NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. DE SCHOONE BATAAFSCHE ftiO. 15. Zaterdag 20 Februari 1915. 44e jaargang VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG STRIJDVUUR. DE OORLOG. 2> Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 09. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Io gloedvolle taal wordt de ontzag wekkende, de schier onbegrensde toe- toewijding geschilderd van de volken, in den ooilog gewikkeld. Niels te veel, niets te kostbaar, mits het vaderland benijd blijve van de greep des aan randers niet alleen, maar zoodanig versterkt uit den strjjd te voorschijn kome, dat zijn machtsmeerderheid het in den verderen loop der tijden onverwoestbaar bolwerk zij tegen nieuwe aanslagen. Aan de bereiking van dat doel is alles ondergeschikt: eigen goed en leven, het bestaan van zijn dierbaren, op wier hoofd alle hoop op de toe komst is gevestigd. De ziel der natie stort zich geheel uit in dat ééne:de zekerheid der overwinning, dat is van bet in machtelooze onderwerping ne- dei ploffen van den uitgeputten, als het ware om »een genadig recht" smeekenden vijand. Wij voelen daarvoor, omdat hel grootsch is. Alle persoonlijke belangen zinken in het niet voor het gezamen lijke, aan allen gemeen. Ouders heb ben hun kinderen innig lief, maar boven dezen gaat toch het vaderland. Huisvaders hebben alles over voor bun gezin, maar zij verlaten het, onder niet te weerhouden tranen, omdat het vaderland roept. De helden van Home rus' epische zangen leven weer voor ons op. De klassieke majesteit van de verdedigers van Troje treedt verdui- zendvoudigd voor onze oogen. En toch komt bet, docfrdien de kinderen dezer eeuw, met eenigs- zins sceptischen aanleg, minder vat baar zijn geworden voor verheven aandoeningen, die wij ons niet zoo thuis vinden in dat niets sparende geestdrift-ontplooing? Ligt het mis schien, bijzonder wat ons Nederlan ders aangaat, aan de omstandigheid, dat tot dusver onze deelneming aau de menschenwegmaaiende worsteling niet is opgevorderd, dat deze held haftige opvlammingen ons toeschijnen niet meer geheel in bet kader der hedendaagsche levensbeschouwing 7 Zeker maakt het een groot onder scheid, of men zelf den aanval op eigen erf moet weren, dan volstaan kan met belangstellend toezien, hoe anderen het doen, onder onwillige, maar toch onvermijdelijke berusting in de nadeelen, door het gestoorde volkenverkeer teweeggebracht. Onze kijk op de dingen is niet dezelfde als die der strijdenden. Geraakten wij onverhoopt in hun toestand, onze gemoedsstemming zou overeenkomst verkrijgen met de hunne, wat betreft de offervaardigheid, verminderd wel licht met de machtsbegeerte, zich richtende naar een overheersching, die zelfs het Romeinsche rijk in het verste stadium van zijn grootheid niet beeft kunnen handhaven. Maar ja, ons verdedigen met alle kracht, onze zonen ten strijde aanmoedigen, niet omdat wij meenen, dat zij zulks nog noodig hebben, maar om hun het diep gevoel in te prenten, dat hun haitslag gelijk gaat met den onze... er is geen twijfel aan, dat zouden wij. Maar alleen in dat geval. Strijdende volken verklaren zich al tijd in hun recht. Niet van hen gaat de verstoring van den vrede uit, de schuld is bij de tegenpartij. Dit merk waardig verschijnsel doet zich ook nu weer voor aan alie kanten, en het maakt dat wij in dien drang om vol te houden tot bet bitter einde, iets vinden wat den indruk, dieo hij op anderen, op onpartijdige buitenstaan ders maakt, wel eenigszins verflauwt. Maar bovendien, bet is ons niet mogelijk de vraag te onderdrukken: Is het wel waar? De bladen vermel den wel merkwaardige uitingen van onverzettelijk verweer, mogelijk ge maakt door vaste besluiten tot onbe grensde oilers, maar dat is de oflici- eele teekening van de volksziel. Er is nog een andere, die zij ons ook niet onthouden, en die belijnd wordt door de roerende klachten over doorgestane ellende in de landstreken, door vijan delijken voet betreden, door de ang stige vrees voor de toekomst, waarin men buiten die gewesten zich gedom peld ziet. Er worden, om te doen zien, dat de overwinningszekerheid niet slechts in de Kabinetten en in de Hoofdkwartieren is geproclameerd, maar ook vlamt in de harten der strijdenden, soldatenbrieven afgedrukt, die getuigen van opgewektheid, zelfs in de afmatting van den loopgraven- strijd, en die het doen voorkomen als bad rnen daar half bedolven in modder, een leven vol aangenaam heden Het is niet goed, dergelijke beschouwingen te verspreiden; men doet er onrecht mee, onrecht aan de dapperen, die met ongehoorde inspan ning hun leed ondergaan, onrecht aan de waarheid, die er tegen in verzet moet komen, dat een kleurtje wordt gespreid over net afschuwelijke. Het is niet tekort doen aan de giootschheid van een offer, wanneer het in zijn volle zwaarte wordt voor gesteld, en blinkt de geestkracht, die belet er over te treuren, niet minstens even helder, wanneer bet verlangen opwelt naar een uitkomst, die het verder onnoodig maakt? Van weerszijden wordt aangestuurd op machtsverplettering, op uitputting, op uithongering van de tegenpartij. Men kan het er wel voor houden, dat dergelijke vriendelijke neigingen in alle oorlogen op den voorgrond hebben gestaan, al heeft men ook aan het eind, bij het sluiten van den vrede, zich met iets minder moeten tevreden stellen. Erkend moet echter worden, dat, evenals in alles, de hedendaagsche menschheid groote vorderingen ge maakt heeft in de kennis tan en de beschikking over middelen, om aan bedreigingen van die kracht uitvoering te geven. Men beweert, dat deze strijd- methode niet zeer ridderlijk is, en dat in vroegere tijdperken het anders ging. Och toen was alles op minder Igroote schaal, en ook dit. Ook toen werden tot belegerde steden de toe voerswegen voor levensmiddelen af gesneden, om tot overgave te dwingeD, als de honger alle verder verweer onmogelijk bad gemaakt, waarna too- ueelen van moord en plundering en brandstichting aanvingen, zooals ja, laten wij geen vergelijkingen maken wij weten te weinig zekers van de geschiedenis van bet laatste halfjaar. En wanneer wij nu, na dit alles in vogelvlucht overzien te hebben, een antwoord trachten te vinden op de vraag, of inderdaad de volksziel zich uitspreekt in dien woesten vemielings- drang, die den tegenstander van den aardbodem zou willen zien verdwijnen, liever dan door met hem in overleg te treden aan den te kwader uur begonnen strijd een eind te zien komen, dan moeten wij de van hoogerhand gesuggereerde begeerte naar machts vermeerdering trachten uit te scha kelen. Men weet volstrekt niet, of eenige natie haar deelt. Daar zullen er zijn, wier persoonlijke, meest stofle- lijke belangen er door gebaat zouden worden en dezen voeren bun aanspo ringen tot volhouden bij de officieele opzweeping. Maar zouden werkelijk de onderscheiden objecten van den strijd, zooals die tot onze kennis komen, den strijdende zoodanig interesseeren, dat zij daarin de onafwijsbare voor waarden zien voor het behoud van huu land, voor hetwelk zjj de held haftige toewijding aan den dag leggen, hun strijdvuur doen opgloeien lot laaiende vlam? De oorlog brengt het bestaan van groote eigenschappen aan het licht. Maar het lijkt ons allesbehalve zeker, dat alleen de oorlog er toe in staat zou zijn. De sterke aandoeningen, die bij teweegbrengt onder de dreiging met onmiddellijk gevaar, doen ze plotseling ontwaken, maar zij voeren ook haar tegeuhangsters aan; de drang om oilers te brengen gaat ver gezeld met de begeerte om ze te eischen, en er is tusschen de veelgeprezen doodsverachting en den hartstocht van levensvernieling, een sterke ver binding. Voor den opbouw der maatschappij door veredeling van het menschen- geslacht en verbetering van den toe stand, waarin het verkeert, zijn die zelfde groote eigenschappen onmisbaar, is alzoo strijdvuur noodzakelijk. Be twijfeld is, of het in vollen vrede helder genoeg opvlamt. In menige periode der geschiedenis geraakte het inderdaad te zeer onder de ascb om tot kloeke daden te doen ontgloeien, waarop dan schokken volgden om algeheele verstikking te weren. Het opgroeiend geslacht krijgt de opgave anders. Het zal in de over eenstemming der volken de kracht tot gemeenschappelijke ontwikkeling moeten vinden, en daarin de vurige geestdrift brengen, die groote offers licht maakt. Amerikaansche persstemmen. De New-Yorksche Tribunede nota besprekend, welke door den Duitscben gezant, graaf Bernstorff, werd over handigd, verklaart, dat de vraag om trent bet recht van de Vereenigde Staten om voedsel naar Duitschland te zenden, direct met Engeland zal wor den uitgemaakt, terwijl de kwestie aan gaande het recht van Amerikaansche schepen om ongeblokkeerde Engelsche havens binnen te vallen, onder de bepalingen der internationale wetten, met Duitscbland zal wurden besproken. »Als de verklaring tot oorlogsgebied inderdaad Donderdag van kracht wordt, dan moeten de rechten der Ameri kaansche schepen toch geëerbiedigd worden en als zij getorpilleerd worden, dan zal Duitschland de logisch daaruit voortvloeiende gevolgen moeten dra gen. De New- York Times schrijft»Als Duitscbland niet genoeg te eten heeft, dan is blijkbaar de tijd gekomen, dat Historisch romantisch verhaal. De Bructeren stortten zich in wigvorm van den dam welken ik in den Rijn had laten werpen en tastten de Romeinen met zulk een geweld aan dat zij in wanorde geraakten. Zij zouden stellig het onderspit hebben gedolven als er geen verraad was gepleegd. Terwijl de strijd op zijn hevigst was, hoorden wij het krijgsgeschreeuw onzer vijanden achter ons. De vijanden hadden met twee afdeelingen een omtrekkende beweging gemaakt en vielen ons in den rug aan. Een panische schrik beving de mijnen. Wat ik en de andere legerhoofden ook deden om een algemeene vlucht te voorkomen, het baatte niet. Alle Germanen vluchtten over den Rijn. Cerealis had overwonnen. En hoe kwam het, Claudia, dat de Romeinen een weg naar een droog punt achter onzen rug hadden kunnen vinden? Later vernam ik het. Een Batavier had ons, zijn stamgenooten, ver raden. Hij was naar Cerealis gegaan en had dezen aangeboden hem een weg te wijzen waar langs hij ons in den rug kon aan vallen." „Die ellendige," riep Claudia rood van verontwaardiging. „Het was maar een eenvoudige landman, hij was slechts een werktuig. De man die hem stuurde, was de ware schuldige." „En wie was dat?" vroeg Claudia angstig, als zei een voor gevoel haar dat zij iets zeer grievends zou vernemen. „Die man was Briganticus," antwoordde Civilis somber. „Uw neef Briganticus, die niet vergeten kan dat ik hem op uw ver langen uw hand geweigerd heb en die sedert dien tijd naar de Romeinen is overgeloopen en een legerafdeeling aanvoert." Claudia keek een oogenblik ernstig voor zich en sprak toen met eenigszins onvaste stem „Het is wel een droevige gedachte te weten dat mijn weige ring zijn echtgenoote te worden, zulk een noodlottigen invloed op den voorspoed onzer wapenen heeft geoefend." Civilis zag haar een wijle ernstig in het schoone, bleeke gelaat. De pijnlijke uitdrukking van dat gelaat trof hem hij voelde behoefte zijn zuster ieta opbeurends te zeggen en het maakte hom bijna gelukkig dat hij in staat was dit te doen. „Maar aan den anderen kant hebt gij ons zooveel geluk ge bracht," zei hij. „Ik," riep Claudia verheugd, verbaasd. „Ja, want zonder u zou Brinio voor mij en mijn zaak nimmer zijn geworden wat hij thans is. De vriendschap van Brinio heeft mij het onverbreekbaar bondgenootschap der Kaninefaten bezorgd. Zijn moeder Sorana heeft mij de Chaucen als bondgenooten aan gebracht. Zij is een Chauce en de faam van Brinio's vader die den Iaffen wreedaard, keizer Caligula in het gezicht durfde uit lachen, had zulk een machtigen invloed op de Friezen, dat zij toen zij hoorden dat Brinio de vaan van den opstand ontrolde, onmid dellijk bereid waren hem en dus ook mij te steunen. Maar dit alles is niets bij de groote diensten welke Brinio mij nog dezer dagen heeft bewezen. Cerealis kwam kort geleden op de gedachte mij in den rug te bestoken. Hij zou het veertiende legioen uit Britannië doen komen en de schepen den Rijnmond laten binnen vallen. Nauwelijks lagen de schepen echter in den Rijn of Brinio besloot de vloot aan te tasten. Begunstigd door de duisternis naderde hij met zijn krijgers den oever en zijn mannen stortten zich in do rivier. Snel zwommen zij naar de schepen en beklommen die. De overrompelde Romeinen vochten met den moed der wanhoop en hoewel velen sneuvelden, wisten toch vele anderen naar den oever te ontsnappen. De Kaninefaten vervolgden hen slechts zwak, zij besteedden hun krachten aan het vernielen der schepen. De onderneming waarop Cerealis zoo veel vertrouwen had ge-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1