NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 68.
Woensdag 26 Augustus 1914.
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
SURSUM CORDA.
BINNENLAND
DE OORLOG.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER!
Bureau: Langestraat 17.
Telephoonn. 69.
ADVER1 ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slecbts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Het hart omhoog!
Dat is hetgeen wy onszelf en hetgeen
wij anderen hebben toe te roepen in deze
moeielijke tijden, met daden meer nog
dan met woorden, meer in stemmingen
dan in betuigingen.
Misschien valt het gemakkelijker een
niet bestaande vroolykheid te veinzen dan
mannelijk en zonder neerslachtigheid den
ernst te dragen als iets dat ons is opgelegd
en wij zonder morren aanvaarden. Met het
eerste wordt niet bedoeld een aansporing
om afstand te doen van de ontspanning, die
natuur- en kunstgenot aanbieden. En al
dringt, naast het gevoel van bewondering
voor de heerlijke schepping om ons heen
in de heerlijke Augustusdagen, die achter
ons liggen, telkens weer de treurige ge
dachte naar boven aan de vernielingen, die
in niet minder prachtige oorden dan onze
naaste omgeving worden aangericht door
de ontketende woestheid van medemen-
schen daarginds, al erkennen wij met
smart, dat de verzachting der zeden, door
schoonheidswedergave in tonen en woor
den en beelden, niet nog is doorgedrongen
tot die sombere diepten van het mensche-
lyk gemoed, waar de demonen van haat en
van hebzucht hun schuilplaats hebben, het
is toch wenschelijk er nu en dan aan her
innerd te worden, dat er uit het menschelijk
hart edeler golvingen opwellen dan wraak-
kreten, dat de menschelijke blik naar
heerlijker dingen zich wenden kan dan
naar een heksenkolk, waar de gruwel der
verwoesting hoogtij viert.
Maar wat wij wèl bedoelen, is ditNu de
eerste schok is weerstaan en de plotselinge
schrik in meerdere kalmte is uitgevloeid,
nu de gelegenheid zich opent om, ieder
van het standpunt, dat zijn levensomstan
digheden hem hebben doen innemen, den
toestand eenigszins te overzien, een voor
stelling te maken van de gevolgen, die in
zijn kring zich zullen voordoen, nu gebiedt
diezelfde ernst der tijden, op hun loop den
invloed uit te oefenen, waartoe wy by
machte zijn. De Hollanders zooals het
buitenland ons noemt hebben een repu
tatie van vooruitzien, en dat houdt den
moed staande. Wijl de kans is toegenomen,
dat wij zullen bewaard blijven voor de
ellende van een vijandelijken inval, kun
nen wij dat rustiger doen dan in het andere
geval mogelijk zou zijn.
Tot welke breedte en diepte de bloed
en puinorgieën van dezen verschrikkelijken
tijd zich nog zullen uitbreiden, waar en
wanneer zij haar eindpunt zullen vinden,
niemand, die het zeggen kan. Maar dit is
zeker, al heeft ten slotte ons staatsvaartuig
niet de volle woede van den storm te
doorstaan gehad, geleden zal het toch
hebben, en wij doen verstandig met van
stonde aan materialen en gereedschappen
bijeen te houden, die tot het herstel zullen
moeten dienen. En van „afleiding" ge
sproken is er wel een betere denkbaar?
Het is geenszins voorbarig aan de toe
komst te denken, in weerwil van de bijna
volstrekte onzekerheid, waarin wij om
trent haar verkeeren. Want al hetgeen
door onderscheiden corporaties in lof
waardige samenwerking gedaan wordt,
het heeft niet slechts ten doel, oogen-
blikkelijke nooden op elk gebied te lenigen,
maar tevens, de nationale levenskracht op
zoodanig peil te houden, dat zij de eco
nomische en sociale herstelling met de
minste schokken en in den kortsten tijd tot
stand brengen. Dat alles vraagt ontzaglijk
veel overleg: het spoort aan tot matiging
van eischen, tot juiste schatting van noodig
en overbodig, het wekt zoowel tot niet
ontzien als tot wèl-besteden van offers.
Dat laatste óók niet te vergeten.
En zullen wij, bij dien herstellingsarbeid,
die op onderscheiden punten reeds een
aanvang heeft genomen, dezelfde eens
gezindheid bewaren, die wij aan den dag
hebben gelegd, toen het er op aankwam
de eerste stooten af te weren?
Zy waB zoo mooi, te midden van dat
angstig opvliegen van velen, die spontane
éénheid
Zal daarvan iets bewaard blijven?Zul
len, wanneer de roede den rug niet meer
bedreigt, de slagen vergeten zijn?
De geschiedenis van ons vaderland geeft
het recht die vraag te stellen. Het is niet
de eerste maal, dat het gevaar hetzy van
geheelen ondergang, hetzij gelijk thans
van sterken teruggang, ons volk te zamen
joeg in een gemeenschappelijke reddings
poging. Wannneer dan, niet zelden zóó
dat het op een wonder geleek, uitkomst
was verkregen, waren wij dan verstandig
genoeg geworden om te zeggen: Ziezoo,
jongens, voortaan wat minder kibbelen?
Ieder weet, welk antwoord hier gegeven
moet worden. Daarom juist durven wij
het thans niet doen.
Toch zou het zoo gewenscht zijn, als
wy nu eens konden toonen de ervaringen
van het verleden en van het heden te
kunnen benuttigen. Sursum Corda! Tot
harten, die, hoog zich verheffen, kunnen
de walmen der laag bij den vloer zwe
vende verdeeldheden niet opstijgen. Wy
zouden, om er ons thuis in te gevoelen,
weer het beste dat in ons is, omlaag
moeten halen.
Aan stof om den geest van criliek vol
doende te voeden, zal het wel nooit ont
breken. Maar door onmatig gebruik was
hij in den laatsten tijd te sterk ontwikkeld.
Hij werd zoo verschrikkelijk vaardig over
ons dat wij de vaardigheid om met elkan
der kloeke besluiten te nemen en flinke
daden te verrichten, wel wat begonnen
kwijt te raken. De druk, onder welken
wy thans leven, moge de handen zoo
doen samenleggen, dat wij voor onafzien-
baren tijd gevoelen en begrijpen, wat
het zeggen wil één volk van broeders
te zijn. R. N.
Nederland en de Oorlog.
Het Nieuws van den Dag schrijft
omtrent „Volksvoeding en Volkshygiéne
in oorlogstijd" het navolgende:
Minister Treub zeide Donderdag 1.1. o. m.:
„Men moet er dus ook op rekenen, dat,
niettegenstaande de genomen maatregelen,
de broodprijzen in ons land spoedig zullen
stijgen en reeds nu is het aan te bevelen,
dat de bevolking zich er aan gewend,
naast het gebruik van brood, meer dan in
gewone tijden, rijst als voedsel te ge
bruiken."
Zoo sprak de staatsman, maar de hy
giënist weet heel goed, dat niets zoo'n
gevaarlijken invloed op de volksgezond
heid heeft, als in dagen van sterke zenuw
spanning over te gaan tot belangrijke
wijziging in het gewone volksmenu. En
ook al is de zenuwspanning minder sterk,
dan verdraagt ons lichaam toch ook veel
afwijking van het gewone voedsel niet.
We behoeven deze waarheden niet op
physiologische gronden nader aan te too
nen, ze zijn bekend genoeg; ook de historie
heeft ze droevig geïllustreerd. Daarom kan
't nuttig zijn, op deze zijde van het „oor
logsmenu" eens te wijzen.
Rijst is een belangrijk volksvoedsel en
met bijvoeging van vleesch en visch en
allerlei versnaperingen (fruit) is het 't dage-
gelijks gerecht van millioenen menschen...
met bijvoeging n.l. Die bijvoeging is niet
onverschillig, omdat rijst armer aan eiwit
is dan onze granen; en als rijst nu nog
voor een deel onze granen gaat vervangen,
dan zal, gevoegd bij de gewone hoeveel
heden, die nu reeds gebruikt worden, het
menu te eenzijdig worden. En nu mogen
erwten en boonen, die zeker een hooge
voedingswaarde hebben, daar nog bij ko
men, men weet, dat deze bij lang
durig en overvloedig gebruik zeer slecht
worden verdragen. Het zal daarom aan
beveling verdienen, het gebruik van groen
ten en fruit te bevorderen, omdat zij de
spijsverwerking regelmatiger doen ver-
loopen. Ook hun beteekenis als genotmid
del, d. w. z. eetlust-opwekkend en ver
tering-bevordering middel, mag niet onder
schat worden, vooral bij een eentonig
menu.
In dit verband willen wij er op wijzen,
dat het noodzakelijk zal zijn, dat o.a. ons
fruit thans reeds tot jams zou moeten
worden verwerkt. Hiervoor zijn evenwel
groote hoeveelheden suiker noodig en om
deze jams te maken tot een volksvoedsel
voor een wellicht benarden tijd, zou de
regeering kunnen ingrijpen dooreen be
langrijke verlaging van den sui
keraccijns toe te staan. Dit is het
eenige middel om pruimen, appels, peren,
die thans nog hoog in pry's zijn, te con-
serveeren voor den a.s. herfst en winter;
misschien voor langer. Het zou zelfs aan
beveling verdienen, dat de regeering deze
jamsfabricatie voor een deel zeli liet uit
voeren.
Jams zijn een correctief op de een
zijdige rijstvoeding. Verleden jaar hebben
wij 22,150,000 K.G. appelen en 6,002,000
K.G. peren uitgevoerd. Als hierop het
uitvoerverbod werd toegepast en de regee
ring kocht een groote massa op, die zy
tot jams liet verwerken, dan kon dit aan
gename voedsel later aan de bevolking
tegen den kostenden pry's of lager worden
aangeboden.
Een ander deel van het fruit zou ge
droogd kunnen worden. Het is toch te
verwachten, dat nu de buitenlandsche
gedroogde appelen maar in kleine hoeveel
heden onze havens zullen bereiken; in
ieder geval wij dienen niet te laten glip
pen wat wy kunnen vasthouden.
Nu is het maken van jam en het drogen
van fruit betrekkelijk zeer eenvoudig,
maar in de arbeidershuishoudens en bij
de kléinere burgerij iu de steden komt er
toch niet veel van terecht. Daarom zou
de regeering handelend dienen op te
treden.
Het gaat om de physieke kracht van
ons volk, die moet bewaard blijven, maar
daarvoor is meer noodig dan het vast
stellen van officieele prijzen en deminis-
terieele inededeeling dat de broodprijzen
wel zullen stijgen en dat de bevolking
zich er aan moet wennen, meer rijst te
eten.
Het voedingsvraagstuk heeft vooral een
hygiënische zijde, het was onze bedoeling
daarop te wijzen. Het is niet voldoende
dat we eten, het menu moet, hoe een
voudig het ook zij, zooveel mogelijk vol
doen aan de eischen van de gezondheids
leer.
En suiker, die we dan met de vruchten
als jam gebruiken, is een uitstekend voed
sel. Bovendien, er wordt in ons land een
groote massa verbouwd. Verleden jaar
waren er 60,300 H.A. met suikerbieten
beteeld en slechts 57,147 H.A. met tarwe.
Tijdelijke verlaging van den suikeraccijns
zou een nationale weldaad zijn.
De Sokken, etc.
Het Damescomité van Zeist kan zich
gelukkig noemen, dat het zooveel succes
heeft op haar arbeid. Het had niet in de
verste verte verwacht, toen het uit mede
lijden voor het tijdelijk garnizoen de
hand aan de ploeg: sloeg, dat zy'n arbeid
zulk een uitbreiding zou krijgen en in
zooveel behoefte zou voorzien.
Want wat is geschied. De manschap
pen zijn reeds lang naar de Zuidelijke
grenzen vertrokken, nu het comité pas
in volle actie is gekomen door meer dan
50 sub-comité's, overal in Nederland ge
sticht, die dagelijks hun pakketjes en
pakketten, kistjes en kisten naar Zeist
zenden, waar de goederen door de dames
worden gesorteerd en verzonden naar die
plaatsen, waar bij de troepen de nood
het hoogst is.
Dat de sub comité's ook flink arbeiden
bewijst byv. Rotterdam, dat reeds 300
paar sokken, 12 nieuwe hemden, etc.
zond. Het comité te Rotterdam is ook
zoo gelukkig geweest van één heer
flOOO.— te krijgen, waarmee zy zoo
vele arme, maar nijvere handen aan
het breien konden zetten.
Van de zeer talrijke zendingen, die er
inkwamen noemen we om de bijzondere
hartelijkheid er een uit het visschersdorpje
Vollenhoven. Ieder paar sokken vandaar
beval te verzegelde papiertjes met allerlei
kleine surprises voor de jongensl Sommigen
met een briefje erbij in dezen geest: „Jan,
als jy deze soms krijgt, dan heb ik ze
voor je gebreêën 1"
De ontroerende eenvoud en warme
menschenliefde, die uit zulke zendingen
spreekt doen in deze dagen van ruw ge
weld zoo weldadig aan, dat ze zeker wel
eens in het openbaar mogen worden ge
zegd!
En waar nu dat alles blijft? Als gezegd:
ter plaatse, waar de nood groot is. Iedere
post brengt verzoeken der commandanten
van alle strekenzend alstublieft 300 paar
sokken en zoo mogelijk een 50 hemden
en evenzooveel broeken; onze manschap
pen hebben het zoo dringend noodig. Na
tuurlyk kan slechts zelden aan alles worden
voldaan, maar als er dan in plaats van 300
paar 50 worden gezonden, brengt de kee-
rende post roerende dankbetuigingen, dat
er althans de allerslechtste sokken zijn
uitgeschoten en de jongens er heel, heel
blij mee waren.
Tot nu toe werden er naar de zuidelijke
grenzen, Tilburg en omstreken gezonden
1000 paar sokken, 50 hemden, 34 onder
broeken en 24 waschlapjes, naar het Hoofd
comité van het Roode Kruis in Den Haag
360 paar sokken, 9 daghemden, 3 nacht
hemden, 10 pantalons, 12 flanellen kruiken-
zakjes, 6 linnen hemden, 4 waschlapjes,
48 onderbroeken, 20 hemden, 18 wasch
lapjes, 8 paar kousen, 4 flanellen, 4 borst
rokken, naar het Centraal Magazijn te
Amsterdam 840 paar sokken, naar Helle-
voetsluis 200 paar sokken, naar IJmuiden
10 paar sokken, naar Apeldoorn 500 paar
sokken, 9 broeken, 3 borstrokken, 6 hemden
en 20 waschdoekjes, naar Zwolle 82 paar
sokken, 13 hemden en 20 waschdoekjes.
De aanvraag vooral ook om ander onder
goed neemt met den dag toe en het ware
de liefste wensch van het Zeister Dames
comité om aan alle aanvragen te kunnen
voldoen. Daarom herhalen we nog weer
eens de adressen, opdat ieder, zijn linnen
kast nog eens naziende, wete waar zijn
overtollige schatten zoo heel, beel nuttig
gebruikt kunnen worden.
Het zy'n de dames: Mevr. Clotterhooke
Palijn van Kloetinge, Mevr. Blooker, Mevr.
Guldensteeden Egeling, Mevr. Hooy - Esser,
Mevr. Luiking, Mejonkvr. E. Huydecoper
en Mej. de Liefde.
De graanvoorraad en onze
neutraliteit.
Wij vernemen uit Den Haag, dat onze
regeering bezig is met de organisatie van
een centrale inrichting voor de uitvoering
van de levensmiddelenwet (de bijgevoegde
artikelen 67 en volgende van de Ont
eigeningswet) voor zooveel betreffen graan
en meel. Aan het hoofd van dit bureau
staat de heer van Eelde. Het bureau zint
op middelen om zooveel mogelijk graan
in ons land te krijgen, dit graan tot meel
te laten verwerken en genoemde artikelen
zooveel mogelijk over het geheele land
te distribueeren. De inrichting werkt ge
heel zelfstandig.
De Telegraaf verneemt uit Londen, dat
de Daily Telegraph een telegram uit
's-Gravenhage publiceert, betreffende een
interview met minister Treub, die den
specialen correspondent van het blad ver
zekerde, dat Engeland er volstrekt over
tuigd van kan zijn, dat, er kome wat er
komt, Nederland zijn neutraliteit niet zal
schenden en niet op onwettige wijze
goederen aan Duitschland zal leveren.
De correspondent wees er den minister
op, dat men in sommige kringen in Enge
land denkt, dat Nederland graan opstapelt
ten behoeve van Duitschland, wanneer de
nood voor dat land aan den man mocht
komen. Minister Treub verklaarde dit voor
een uit den duim gezogen praatje, en zeide,
dat Nederland niet eens genoeg graan heeft
voor zijn eigen gebruik en dat het dien
tengevolge niet aan andere landen van zijn
voorraad kan afstaan.
En ofschoon het scheepvaartverkeer
langs den Ryn vry is, zoo wasdeNeder-
landsche regeering toch verplicht geweest
op het voor vervoer langs den Rijn ge
consigneerde graan beslag te leggen.
De minister verklaarde voorts, dat de
regeering hoopt, een voldoenden voorraad
meel in stock te houden, door ladingen
tarwe uit Amerika te laten komen. Het
is daarvoor echter noodig, dat ieder schip
papieren kan toonen waaruit blijkt, dat
de lading bestemd is voor Nederland, een
neutralen staat, en niet zal worden over
gebracht naar een ander land.
Minister Treub voegde hieraan toe, dat
Nederland groenten, vleesch, spek, kaas,
eieren, boter, margarine, gist en cacao kan
uitvoeren.
Uitvoer van Steenkool uit Duitsch
land.
Naar „De Tel" verneemt, moet de
Duitsche regeering vergunning gegeven
hebben om dagelijks honderd wagens
steenkolen vanuit Duitschland naar Holland
te vervoeren.
Twee treinen, elk van vijftig wagens,
zullen ons land binnenkomen.
II. M. de Koningin-Moeder en het
Haagsche Steun-Coiiiité.
H. M. de Koningin-Moeder heefc aan
het Steun-comité 1914 te 's-Gravenhage,
een schrijven gericht by hetwelk H. M.
zich heeft verbonden voorloopig gedurende
20 achtereenvolgende weken een belang
rijke wekelyksche bijdrage ter beschikking
te stellen ten behoeve van en als blijk
van belangstelling in het door het Comité
beoogde doel.
Te Baarn is door een 40 tal jonge
mannen een vrijwilligerskorps gevormd.
De oefeningen zijn reeds begonnen onder
leiding van den heer C. A. B. van den
Bergh, oud gegradueerde der infanterie
aldaar.
De Duitsche handel.
In de Norddeutsche Allgemeine Zeitnng
wordt het nadeel dat de oorlog aan Duitseh-
land's handel toebrengt besproken. Er
wordt toegegeven, dat Duitschland door
de plotselinge verbreking van bijna al
zyn overzeesche verbindingen ontzaglijk
nadeel lijdt, hoewel daar tegenoverstaat
dat verschillende vijanden van Duitsch
land een goeden klant aan Duitschland
verloren hebben. De Duitsche handelaars
moeten nu evenwel aldus dit officieuze
artikel pogen, nieuwe transportwegen
te vinden via de neutrale landen, dat zy'n
dan Nederland, Denemarken, Zweden en
Italië. In sommige dier landen zijn vol
gens de Norddeutsche reeds maatregelen
getroffen, zooals nieuwe scheepvaartlijnen
geopend e. d., om het vervoernaarDuitsch
land te vergemakkelijken. De Duitsche
industrieelen moeten er nu zelf maar voor
zorgen, dat zij van de gelegenheid ge
bruik maken, die de nieuwe vervoermid
delen bieden tot instandhouding van de
Duitsche industrie en handel. De regeering
zal door opheffing van invoerverboden het
handelslieden en fabrieksbezitters zoo ge
makkelijk mogelyk maken.
Aldus het officieuze Duitsche blad. Met
de in het artikel bedoelde handelswaren
zijn natuurlijk niet bedoeld diegene, die
door Duitschland's vijanden als contra
bande beschouwd kunnen worden.
N. v. d. D.
Dc slag bij Charleroi.
Volgens de Echo de Paris beschikten de
Fransehen tusschen Charleroi en Longwy
over drie legers, elk van drie korpsen, te
zamen een krijgsmacht van 400.000 man,
waarbij dan nog de Eogelsche troepen, ter
sterkte van 40.000 man. (Dit is voor 't
eerst dat een cijfer omtrent het Engelsch
expeditiecorps wordt gemeld).
De Duitschers zouden, volgens het blad,
tusschen de zeven it achthonderdduizend
man tellen, die sterke stellingen innamen.