NIEUWE 'Ük'. Nieuws- en Advertentieblad 'NÉP voor de Provincie Utrecht. ||p FEUILLETON. No. 82. Woensdag 13 October 1915. 44e jaargang. w&A&scstrwsita. De Firma A. LEWENSTEIN VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. WINZUCHT. BINNENLAND. BREDERODE DE EDELSTE. AaDgezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CIIOORSTRAAT 14. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rgk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stnkkenin te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. J. SLOTHOUWER Bureau: LanKestraat 17. Telephoonn. 09. ADVERÏ ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. In onze taal hebben alle samen stellingen met »zucht«, vrouwelijk, een ongunstige beteekenis. Zoowel in lichamelijken zin, ter aanduiding van een ziekteverschijnsel, als bij verklanking van een werking op zedelijk gebied, denken wij bij het hooren van een dier woordvormen aan iets dat boven de maat uitgaat, dat bet evenwicht verbreekt, de nor male werking verstoort. Geneesheer en moralist gebruiken ze, als ze een naam willen geven aan iets, dat eigen lijk niet zijn moest en dat, wanneer zijn aanwezigheid is vastgesteld, in zijn verdere ontwikkeling behoort te worden tegengegaan. In den mond der laatsten is «zuchtï een zeer sterke begeerte, die een onrechtmatig aan deel neemt in het bestuur der han delingen en in haar eischen de gren zen der rechtmatigheid te buiten gaat. Wij, die geen aanspraak maken op eenigen titel met «ist« aan het slot, en ons slechts ten doel stellen de eenvoudige, van wetenschappelijkheid gespeende philosophie der dagelijksche dingen onzen lezers en lezeressen ter overweging aan te bieden, wen- schen thans de vraag te stellen, of niet in de maatschappelijke verhou dingen de winzucht een rol vervult, die het samenspel dreigt teoverheer- schen en alzoo de regelmatige wer king, de evenwichtige ontplooiing der sociale krachten belemmert. Vermeerdering van bezit in het algemeen wordt aangemerkt, als ver sterking van geluksvoorwaarden. Wij zijn het er allen over eens, dat het geluk zelf niet opgebouwd wordt met de tastbare materialen, welker samen brenging het doel is van het winst bejag, maar daarmee is nog niet ge zegd dat het er geheel onafhankelijk van is. De meesten dergenen die ge tracht hebben deze meening ingang te doen vinden, waren lijdende aan zelfbedrog of maakten zich aan iets ergers schuldig. Niemand twijfelt ver der aan de waarheid van het gezegde, dat wij bij Franklin aantroffen: Een ledige zak kan moeilijk overeind blij ven staan. In den strijd, dien de nood druft te voeren beeft tegen karakter vastheid, blijft de overwinning niet altijd aan de laatste. Het is daarom eenigszins natuurlijk, het is zelfs plichtmatig, dat wij trach ten de vrije beschikking te verkrijgen over hetgeen dienen moet om onze positie in de samenleving krachtig te maken. Niet ten onrechte heet dat verhooging van welvaart, hoewel onder dat woord nog veel meer is begrepen, hetwelk en hier is reeds een fout in den zoogenaamden strijd om het bestaan van tweede-rangs belang wordt gerekend. Niet slechts voor den dag van heden trachten wij ons de vastheid te ver zekeren, dat het bezit kan verschaffen. Wij verlangen haar ook voor morgen, voor een toekomst van langen duur, tot aan het eind onzer dagen, voor onze kinderen, voor onze kindskinde ren misschien. Wij jagen ze na, niet meer als middel alleen, doch als doel, als bet eenige dat aan het leven waarde kan geven. De begeerte groeit aan tot hartstocht, tot een manie. Verre van ons beweren, dat win zucht noodzakelijk moet uitzwellen tot die afmetingen, die haar iets monsterachtigs doen worden. Maar dat zij heel spoedig verschijnselen vertoont, die tot waakzaamheid aan sporen, is in eiken kring waarneem baar. Mogen er, nogal verspreid, wette lijke voorschriften zijn gemaakt, die haar ergste uitspattingen terughouden, veel kan daarvan niet verwacht wor den. De ruil van goederen en van diensten, waaruit de winsten voor een belangrijk deel moeten komen, kan niet te zeer belemmerd worden, om dat zulks gemakkelijk tot bevoor rechting kan leiden. De vrije mede dinging wordt aangemerkt als het levensbeginsel der maatschappij en daar moet het openbaar gezag, dat voor het welzijn van allen heeft te zorgen voor zooverre het daartoe in staat is, niet te veel aan tornen, zeker niet meer dan de belanghebbenden uit eigen beweging doen. Want ziet eens, de wedloop der concurrentie kan wel eens verbazend vermoeiend worden. Door hun uiterste krachten in te spannen putten de deelnemers aan de competitie elkan ders krachten uit. Waarom zou men niet, in plaats van die dwaasheid te begaan, doen hetgeen wdeens bij harddraverijen is geschied, de hoofden bij elkander steken 7 Waarom niet getracht, in onderling overleg, winsten te verzekeren die men tot dusver elkander betwistte en waarop derhalve viel af te dingen? Waarom ook niet, gebruik makende van de ervaring dat schaarschte de betrek kelijke waarde vermeerdert, een kunst matige schaarschte in het aanzijn ge roepen, die veroorlooft door piijsop- drijving een «zoet winstjet te maken Dat alles is handel. Er zijn geen wetten, die het verbieden. Men heeft hier en daar, gezien de reusachtige wanverhoudingen die er uit ontston den, getracht er een dam tegen op te werpen de vloedgolf der trust vorming spoelde planken en vulling met gemak weg. Duizenden hier en ginds, in groepen vereenigd, storm den aan en al mocht soms de gedachte rijzen dat er in de verrijking van enkelen ten nadeele van velen iets is, dat het zedelijk gevoel kwetst zoodra de massa het doet wordt het niet als iets kwaads beschouwd. Het «iedereen doet hete is de vrijbrief door welken iedereen zich gerecht vaardigd acht. Als men algemeen goedvindt, een vervalschten staf te bezigen om de maat te bepalen, waarom zou men er zich dan niet bij neerleggen? Van algemeenheid gesproken er is een opvatting die het algemeen be lang doet bestaan uit de bijeenvoeging der afzonderlijke, speciale belangen. Wij achten haar niet juist. Zulk samenvoegen wordt licht een samen rapen, waarbij bet een en ander er buiten blijft. De scheikunde maakt onderscheid tusscben mengsel en ver binding; met de laatste hebben wij hier te doen. Het algemeen belang is een éénheid, die door allen behoort gediend te wordenis een harer ele menten te stei k, dan doet zulks schade aan baar harmonisch bestaan, wordt haar regelmatige ontwikkkelmg be dreigd. De gebeurtenissen van onzen tijd hebben het nationalitei tsbewustzijn zeer levendig doen worden. De volken, ook de niet in gewapenden aanval strij dende, beseften meer dan ooit dat zij zich taai moeten houden ter afwering van hetgeen hun voortbestaan kan be- nadeelen, ter voorkoming van hetgeen hen kan verzwakken. Zedelijke zoo wel als stoffelijke krachten moeten worden gehandhaafd en versterkt, de laatstgenoemde niet inde laatste plaats. Wij staan allen voor het nuchter feit, dat onze landgenooten gevoed moeten zijn om weerstand te kunnen bieden tegen de economische nadeelen, die de oorlog in toenemende mate teweeg brengt en dat aan de winzucht dergenen, wien de gelegenheid is ge boden door speculatieve grepen een voorsprong te nemen, beperkingen stelt. De geschiedschrijver, die den tijd, welks grootheid ons tot nog toe met meer schrik dan bewondering vervult, tot onderwerp van zijn studie zal kie zen beeft mede tot taak, wellicht is 't zijn voornaamste, te onderzoeken in hoeverre de winzucht van particu lieren en van corporatiën beeft geleid tot een spanning, die een uitbarsting van nationaal egoïsme onvermijdelijk maakte. Een betere toekomst kan al leen verwacht worden als de dwalingen van het verleden zijn ontgaan. Twee gewichtige redenen alzoo, om het kwaad niet slechts onder de oogen te zien, maar het flink aaD te vatten. De hulp der Regeering wordt daartoe ingeroepen; men verlangt van haar, en verkrijgt ook vaak moederlijke zor gen om in bet nationaal gezin het evenwicht bewaard te doen blijven. Kinderen, die zich benadeeld achten, sputteren daar weieens tegen kan het anders? Maar wij moeten zelf ook wat doen, niet enkel lijdelijk afwachten. Wij hebben in verzet te komen, ge meenschappelijk, ook al kost het moeite, inzonderheid die der onthouding tegen onrechtmatig winstbejag. Belasting op oorlogswinsten Onmiddellijk na de installatie der Siaatscommissie voor het ontwerpen van een lijdelijke belasting van buiten gewone oorlogswinsten, heeft die com missie, onder voorzitting van dr. Bos, haar eerste vergadering gehouding ter vaststelling van haar werkwijze. Het eerste resultaat daarover is geweest de benoeming van een kleine sub-com missie, die de opdracht heeft aan vaard een voor-ontwerp uit te wer ken. N. Cl. Briefportvcrhooging t Naar wij vernemen is ook hier te lande een portverhooging in aantocht. De Regeering is voornemens een daartoe strekkend wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen. Een ea Historisch romantisch verhaal. „Hm," mompelde hij, „ik geloof, dat het dien armen Bruno heel wat waard zou zijn geweest, als hij do hoeve had mogen betreden. Zou Tetburga daar wel geheel onschuldig aan zijn?" Daar stond Anselmus voor het groote, breede hek van do hoeve. Arlinde was op het voorplein en nauwelijks zag zij den monnik of zij kwam met snelle schreden naar hem toe. „Oh, zijt gij daar, eerwaarde broeder," zei zij, „ik heb een goede tijding voor u. Dank zij der uitstekende hulp, die gij den schipbreukeling verleendet, is hij rced9 veel beter." „Is hij bij kennis?" vroeg Anselmus levendig. „Nauwelijks waart gij een uur vertrokken, of hij sloeg do oogen op en keek verbaasd rond. Niemand was bij hem dan ik. „Waar ben ik?" mompelde hij, terwijl hij mij verbaasd aan zag. Daarop viel zijn hoofd weer op het kussen terug. „Stil," zei ik, „gij moet u bedaard houden," heeft broeder Anselmus gezegd. Dd jonge man bleef eenige oogenblikken stil liggen. Toen zei hij plotseling met zachte stem „Oh, ik herinner het mij nu. De storm, die vreeselijke storm. Ik ben zeker toen de kogge verging op het strand geworpen en door medelijdende menschen hier binnen gebracht. Oh Verder sprak hij niet, zijn oogen vielen weer toe en hij ge raakte in een gerusten slaap. Ik ging naast zijn bed zitten, maar toen ik bemerkte dat zijn ademhaling geregeld en rustig was, begreep ik dat zijn slaap geruimen tijd zou duren en ik waagde het naar beneden te gaan om mijn meester te vertellen, dat de gekwetste was bijgekomen en gesproken had. Ludigman ging zelf daarop zacht naar boven en kwam weldra terug. „Laat hem slapen," zei hij, „als hij wakker wordt, zal hij aanmerkelijk beter zijn." Even te voren was Tetburga van haar tochtje naar Harlem teruggekomen. Zij sloop, toen wij haar alles verteld hadden, zacht naar boven en kwam weldra terug met de mededeeling dat de zieke sliep. Toen ik een paar uur later weder boven kwam, lag hij wakker en keek mij met groote oogen aan. „Ah, zijt gij daar?" zei hij. Zijn stem wa3 nu veel krachtiger. „Niet waar, ik ben hier door vriendelijke menschen opgenomen, nadat ik schipbreuk had geleden?" vroeg hij. Ik antwoordde bevestigend. „Waar ben ik hier?" vervolgde hij. „Gij zijt hier in de nabij heid van de abdij van Egmond, op de hoeve van Gozewijn Ludigman." Hij mompelde: „Egmond, Gozewijn Ludigman." Toen zag hij mij vriendelijk aan. „Ik mag u wel hartelijk dank zeggen, zoo goed als gij voor mij geweest zijt; hoewel ik niet spreken kon, heb ik toch bemerkt, dat gij om mij heen waart, mijn wonden met zalf bestreekt en mijn pijnlijk hoofd op het kussen vlijdet," zeide hij." „En," onderbrak Anselmus, haar woordenvloed. „Vroeg hij niet naar Ludigman?" „Ja," hervatte Arlinde, „hij verzocht mij Ludigman te willen vragen even bij hem te komen." „En ging Ludigman toen vroeg Anselmus. „Ja, eerwaarde broeder. Ik begaf mij naar beneden. Toen ik het verzoek aan Ludigman overgebracht had, stond mijn meester snel op en ging naar den gekwetste. Hij bleef geruimen tijd boven. Toen hij terugkwam zei hij „Arlinde, ik heb u een geheim mede te deelen. De jongeling boven is van hooge afkomst. Ik weet wie hij is. De hoorigen en lijfeigenen mogen noch zijn naam, noch zijn stand weten. Tracht hen dus zooveel mogelijk uit zijn nabijheid te houden. U zal ik het weldra mededeelen, maar eerst moet ik broeder

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1