NIEUW I
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
fto. 103.
Woensdag 30 December 1914.
43e jaargang
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
KENNISGEVING
DE OORLOG.
BINNENLAND
FEUILLETON.
HET BABYLON HOTEL
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door het geheele Rijk 1.25.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 0.50; iedere regel meer 10 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 69.
Tot het plaatsen van Advertentiën in dit blad niet uitzondering van de steden Amersfoort en Utrecht is uitsluitend gerechtigd het Ccntr. Nederl. Advertentiebureau te 's Gravenhage
1
Markten.
Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort brengen ter kennis van
belanghebbenden, dat op marktdagen
na 1 Januari 1915 de kippenmarkt
aal worden gehouden op het Havik.
De plaatsing der verkoopers zal ge
schieden op aanwijzing van den Markt
meester.
Burgemeester en Wethouders voor
noemd.
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
De Secretatis,
R. VEENSTRA.
Kerstmis in 's vijands land.
Ik beleefde een wonderlijken Kerst
nacht met de onzen aan het front aan
het Yserkanaal, zoo vertelt dr. G.
Wegener, de oorlogscorrespondent van
de Kölnische Zeitung Tegen een over
val van den vijand, die men meende
te moeten verwachten, waren op groote
schaal maatregelen van voorzorg ge
troffen. De wachtposten en de bezetting
der loopgraven waren verdubbeld en
al het andere was salarmbereid". Ik
bezocht het eerst na het invallen van
de duisternis een der vooruitgeschoven
stellingen op een behoedzame wande
ling in den schemerenden maannacht,
over dammen en wankelende brug
getjes, tusschen de bevriezende water
vlakten van het overstroomde Yser-
gebied. Ver van Yperen vandaan klonk
kanongedonder. Nu en dan floten ge
weerkogels over ons heen. Overigens
bleef alles stil. In een van de als
eilanden verspreid liggende hofsteden,
waarin wij geluidloos binnenslopen,
trof ik een vrij sterke afdeeling. De
lui lagen rookend, lezend en fluisterend
in een met stroo beschermden kelder,
welks openingen met matten waren
afgedekt om het lichtschijnsel niet
naar buiten te laten doordringen. Zij
lagen geheel gekleed, de wapens bij
de hand.
Van Kerstfeestviering was hier geen
sprake; de troepen zouden bet feest
een paar dagen later, na de aflossing,
vieren. Slechts in de kamer van den
officier, nevens de telefoon, was een
Kerstboompje van een voet hoog uit
eon veldpostpakket opgesteld. Buiten
in de loopgraven stonden scherp uit
ziende wachtposten.
Dan ging het terug over den door
de vorst glinsterenden bodem naar een
grootendeels in elkaar geschoten, maar
toch nog met manschappen bezet dorp.
Hier maakte ik in de naar buiten af
gesloten ruimte een Kerstfeestviering
van een compagnie met Kerstboom,
orgel en Kerstliederen mede, alsmede
een aangrijpende toespraak van een
kameraad. Eenige scboone verzen wer
den voorgedragen en daarna de ijzeren
kruisen, die verleend waren, rond
gedeeld.
Ton slotte nam ik deel aan het
Kerstfeest van een bataillonsstaf in
een boerenwoning, die met geredde
meubelen huiselijk was gemaakt.
Aanvankelijk waren de officieren
alleen, maar dan volgde een door de
strafwacht voor zijn leiders heimelijk
voorbereide viering met zangkoren en
voordrachten. Hierbij sloot zich de
gemeenzame opening der Kerstmis
pakketten aan en ook hier verdeeling
van ijzeren kruisen.
Dat waren uren van innig terug
denken aan het vaderland, vol trotsch
pliebtsbewustzijn, hartelijke kameraad
schap en groote, blijmoedige hoop op
de toekomst, ondanks de mogelijkheid,
dat elk oogenblik granaten in het
dorp konden inslaan.
Behoefte aan bly venden vrede.
Met de Kerstdagen werden in Londen
in alle kerken speciale godsdienstoefe
ningen gehouden waar natuurlijk de
oorlog ter sprake kwam. Zeer eigen
aardig vergeleek de deken van de
St. Panlskerk de duizenden kilometers
vreedzame grens tusschen Canada en
de Vereenigde Staten, zonder een sol
daat, een fort, of een kanon, met de
gewapende grenzen van Europa en wat
daarvan het gevolg was.
Spreker verzocht zijn hoorders bun
aandacht te vestigen op de viering in
dit jaar van den honderdjarigen vrede
tusschen Engeland en de Vereenigde
Staten. Honderd jaar van vrede, een
ernstigen vrede, zonder wantrouwen of
zonder het elkaar aanblaffen als nijdige
honden.
Het jaar 1814 zag het einde van
den laatsten oorlog tusschen Engelsch
sprekende volken. Het conflict was wei
nig eervol voor beide partijen. De
Amerikanen begonnen ons in den rug
aan te vallen toen wij, evenals heden,
wanhopig vochten om de vrijheden van
Europa te verdedigen, en wij beant
woordden dien aanval, 't speet den
deken het te moeten zeggen, met
Washington te verbranden. Dat alles
was thans lang vergeten en een oorlog
tusschen die twee volkeren is thans
ondenkbaar.
Op den top van een pas over de
Andes, die Chili en Argentinië ver
bindt, staat in eenzame grootheid een
kolossaal beeld van Christus, Die de
hand opheft om de twee landen te
zegenen. Dat beeld werd door de beide
rijken opgericht om de zege van vreed
zame arbitrage over den geest van
den oorlog te herdenken. Het was een
eer voor Amerika en een verwijt voor
Europa, dat de grenzen in Europa door
versterkingen zijn aangegeven en door
gewapende soldaten tusschen prikkel
draad-versperringen.
Millioenen in Europa zien naar
Amerika uit als het land van hoop en
zij hebben gelijk. De moderne staat
van de toekomst, is vreedzaam.
De koning graaft loopgraven.
Het was Zondag, die Zondag, dat
het zoo vroor en de troepen aan de
Yser leden vreeselijke kou.
Der temperatuur ten spijt bleef de
koning der Belgen lang bij de loop
graven Op een oogenblik ontmoette
hij eenige soldaten, die na gegraven
te hebben wat zij konden, hun schop
pen lieten staan en zich in de handen
bliezen om ze warm te maken.
De koning sprak ben aan en zei:
»Het is bar koud jongens, niet waar?"
De soldaten herkenden den koning
en antwoordden aarzelend, dat het zoo
erg niet was, maar de koning, die
wel wist dat ze dat maar zeiden om
zich voor hem goed te houden, keerde
zich glimlachend tot de officieren van
den staf en sprak:
Mijne heeren, ik stel voor die brave
jongens een oogenblik af te lossen en
in bun plaats te graven aan de loop
graven, totdat ze een beetje zijn be
komen en het wat warmer hebben."
Vijftien hoofdofficieren meldden zich
daarop als vrijwilligers en namen de
schoppen ter band. De koning ging
voor en een heelen tijd, onder groote
vroolijkheid, bleven het hoofd van den
Belgischen staat en zijn militaire raads
mannen graven en spitten, als waren
zij er voor aangenomen.
In het gezicht van den dood.
Roland De Marès vertelt in een
Fransch blad, hoe in het dorpje Re-
roinghe een Fransch soldaat een daad
verrichtte, waardig om met eere te
worden vermeld in het boek der mili
taire heldendaden. Hij was gewond,
door de Duitschers gevangengenomen
en naar hun linie gebracht.
Eenige uren later gelukte het hem
te ontsnappenmaar, achtervolgd,
werd hij voor den tweeden keer ge
wond, getroffen door een geweerschot.
Dooreen verwonderlijke wilskracht,
slaagde de soldaat er nochtans in zich
op te werken, en op de knieën en elle
bogen steunend, kroop hij langzaam
naar de eerste Fransche loopgraaf, waar
zijn kameraden hem inhaalden.
Gewond aan den hals, had hij de
spraak vei toren, daar zijn tong totaal
verlamd was. Door teekenen gaf bij
daarom te verstaan, dat hij schrijven
wilde Met moeite zette hij op het
papier eenige aanwijzingen over de
vijandelijke stelling, die hij van zoo
nabij gezien had en die hij van belang
achtte dan zakte bij dood ineen op
den bodem van de loopgraaf.
Dat is heldenmoed van de zuiverste
soort, zegt de Maiès, los van alle pose
en grootdoenerij, en hel is met hel
beste der ziel van mannen als deze, dat
bet groote verwezenlijkt wordt de
overwinning
Het uitvoerverbod voor varkens.
Men schrijft ons uit den Gelder-
schen Achterhoek
Het reeds lang verwachte verbod
van uitvoer van runderen en varkens
naar Duitschland en andere landen is
dan nu gekomen.
Voor de belanghebbende exporteurs
kon geen betere lijd gekozen worden,
want van de week van Kerstmis af
tot ongeveer einde Januari is het in
den regel de slappe tijd.
Of de genomen maatregel noodig
was, behoeft geen betoog. Er waren
in den laatsten tijd geen zware var
kens meer te krijgen en wat ternau
wernood rijp was voor de slachting
werd maar naar Duitschland verzon
den of voor de worstfabricatiegebruikt.
En stond nu maar tegenover dezen
uitvoer een even groote aanfokkirig,
dan zou het nadeel niet zoo groot
zijn, maar nu dit niet het geval is,
zijn de prijzen van rund- en varkens-
vleesch belangrijk gestegen, iets, waar
voor reeds voor een paar maanden
gewaarschuwd werd.
In verband hiermede wijzen wij op
een waarschuwing, door den direc
teur der Winterswijksche zuivelfabriek
gericht tot de leveranciers, om vooral
de fokkerij van varkens niet achter
wege te laten.
Hij deelde daarbij mede, dat ook
in Denemarken de uitvoer van var
kens zoo groot was, dat reeds 30
door E. Bennett
(uit het Engelsch.)
50)
„Ik werd tot mijn spijt opgehouden in Ostende," zei Prins
Eugen op zoo hooghartigen toon als hij in staat was aan te
nemen, „door gewichtige bezigheden. Ik heb geen andere schik
kingen gemaakt en ik zal dat millioen bepaald noodig hebben.
Als u zoo goed wil zijn 't aan mijn Londenschen bankier nit te
betalen
„'t Spijt me zeer," zei de heer Sampson Levi, op een toon
zoo overmatig beleefd en onderdanig, dat hij er zelf over ver
baasd was, „maar mijn syndicaat heeft het geld nu ergens anders
uitgeleend, 't Is in Zuid-Amerika ik heb er geen bezwaar
tegen uw Hoogheid te vertellen dat we het aan de Regeering
van Chili hebben uitgeleend."
„Laat die Regeering van Chili naar den duivel loopen, mijnheer
Levi," riep de Prins uit, terwijl hij verbleekte. „Ik moet dat
millioen hebben, 't Was een afspraak tusschen ons."
„'t Was een afspraak tusschen ons, dat stem ik toe," zei de
heer Sampson Levi, „maar uw Hoogheid heeft zich niet aan die
afspraak gehouden."
Een lang stilzwijgen volgde.
„Wilt u daarmee zeggen," begon de Prins schijnbaar kalm,
„dat u niet in de gelegenheid is me dat millioen te verschaffen
„Over een paar jaar zou ik voor uw Hoogheid wol weer eon
millioen beschikbaar hebben."
De Prins maakte een driftige, ongeduldige beweging.
„Mijnheer Levi," zei hij, „als u me dat geld morgen niet ter
hand stelt, zult u den ondergang op uw geweten hebben van een
der oudste dynastiën in Europa. U houdt uw woord niet. Ik had
op u gerekend."
„Neem me niet kwalijk, uwe Hoogheid," zei de kleine Levi,
terwijl hij met een verontwaardigd gezicht opstond, „ik ben niet
de persoon die zijn woord niet heeft gehouden. Ik herhaal nog
eens dat ik het geld niet langer tot mijn beschikking heb en ik
wensch uw Hoogheid goeden morgen."
En met een onhandige buiging en met een uitdrukking van
gekrenktheid op 't gelaat, verliet de heer Sampson Levi de
audiëntiezaal.
't Was een tooneel, dat op karakteristieke manier de eigen
aardige verhoudingen van den modernen tijd aan 't licht bracht
een zwaarlijvig, onbeschaafd mannetje, met een welgevulde
beurs, geboren en grootgebracht in een doodordinaire omgeving,
die daar, in een hotel aan een Amerikaanschen millionair toe-
behoorende, een onderhoud had met en over 't wel en wee be
sliste van den vertegenwoordiger van een geslacht, dat sinds
eeuwen op het Europeesche tooneel een belangrijke rol had ver
vuld en dat nog steeds in zijn geboorteland naar 't uiterlijke alle
mogelijke macht en aanzien genoot.
„Aribert," zei Prins Eugen een poos later, „je hadt gelijk.
Alles is mis. Er blijft me maar éen uitkomst over
„Je bedoelt toch niet sprakeloos van schrik hield Aribert op.
„Ja, dat bedoel ik," zei Eugen snel. „Ik zal 't wel zoo inrichten
dat het den schijn heeft van een ongeluk."
1
XXI.
De terugkomst van Felix Babylon.
Op den avond na het onderhoud tusschen Prins Eugen en
den heer Sampson Levi, slenterde Theodore Racksole, zonder
bepaald doel en in vrij onrustige stemming, rond in de zalen
en gangen van het Babyion Hotel. Een paar dagen te voren was
hij uit Ostende teruggekeerd en hij had zijn uiterste best gedaan
de zaak, die hem daarheen gevoerd had, te vergeten die te
beschouwen als een heelenal afgedane kwestie. Maar hij kwam
tot de ontdekking dat hij daartoe niet in staat was. Te vergeefs
trachtte hij zichzelf aan 't verstand te brengen, dat er dingen
zijn waar men 't best doet maar niet op terug te komen, een
redeneering, waarmee zijn ondervinding in New-York als groot
zaken-man hem voldoende vertrouwd had gemaakt. Hij kon zich
in dit geval maar niet met dat standpunt vereenigen. Alleen de
tegenwoordigheid van do beide Prinsen in zijn hotel was voldoende
om den strijdlust op te wekken van dezen man, die nog nooit in
zijn heele carrière door iemand was verslagen geworden. Hij had,
als 't ware, de wapens opgevat aan hun kant en als de Prinsen
van Posen hun eigen strijd niet wenschten voort te zetten, dan
wilde hij, Theodore Racksole, dit doen voor hen. Tot op zekere
hoogte was die strijd natuurlijk gewonnen, want Prins Eugen
was uit een hoogst moeilijken en gevaarvollen toestand gered
geworden en de vijand bestaande uit Jules, Rocco, juffrouw
Spencer en misschien anderen was op de vlucht gejaagd. Maar
dat, hij begreep het, was niet voldoende; 't was verro van vol
doende. Dat de misdadigers, want misdadigers waren het stellig