BINNENLAND
Plaatselijk Nieuws.
Gemengd Nieuws.
geen wijziging in het gestelde in de
order van 24 September 1.1. B. L. No.
1790.
Na den oorlog.
Wat nu reeds helder tot het be
wustzijn van ons volk moetdoordringen
is naar de Standaard meent
dat de vrede die straks komt, een
geheel anderen toestand zal inluiden,
dan waarin Augustus ons vond.
De verdediging van onze Koloniën
zal ganschelijk herschapen moeten
worden.
Het Departement van Marine zal
ons verweer te water ook op onze
kusten en in onze havens radicaal
moeten omzetten.
De 400.000 man van Servië zullen
ons land, dat meer dan ééns zoo
steik in bevolking is, niet langer
mogen beschamen.
We zullen óf zelf geschut moeten
fabriceeren, óf 't van buiten af in
zulk een voorraad op moeten slaan,
dat wij reserve hebben om 't verloren
geschut te vervangen. Alle voorraad
voor vloot en leger zal meer dau te
verdubbelen zijn.
En zelfs voor de volksvoeding, zal
steeds zulks een voorraad op onze
erve aanwezig moeten zijn, dat, al
sloot men al onze grenzen af, toch
geen honger ons tot overgave dwingeD
kon.
Aangenomen zegt bet Centrum
dat de cijfers, door den Standaard
ter ondersteuning van zijn redeneering
aangevoerd, onder elk opzicht juist
ziju, dan nog lijkt ons een vergelijking
van ons land met Servië niet zeer ge
lukkig.
Alle Balkan-staten verkeeren in een
exceptioneele positie en Servië niet
het minst.
Het streeft naar uitbreiding en ver
overing, heeft in de jongste veertig
jaren niet minder dan vijf keeren oor
log gevoerd en zal vermoedelijk ook
in de toekomst nog meermalen naar
het zwaard moeten of willen grijpen.
Bovendien, Servië is een bondge
noot, om niet te zeggen een schild
knaap van Rusland, welke zaak het
op den Balkan voorstaat.
Kau men ze nu zulk een natie,
welke nog in haar groei-periode ver
keert en tot een gewapend element
geworden is der slavistiscbe politiek,
naast Nederland stellen?
Streven ook wij naar uitbreiding
en verovering?
Staan ook wij naast of in dienst
van een groote mogendheid?
Is ook ons land een brandpunt van
internationale politiek?
Het lijkt er weinig op!
Onze rol zoo bij uitstek paci-
fiek is een geheel andere, en onze
positie ook.
Wij wenschen van geen enkele
groote mogendheid de bondgenoot of
secondant te zijn, noch haar spel te
spelen, of haar gunst te genieten.
Zouden wij tot Duilscbland, Enge-
lang of Ftankrijk in een veihouding
willen staan ook onder militair
opzicht als Servië tot bet rijk van
van den tsaar
Wij wenschen niets of niemand aan
te vallen, maar alleen onze zelfstan
digheid en onze vrijheid te verdedigen,
indien zij wordt aangerand.
Ook daarbij verkeeren wij in ge
heel andere omstandigheden, dan de
BalkaDStaat, welken de Standaard
ons tot voorbeeld stelt.
Meer hierover te zeggen lijkt ons
overbodig.
Straks, na den oorlog, in minder
bewogen en zenuwspannenden tijd,
zal men ongetwijfeld zijn voordeel
kunnen doen met de opgedane er
varing, om na te gaan wat verbeteid
moet worden.
Waarbij dan ook dient overwogen
dat kleine staten door zich in de
zwaar9t mogelijke wapenrusting te
steken, licht eenerzijds achterdocht
en anderzijds een belangstelling wek
ken, die beide lastig kunnen worden
voor de rust en zelfstandigheid vaD
hun bestaan.
Het opbrengen van Nederlandsche
handelsschepen.
Onder het hoofd «Bedroevend en
Zorgwekkend« bespreekt Staatsraad
professor mr. A. A. H. Struycken in
het weekblad «Van onzen Tijd« de
gebeurtenissen der laatste weken,
voorzoover zij verband houden met bet
opbrengen der Nederlandsche handels-
schepen.
Wij, neutralen, aldus betoogt de
schrijver, zijn gedoemd, en wennen
daar reeds aan, alleen »ach en wee«
te roepen, wanneer onze eigen belan
gen worden geschaad. En dat nu vindt
in den zeeoorlog op steeds grovere
wijze plaats, en kan door het repre-
saillereeht der oorlogvoerenden niet in
bet minst worden gerechtvaardigd. Ook
al zijn de oorlogvoerenden ten opzichte
van elkander tot de ernstigste repre
saille maatregelen gerechtigd, dit
rechtvaardigt niet in het minst, dat zij
met de rechten der neutralen, wien
zij niets hebben te verwijten, den spot
drijven.
De toestand der neutrale volken is
bedroevend, aldus besluit professor
Struycken zijn artikel, de Duitsche
maatregelen maken hem steeds meer
zorgwekkend.
Bommen, geworpen naar Nederland
sche schepen, twee Nederlandsche
schepen aangehouden en zonder con
trabande opgebracbt, één Nedei laridsch
schip, eveneens zonder contrabande, in
den grond geboord zonder berging der
bemanningdat alles in enkele dagen
tijds.
Onze handel en scheepvaart toonen
een bewonderenswaardige veerkracht;
een neutrale staat kan veel verdragen,
zoolang de opzet der oorlogvoerenden
niet op de krenking zijner belangen
en rechten is gericht; om «incidenten»
maakt men geen oorlog; door veront
schuldigingen rechterlijke tusschen-
komst, schadevergoeding, kan veel
onrecht worden goedgemaakt.
Maar alles heeft zijn grenzen.
De thans heerschende spanning kan
zich in enkele dagen oplossen.
Worden evenwel de incidenten tot
systeem, dan mag niemand in ons land
zijn oogen sluiten voor bet feit, dat de
dag kan komen, waarop onze waardig
heid als zelfstandige staat, misschien
ook onze economische nood, kunnen
vorderen, dat wij ons niet met een
protest tegen het onrecht, dat wij
lijden, tevreden stellen.
Aan bet convooi, hoe netelige maat
regelen ook, zal dan in de eerste plaats
moeten worden gedacht.
Of erger daaruit zal voorkoman. zal
niet van ons afhangen, maar daarvan,
wat de oorlogvoerenden met het on
recht, dat ze tegen ons begaan, wer
kelijk voor hebbtn.
Het bericht omtrent het achter
wege blijven van feestelijkheden bij
de gemobiliseerde krijgsmacht op de
in deze maand vallende verjaardagen
van leden van het Koninklijk Huis,
moet aldus opgevat worden, dat op
die dagen geen bijzondere feestelijk
heden bij de krijgsmacht zullen plaats
hebben, maar overigens zullen de
werkzaamheden op die dagen tot het
hoogst noodzakelijke worden beperkt.
Zeilen tegen wind in.
In een Zaterdag te Leeuwarden
gehouden vergadering, door het be
stuur der Friescbe Federatie van
schippersvereenigingen in Friesland en
het bestuur van de scbippersvereeni-
ging Schutlevaer hier te lande, ten
einde te bespreken het oprichten eener
naamlooze vennootschap, strekkende
om het apparaat «Rechtlijnig tegen den
wind inzeilen« (na gehouden welge
slaagden pioeftocht) aan te koopen,
werd, naar het «Leeuw. Nbld.t meldt,
voorwaardelijk besloten hiertoe over
te gaan.
De commissie van deskundigen be
slaat uit de heerènJ. de Ruiter,
Oenkerk; M. Tangerman, Veenwouden;
G. S. Vlieger, Amsterdam. Op de ver
gadering werden hieraan nog toege
voegd de heeren Muller, hoofdinspec
teur der scheepvaart en H. v. d. Zee,
te Sneek, die daarvoor zullen worden
aangezocht.
Inmiddels heeft de heer J. K. Ei-
zinga in de «N. Rott. Ct.t de volgende
bijzonderheden medegedeeld omtrent
zijn vinding:
Het meest doelmatig kan het ap
paraat worden aangebracht vóór op
het vaartuig. Zulks om het meeste
effect van de windkracht te krijgen
op het «tegen-wind-zeilï en tevens
om zoo weinig mogelijk ruimte op het
schip in te nemen. Er zal dan tevens
een mast moeten woiden geplaatst
Het «tegenwind-zeilt doet over alle
tot dusver hinderlijke hoeken, de
krachtrichting met die van het schip
samenvallen.
Als bet «tegen-wind-zeilt heelemaal
is uitgetrokken, is de vorm er van
ongeveer rond en de oppervlakte er
van misschien iets kleiner dan die
van bet gewone tuig (zeil en fok te
zamen, in verhouding tot het schip).
De kracht en de snelheid, die het
apparaat te weeg kan brengen, zijn
ongeveer als bij het zeilen door zij
wind; ten minste bewoog zich het
miniatuur-apparaat, bij een stevigen
winddruk, met een snelheid als van
een voetganger,rechtlijnig daar tegen in.
Aangezien het «ttegen-wind-zeilt is
gebaseerd op windrichtingen, die voor
het gewone tuig kwalijk bruikbaar,
of, zooals het recht in den wind,
totaal onbruikbaar zijn, zal het ge
wone tuig kunnen blijven bestaan.
Wanneer de wind min of meer mee
is, zal dit (proeven moeten't nog uit
maken) hoogstwaarschijnlijk beter
werken dan het «tegen-wind-zeilt.
Bij aanbrpnging van dit apparaat zal
de slag (lijn van topmast naar voor
kant schip) eenigszins moeten worden
gewijzigd.
De mogelijkheid, om door den wind
druk in denzelfden wind op te komen,
berust op wat men noemt «de kracht
in het parallellogram«, die nu twee
maal wordt toegepast (bij zijwind
éénmaal, «snijding» van wind en water)
en dan in de juiste maat, zoodat de
tegendruk van den wind bijna nul
wordt en op een andere manier actief
wordt gebruikt. De uitkomst is dus:
bijna geen tegendruk, daar die wordt
«omgezeit en alsdan werkt in de rich
ting van het schip in vooruitgaande
richting.
Bij het passeeren van bruggen en
bochten kan de schipper, ook bij het
roer door touw en blok (evenals bij
voor- en zijwind), het «tegen-wind-
zeilt meer of minder trekken over de
lengte van bet schip, zoodat bij brug
gen de passage vrij is, en bij bochten
het «zeilt altijd zooveel mogelijk vol
staat.
Waait het te bard, zoodat men moet
strijken, dan kan men, door aan een
touw te trekken, ook heel gemakkelijk
het windvlak verminderen. Moet het
geheel bij elkaar, dan gebeurt dit in
de lengte van den mast, zooals bijv. bij
een paraplu in de lengte van den stok.
Moet ook de mast gestreken worden,
dan kan een en ander te zamen wordet
neergelaten.
Wanneer men tegen den wind in
zeilt en de wind of de baan van het
schip gaat zooveel draaien, dat het
weer min of meer vóór den wind wordt,
dan kan bet zijn, dat het gewone tuig
beter werkt. Men gaat dan eenvoudig
verwisselen.
Bij recht in den wind maakt het
vlak van het »in-den-wind-zeilt een
rechten hoek met de richting van hei
schip, dat flink vooruitgaat.
Wanneer het octrooi kan worden
verkregen, is nog niet te zeggen, maar
volgens een bericht van den Octrooiraad
behoeft het lang geen jaar te duren.
Ter gelegenheid van den ver
jaardag van Koning Albert zal Don
derdagavond in de Keizerskroon door
de geïnterneerden een feestelijke avond
georganiseerd worden met medewer
king van de Sympbonie der Geïnter
neerden en van de beeren Merlot
(baryton), Freelinx (violoncel), Mam-
bouig (viool), van Lierde (mandoline),
van de Caen (monoloog).
De opbrengst van deze soiiée komt
ten bate van het Vluchtelingenco
mité.
Zilverbons 1
Denk er aan: de oude zilverbons
van f 1 en f2.50 zijn gisteien (Dinsdag)
ingetrokken en tot 15 April a.s. tegen
wettig betaalmiddel nog in te wisse
len bij ontvangers der directe belas
tingen alsmede aan de postkantoren
(met inbegrip van de bijkantoren).
Zilverbons van f5 zijn niet meer in
te wisselen.
Er komen alleen nieuwe zilver bons
van f2 50.
Het plaatselijk steuncomité beeft
gedurende de maand Maart aan giften
en vaste bijdragen ontvangen f3588.67.
aan subsidie van het Kon. Nat. Steun
comité te 's-Gravenhage f 453.34, ter
wijl de verkoop van vogelnestkastjes
f7 70 heeft opgebracht. Totaal dus
(4049.71.
Het totaal bedrag der ontvangsten
is daarmee geklommen tot f 33265.86'/i.
Bij de Zondag te Apeldoorn ge
houden wielerwedstrijden, behaalde
onze stadgenoot v. d. Biezenbos den
eersten prijs in den wedstrijd over
1 K.M.
Biermop van Bismarck.
Toen Otto Edward Leopold van
Bismarck 100 jaar geleden geboren
werd, schreven zijn ouders aan hun
vrienden
«Verzoeke van gelukwenschen ver
schoond te blijven!®
Waarom? Het geval gebeurde op
1 April. De ouders waren voor een
Aprilviscbje bang. Btsmarck heeft zich
echter ontpopt tot wat beters. Niette
min had hij zfjn eigenaardige eigen
schappen. Hij vereerde bovenmate bet
bier. Hijzelf vertelde eens dat
Deifllinger, een zijner voorouders, later
veldmaarschalk, doch aanvankelijk
kleermakersleerling, als jongen uitge
stuurd werd om een pot bier te halen.
Onderweg dronk de jongen het bier
op. Zijn woedende baas vroeg hem,
wat dat beduidde en de jongen ant
woordde
Baas, ik beken, dat ik het bier
opgedronken heb, maar ik deed 't op
het heil van bet vaderland."
Die mop vond Bismarck altijd prach
tig en bij vertelde ze overal. Hij had
zelfs een zilveren bierkroes Isten ma
ken, die den kop van Dei Slinger voor
stelde.
Een die wat meemaakte.
In Maastricht vertoeft sedert eenige
dagen een Belgisch soldaat, die al heel
wat heeft medegemaakt, meermalen
gewond werd in den oorlog, tenslotte
krijgsgevangen werd gemaakt, doch
wist te ontvluchten.
Zijn staat van dienst komt in het
kort op bet volgende neer:
Van den aanvang van den oorlog
was hij in den strijd geweest. Aan de
Yserlinio werd hij gewond aan hand
en schouder. Hij werd naar een hos
pitaal gebracht en keerde weer terug
in de vuurlinie. Kort daarop brak hij
een been; eenigen tijd later weer terug
naar het front, gevangen genomen
door de Duitschers en naar een kamp
in Duitschland overgebracht. Uit dat
kamp gevlucht in de uniform van een
Duitsch soldaat en in België terecht
gekomen. Weer willende teruggaan
naar Nederland, om zich daarna, zoo
mogelijk weer bij het leger te voegen,
werd hij door de Duitsche grenswacht
nabij Maastricht wegens volslagen ge
brek aan papieren aangehouden. Een
der Duitsche soldaten sloeg bij tegen
den grond, kreeg een prik met de
bajonet en sloeg op de vlucht. De hem
nagezonden kogels troffen geen doel;
in Maastiicht liet bij zijn wonde ver
binden.
Echte uitbrekers!
Eenige dagen geleden werd zekere
G. uit Slekete, omdat hij gepoogd
had een paar Belgen over de grens
te helpen, door de Duitschers opge
pikt en in de wacht te Koewacht ter
verdere opzending gevangen gehouden.
Hij wist echter door zich uit een raam
te laten vallen te ontsnappen en in
een dolle vlucht van een 6U0 M. door
de wachten heen de Hollandsche grens
te bereiken.
De Duitschers zochten hem natuur
lijk tevergeefs in zijn woning, doch
onden daarin tot hun verbazing een
Belgisch soldaten-uniform en een ge
weer van G.'s uit het leger achter
gebleven zoon, die zich juist thuis
bevond.
Deze werd onmiddellijk aangehou
den, naar Lokeren getransporteerd
en daar in een gevangenis opgesloten.
Maar ook hij wist gebruik te maken
van een oogenblik, dat zijn bewaker
even insliep en naar 't voorbeeld van
zijn vader de gevangenis te ontvluch
ten. Goed bekend in de streek natuur
lijk vluchtte bij in den nacht in
zenuwachtige gejaagdheid in de rich
ting Koewacht, waar bij na een ge
vaarvollen tocht in den nacht van
Donderdag op Vrijdag over onze grens
arriveerde.
„Hoe lang is het geleden sedert u er was? Ik weet wel van
Claudius dat gij er geweest zijt, maar niet wanneer?"
„Oh," hernam Sorana, „dat is bijna veertig jaar geleden. Het
was onder Tiberius. Ik heb den tocht met Germanicus en
Agrippina medegemaakt. Het was een zegetocht van Castra
Vetera af tot Rome toe. Hij was zoo bemind hier, Germanicus,
en zijn gemalin niet minder. Toen het bericht kwam dat hij
Neder-Germanië ging verlaten, daar hij naar Rome was opge
roepen, liep alles uit. Voornamen en geringen betuigden hem
om het ijverigst hun genegenheid. Zelden is iemand zoo bemind
geworden door de bewoners dezer streken als Germanicus. Toen
de reis begon, stond de oever van den Rijn bezaaid met toe
schouwers, die hem een laatste vaarwel kwamen toewuiven en
in hun afscheidskreten hun dankbare gehechtheid toonden. Overal
in Germanië tot aan den voet der Alpen toe liepen van alle
plaatsen de menschen uit om hem te zien en zijn weg met
bloemen te bestrooien. Wij trokken over de Alpen. Gij zijt niet
over de Alpen gegaan, wel Claudia?"
„Neen, wij hebben den weg door Gallië genomen."
„Nu het zijn ijzingwekkend hooge bergen en ik gevoelde er
mij niets thuis. Wij daalden in de vlakte van Cisalpina af. Hoe
heerlijk was het daar. Marmeren huizen en bruggen. Groote
bloemenvelden. Bosschen van moerbezie- en olijfboomen. Overal
werd Germanicus toegejuicht. Mijlen van Rome kwamen reeds
groote troepen menschen ons te gemoet om hem te begroeten.
Eindelijk waren wij er en begonnen de feesten. Wel, wel, wat
heb ik toen genoten. Wat stond ik verbaasd over Rome, over
al die pracht en rijkdom, die groote gebouwen, die tempels,
poorten, waterleidingen enz."
„Hoe kwam het toch Sorana dat gjj met Germanicus mede
trokt
„O, ik was natuurlijk nog een jong meisje. Mijn vader, een
dapper krijgsman der Chaucen, volgde den Romeinschen veld
heer en ik mocht mede. Ik was steeds in een der wagens welke
met krijgsvoorraad en levensmiddelen volgden."
„De Chaucen waren bondgenooten der Romeinen tegen Armi
nius, niet waar?"
„Ja, evenals de Batavieren en Friezen, streden wij tegen
Arminius. Na den eersten tocht van Germanicus tegen Arminius
gingen de voornaamsten van mijn stam den Romeinschen veld
heer opzoeken en boden hem een bondgenootschap aan. Germa
nicus stemde verheugd toe. Op den oever van den Weser werden
twee altaren opgericht, één voor de goden der Romeinen, één
voor Wodan. Het bondgenootschap werd toen bezworen. Toen
Germanicus vertrokken was naar Colonia Agrippina, viel echter
Arminius mijn stam op het lijf, Germanicus vernam dat en kwam
ons dadelijk te hulp. Uw volk en de Friezen schaarden zich
weder aan zijn zijde en ten tweeden male werd in Germanië
doorgedrongen. Nu werd Arminius opnieuw verslagen en wel
zoo dat zijn macht gebroken was. De veldteekenen der Romeinen,
de gouden adelaren welke in den strijd onder Varus waren ver
loren, werden teruggevonden. Do blijdschap van Germanicus
toen hij die dierbare teekenen van Rome's macht en roem weder
in zijn bezit had, kende geen grenzen. Hij liet penningen slaan
waarop dit heuglijk feit werd vermeld. Ik heb zulk een penning
nog, ik zal hem u laten zien.
Sorana klapte in de handen. Een harer vrouwen verscheen in
de deur van de hoeve. Sorana riep haar tot zich. Toen zij ge
naderd was, zei ze
„Nanthilde, haal den penning eens van den goeden Germanicus."
Nnnthilde lachte en keerde zich om ten einde den penning te
gaan halen. Hoe dikwijls was zij reeds niet met zulk een bood
schap belast. Altijd als er vreemden op de hoeve kwamen, liet
Sorana den penning zien. Even daarna kwam Nanthilde terug
en gaf een klein muntstukje aan Sorana.
Deze reikte het Claudia over: „Gjj kent Latijn Claudia, lees
eens wat er op staat."
Claudia bekeek het muntstukje aandachtig.
Aan de eene zijde stond Germanicus met een arendstandaard