NIEUWE
IÉT Nieuws- en Advertentieblad ^ÉT
voor de Provincie Utrecht.
Te oorlog.
No. 73.
Zaterdag 11 September 1915.
44e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EK ZATERDAG.
KAART VAN NEDERLAND.
FEÏÏILLETON.
PRINSES THEUDESINDE.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1*25.
Afzonderlijke Nummer» 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Laugestraat 77. Telephoonn. 69.
ADVERT ENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
UITSLUITEND VOOR DE LEZERS
VAN DIT BLAD.
Tegen inwisseling van de BON voor
komende op de derde pagina van dit
nummer, kan men aan ons Bureau,
tegen betaling van vijf en twintig
cents bekomen een tot den laatsten
tijd bijgewerkte
Deze Kaart in acht kleuren gedrukt
heeft eene afmeting van 71X85 c.M.
Bij toezending van 40 cents wordt
deze Kaart franco per post toegezonden.
Voor niet lezers is de prijs een
gulden.
Rusland zal volhouden tot het einde.
Een redacteur van het te Stockholm
verschijnendepro-Russiscbe blad »Da-
gens Nyheter» heeft een onderhoud
gehad met den voorzitter der Doema,
Rodsjanko.
RodsjaDko verklaarde, dat er geen
sprake van was, dat Rusland den oorlog
zou opgeven, tMisschien moeten wij
vijftien jaren strijden. Misschien zullen
wij Petersburg en Moscou opgeven.
Maar als het noodig is, zullen wij achter
den Oeral strijden. Strijden echter zul
len wij, ook al mocht Zweden ons over
vallen. Van vrede geen sprake. Dat zeg
ik, de president der Doema. Er is geen
enkel lid van de Doema, dat den vrede
wenscht, geen enkele boer, die niet
wil, dat wij den oorlog uitvechten. Wij
hebben immers nog 12 millioen sol
daten en wij zullen strijden tot den
laatsten droppel bloed en niet op
houden, zoolang zich nog één Duitsch
soldaat op Russischen bodem bevindt
Wij zullen den oorlog voortzetten tot
wij Constantinopel hebben geen hand
breed Russischen grond staan wij af en
Constantinopel zullen wij hebben. Dat
zegt u de president der Doema.<r
Cruppi, de vroegere Fransche minis
ter van buitenlandsche zaken, heeft
volgens een telegram uit Boekarest aan
de sFrankf. Ztg.<r tegen eenige journa
listen gezegd, dat de Duitschers ver
keerd onderricht of krankzinnig zouden
zijn, als zij voor den regentijd en de
winterkoude tot in het hart van Rusland
zouden willen doordringen. Het Rus
sische leger heeft groote verliezen ge
leden, doch reeds is een millioen
nieuwe recruten opgeroepen en ge
wapend. De tsaar heeft tot Cruppi
gezegd, dal Frankryk kon rekenen op
zijn wil om tot de zegepraal vol te
houden.
Polen's zelfbestuur.
Gelijk bekend is, heeft de Russische
minister-presidentGoremykin indertijd
de autonomie van Polen afgekondigd
en Doema en Rijksraad ontvingen deze
tijding met gejuich. Dit gebeurde op
het oogenblik, dat de Duitsche troepen
voor de poorten van Warschau ston
den. Na den val van Warschau en het
vooruitrukken van de Duitsche legers
in Polen, heeft Goremykin aan den
Poolschen graaf Wielepolski een plan
overhandigd, waarin de grondslagen
voor de Poolscbe autonomie waren uit
gewerkt. De Poolsche groep in den
Rijksraad is nu samengekomen en beeft
een ontwerp aan Goremykin over
handigd. Hierin zijn de volgende be
ginselen naar voren gebracht. Ten
eerste Polen is onafscheidelijk aan Rus
land verbonden en staat onder den
schepter van den tsaar. 2°. Het bestuur
wordt uitgeoefend door een stadhouder,
die uitsluitend verantwoording schuldig
is aan den tsaar. 3°. Het autonome
Polen beeft zijn Landdag, overeen
komend met de Doema, en zijn Senaat,
overeenkomend met den Rijksraad. 4».
De ministers van buitenlandsche zaken,
van marine en van oorlog zijn voor
Rusland en Polen dezelfde personen.
5°. Het ligt niet in de bedoeling voor
Polen een zelfstandig muntwezen in te
richten. 6°. Alle plaatselijke besturen
zullen uit Polen bestaan. 7°. Polen
draagt bij in de rijksuitgaven in ver
houding tot het aantal zijner bevolking.
Er zal een ambt van Poolscb staats
secretaris worden geschapendeze
staatssecretaris zal de rechten van een
minister bezitten en hij zal alle minis
terraden bijwonen, ook indien slechts
rijksaangelegenheden zullen worden
behandeld. 9o. De nationale vraag
stukken van bet koninkrijk, in het
bijzonder het Joodsche, zullen door het
autonome Polen zelfstandig worden
opgelost. 10°. Burgerlijke rechtspraak
en maatregelen van bestuur zullen naar
Hongaarsch model worden georgani
seerd.
De toestand aan het westelijk front.
In de Italiaansche militaire revue
Preparazione, schrijft kolonel Barone
die dezer dagen een bezoek aan het
front in Frankrijk gebracht heeft en
door generaal Joffre ontvangen is, het
volgende
Er zijn der zake kundigen en tot
hen kan men ook den Franschen opper
bevelhebber rekenen, die meenen, dat
men onder de huidige omstandigheden
zonder eenig gevaar het oogenblik
voor het groote offensief op het wes
telijk front kan uitstellen, teneinde
het, wanneer er eenmaal een begin
mede gemaakt is, door te zetten, zon
der onderbreking tot het succesvolle
einde. Fr is aan den anderen kant
een meer ongeduldige minderheid aan
het hoofd, waarvan zich overigens
eenige voorname politieke personen
bevinden, die er vóór zijn onmiddel
lijk handelend op te treden. Wie heeft
het nu bij het rechte eind?
Kolonel Barone meent, dat het de
eerstgenoemden zijn. Duitschland, dat
zijn opmarsch in Rusland voortzet,
loopt een zekere catastopbe tegemoet.
En zoodra dit plaats heeft, is het tjjd
om door een beslissenden slag tus-
scbenbeide te komen.
Zoo aldus eindigt kolonel Barone
beschouwt, naar ik meen, het En-
gelsch-Fransch legercommando den
toestand, en ik durf er aan toevoegen,
dat de opperbevelhebber der Russi-I
sche legers verre van zich in den steek
gelaten te voelen, eveneens deze mee
ning is toegedaan.
De ongeduldigen in Frankrijk en
elders moeten dus de keuze van het
oogenblik overlaten aan hem, die er
voor verantwoordelijk is. De Fransche
generalissimus slaapt niet en hij ver
dient het meest volkomen vertrouwen.
De Temps over vredespogingen
der neutralen.
Onderden tilel verdachte pogingen*
bespreekt de Temps de resoluties,
door den Nederlandscben Anti-Oorlogs
Raad genomen, ter gelegenheid van
den verjaardag van het uitbreken der
vijandelijkheden. Deze resolutie beoogde
voornamelijk, dat de Nederl. Regee-
ring het initiatief zou nemen tot een
conferentie, waaraan de bijzondere
vertegenwoordigers der neutrale mo
gendheden zouden deelneme, ten einde
de bemiddeling voor te bereiden en
te gelegener tijd in te leiden.
De Temps aanschouwt deze actie
met wantrouwen en hekelt op scherpen
toon de mannen, die bet zeer natuur
lijk schijnen te vinden, dat de vrede
wordt voorgeschreven door hen, die
niet strijden, die in dezen oorlog niets
gewaagd hebben, die niets ten offer
hebben gebracht aan de zaak van
recht en vrijheid. Terwijl de dapper
heid der verbonden legers de zege
praal zou verzekerd hebben aan Enge
land, Rusland, Frankrijk, Italië België
en Servië, zouden het de neutralen
zijn, die van de worsteling slechts de
financieele en industrieele voordeelen
gekend hebben, voortspruitende uit
den handel in de contrabande, ten
gunste onzer vijanden, die beslissen
zouden, onder welke voorwaarden deze
zoo duur verworven overwinning den
vrede zou moeten verzekeren
Het blad spot met het beroep van
den Nederl. Anti-Oorlog Raad op de
regeering van Venezuela en op het
internationaal vrouwencongres, welke
het denkbeeld eener confeientie opper
den, doch wier meening onder de
bestaande omstandigheden nu juist
geen buitengewoon groot gewicht in
de schaal legt.
De kanonnen op de „Lusitania".
Gustav Stahl, zoo wordt uit New
York geseind, heeft bekeüd zich aan
meineed schuldig gemaakt te hebben
in verband met de door bem afgelegde
beëedigde verklaring, dat bij 4 kanon
nen op de jLusitaniav had gezien.
Stahl's beëedigde verklaring was een
der verklaringen, die door giaaf Bern-
storfi aan het Amerikaansche mini
sterie van buitenlandsche zaken werden
overgelegd, ten bewijze van de be
wering van Duitschland, dat de sLusi-
taniair gewapend was.
Een bezoek aan Reims.
Rudyard Kipling, de bekende Engel-
scbe schrijver, heeft een bezoek aan
Reims gebracht en geeft zijn indrukken
als volgt in de »Daily Telegraphtr weer:
Het is geen hieroglypbenscbrift, dat
wij lezen, hier in Reims. De kathedraal
spreekt duidelijke taal. Daar staat zij,
verminkt, blind, uitstekend boven het
geen van bet aartsbisschoppelijk paleis
over is en boven de puinhoopen van de
in elkander geschoten huizen.
Zij hebben haar gebombaideerd en
bombardeeren haar nog steeds met
brisant- en brandgranaten, zoodat de
beelden en de steenen de kleur van
rauw vleesch hebben aangenomen. De
muren zijn gespleten en geschreurd, de
vensters verbrijzeld, alles is bezoedeld
en overal, waar men heen blikt, ziet
men verwoesting.
En binnen in (zzet uw hoeden
maar op, heeren," zeide de koster, sdit
is niet langer een gewijde plaats")
is alles uitgebrand van het eene einde
tot het andere. Alleen bij de nis, waar
vroeger het beeld van Jeanne d'Arc
stond, slaan nu nog twee kandelaars
en daarbij een Fransche vlag. Het
hoogaltaar is bedekt met vloerkleeden.
De vloer is bedekt met puin, gebro-
lli»torisch romantisch verhaal.
23)
De gemakkelijke houding waarin hij stond, het eene
been eenigszins over het andere geslagen, leunende tegen een
jongen, zilveren berk, de manier waarop hij, terwijl hij tegen
den prachtig gekleeden vreemdeling sprak, het hoofd naar dezen
wendde, met korte levendige beweging, had niets van het stijve,
dat zich onmiddellijk vertoont als eenig ceremonieel in aan
merking wordt genomen. Theudesinde was een en al verbazing.
Zij begreep maar niet wie die vreemdeling kon zijn, noch waar
Dodo was. Plotseling schoot haar evenwel een gedachte door
het hoofd, die haar het hart bijna deed stilstaan en een angstige
uitdrukking in haar oogen bracht. Zij fluisterde, angstig radend,
vragend: Grimoald? Zou hij het wezen; de gevreesde? De man
dien zij nimmer hoopte te aanschouwen, dien zij duizend mijlen
ver wenschte. Een rilling van schrik ging haar door de leden.
Met angstige oplettendheid hingen haar oogen aan de minste
beweging van den vreemdeling. Daar werden de twee paarden
door de hoorigen voor hem en Radboud geleid. Radboud brak
het gesprek af, liet zijn gemakkelijke houding varen, schreed
naar een der paarden en was onmiddellijk in den zadel. De
vreemdeling volgde zijn voorbeeld. Het opstijgen scheen hem
wegens het groote zwaard moeilijk te vallen want een der
hoorigen steunde hem een weinig.
De paarden wendden zich een paar malen rond, de twee
ruiters zeiden nog een paar woorden terwijl zij over de koppen
der paarden bogen en het een of ander aan de hoofdstellen in
orde brachten. Radboud keerde zich tot den abt en Ragenfried,
die onmiddellijk achter hem waren aangereden, en toen zette
hij zijn paard in beweging.
Dit was voor Theudesinde het beslissende oogenblik. Zij hield
den adem in en keek met angstige oogen, als een verschrikte
hinde toe. Zouden zij naar het kasteel toekomen, of reden zij
weg. Do pakpaarden wezen op een lange reis. Reden zij dus
weg dan was het gevaar voor haar zoo al niet voorbij dan toch
voor eenigen tijd geweken.
En Radboud reed weg. Hij sloeg met den hoogen vreemdeling
aan zijn zij, met den abt, Ragenfried en de anderen den weg
naar het Zuiden in.
Een zucht van verlichting ontsnapte Theudesinde's borst. Eenige
minuten stond zij doodstil de ruiters in gedachten na te staren.
Zij werden al kleiner en kleiner, teekenden zich onduidelijker
tegen den blauwen hemel af. Eindelijk zag zij hen niet meer.
In gedachten verzonken stond Theudesinde nog eenige oogen-
blikken aan het venster; toen wendde zij zich om en begaf
zich naar haar kamer.
Bij het binnentreden stond zij voor Hiltrude, die blijkbaar
vergeefs naar haar had rondgezien en juist van plan was de
kamer te verlaten.
Hiltrude wenschte haar meesteres met een bedrukt gezichtje
goeden morgen en overhandigde haar een briefje. Een enkele
oogopslag overtuigde haar dat het een boodschap van Dodo was.
Theudesinde nam het briefje en plaatste zich bij het venster met
den rug naar Hiltrude. Vlug was het ontrold en zij las:
Innig geliefde Prinses
Ik had den moed niet afscheid van u te nemen. Op het
het oogenblik dat gij dit leest, ben ik reeds vertrokken.
Wees overtuigd van mijn onwankelbare liefde voor u. Moge
het lot ons nog eenmaal te zamen brengen.
Uw Dodo.
Hij is dan toch vertrokken," stamelde Theudesinde. „Wan
neer en hoe?"
Zij wendde zich tot Hiltrude. „Hoe komt gij aan dit briefje?"