een uur langer uit te stellen, te meer omdat u morgen toch
niets te doen zal hebben. Ik heb u nog een of twee vragen
te doen."
«Zoozuchtte Rocco, op een toon en met een gezicht
alsof hij wilde zeggen«Enfin, wat moet, dat moet dan maar."
«Waar is Dimmock's lijk geweest, die drie of vier dagen
sinds bij stierf?"
«01" antwoordde Rocco, blijkbaar verbaasd over bet een
voudige van de vraag. «In mijn kamer, onder anderen, en
éen nacht was 't boven op het dak; eens werd 't bet hotel
uitgebracht als bagage, maar den volgenden dag kwam bet
op dezelfde manier terug. Ik ben vergeten waar bet verder
nog geweest is, maar er is de meeste zorg voor gedragen en
't is met alle noodige égards behandeld geworden."
«En wie zette al die maneuyres op touw vroeg Racksole.
zoo kalm als hem mogelijk was.
«Ik. Dat is te zeggen, ik bedacht ze en ik zag er op toe
dat ze behoorlijk werden uitgevoerd. Ziet u, de achterdocht
van nw politie noodzaakte me buitengewoon voorzichtig
te zijn."
«En wie voerde die door u bedachte manoevrea uit?"
«O! dat zijn dingen die ik niet verklappen mag. Maar dat
kan ik wel verzekeren, dat het geen medeplichtigen waren, 't Is
curieus gemakkelijk voor een man zooals ik, om ondergeschikten
wat op den mouw te spelden curieus gemakkelijk."
«Wat was u van plan met het lijk te doen in 't eind?"
Met een onbewegelijk gezicht zette Racksole zijn verboor
voort.
«'k Weet 'tniet," zij Rocco, terwijl hij aan zijn mooien blonden
knevel draaide. «Dat zou van verschillende dingen hebben
afgehangen van uw politie, bij voorbeeld. Maar waarschijn
lijk zouden we in 't eind dit stoffelijk overschot weer
maakte bij een beweging met zijn elleboog «aan 's man's
treurende bloedverwanten hebben teruggegeven."
«Weet u wie die bloedverwanten zijn?"
«Zeker. U niet? Als u 't niet weet, zal ik u alleen maar
even zeggen dat Dimmock's vader een Prins was."
»'t Komt me voor," zei Racksole, koel en sarcastisch, «dat
u tamelijk zonderling deedt met juist deze slaapkamer als
tooneel voor uw operaties uit te kiezen."
«Volstrekt niet," zei Rocco. «Er was in bet beele hotel
geen ander apartement dat zoo geschikt was. Wie zou op de
gedachte zijn gekomen, dat bier iets bijzonders gaande
was? 't Was een uitgezochte plek voor me."
(Wordt vervolgd).