■IEUWE Nieuws- @11 Advertentieblad voor ia Provincie Utreciit. FEUILLETON. BREDERODE DE EDELSTE. Woensdag 19 Januari 1916. 45e jaargang. WSH«. De Firma A. LEWENSTEIN VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. ONGERUST. BINNENLAND. IN'o. 6. A Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondengdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CIIOORSTRAAT 14. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 69. ADVER1 ENTIÊN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het spraakgebruik maakt verschil tusschen onrust en ongerustheid. On der het eerste wordt meestal verstaan een tekort van kalmte, een overmaat van beweeglijkheid, een onvermogen om lang te verwijlen bij dezelfde ge dachte, die de kenmerken zijn van een levendig temperament, zoowel bij afzonderlijke personen als hij groepen; van een opgewekt, zich door hande lingen uitdrukkend meegaan in de gebeurtenissen, van een wisselwerking tusschen de toestanden en de geestes gesteldheid, een snel daarop reageeren. Ongerustheid is iets anders. Zij richt zich op de verwachtingen voor de naaste toekomst, en mist daarin het blijdscbapwekkend licht; achter den sluier, die ook voor het meest scherp ziend oog de omtrekken vervaagt en de kleuren verflauwt van de dingen verderop, ziet zij niets, dat overeen stemt met hoop. Door haar neer drukkende werking is zij nauw ver want aan vrees, die de kansen op een gunstig verloop tot een te verwaar- loozen hoeveelheid terugbrengt. Voor het schip, dat de kust verlaat, stelt zij de mogelijkheid van ODdergang met waarschijnlijkheid gelijk, en die stem ming houdt aaD totdat de haven weer den romp haar gastvrijheid verleent. Zij kaD, door telkenmale vernieuwing, een chronisch karakter verkrijgen en wordt dan doodend voor den onder- nemingsgeest, verlammend voor de zelfwerkzaamheid, een domper op de levensvreugde. Het is helaas waar, dat zij zeer dikwijls op niet losseD bodem staat. Teleurgestelde verwachtingen verge zellen ons langs den geheelen weg, en zelfs de betrekkelijk gelukkigen heb ben er mee te worstelen. In een historisch tijdperk, zooals wij thans doorleven, is er meer dan ooit reden toe, gelet op de gemeenschappelijke gevaren, die den dag van morgen en de daarachter komende bedreigen, gelet ook op de omstandigheid, dat zich thans feitenreeksen voordoen, gelijk tot heden toe nooit in de we reldgeschiedenis zijn voorgekomen, omtrent welker verloop en gevolgen wij dus geen voorstelling kunnen hebben, hoe die zich zullen ontwik kelen. Want ja, het ontbreekt niet aan deskundigen op menigerlei gebied, die ons reeds nu den dienst bewijzen, dat zij hun door studie van het ver leden verkregen inzicht op het ver band der komende dingen wereld kundig maken. Met waardeering van hun bereidwilligheid kunnen wij er niet anders van zeggen dan dat de verscheidenheid van oordeel niet strekt om onze ongerustheid te verminderen. Hoe kan het ook anders? Er zijn, door leiders en voorgangers, dapper gesteund door wie met hen meegingen, heel belangrijke vorderin gen gemaakt. Wel waren er onge- duldigen, die van »niet opschieten" gewaagdeD, maar van achteren gezien blijkt nu, dat zij ongelijk hadden. Nu over de wereld een storm is losge broken, die nog altijd blijft voort woeden en alles tegen den grond dreigt te slaaD, nu komt eerst goed uit, hoeveel wij gevaar loopen te zullen verliezen» Er is menschenliefde aan gekweekt, en die is niet weinig ge groeid in welken tijd als de onze werd zooveel gedaan als in den onze om individueele nooden gemeenschap pelijk te maken en alzoo te verzachten, om leed, dat wij noch deelen, noch overnemen konden, door doelmatige hulp te lenigen? Wanneer meer dan gedurende onze eigen werkzaamheid en die onzer ouders is krachtiger vooruitgang gezien in de beoefening van de wetenschappen, die over alle landsgrenzen beeDreiken, van de kunsten, die de scheidingsmuren der rasverschillen doen in verval ge raken. Tijdgenooten van ons, en pas heengegane flonkersterren aan den hemel van het menschdom, hebben hun krachten gewijd aan de edele taak, het recht op steviger grondslagen te vestigen, bet internationaal te maken voor zooverre volkseigendommelijk- heden daarmee vereenigbaar waren, het recht, dat zoowel de belangen beschermen moet van den alleen staanden mensch, onder welke om standigheden hij zich ook bevindt, als de natiën handhaven in het bezit van hetgeen baar toekomt. En thans is het, alsof wij dat alles op een afstand zien. Wij zijn onder den indruk gekomen, dat er maar wat is getheoritiseerd over ouwezelijke din gen, en gebouwd aan een kaartenhuis, dat met de eerste aanraking ineen stort. Wie zal er nog kunnen spreken van eerbied voor een menschenleven, van hooghouden van bet recht, wie durven denken aan een toekomst, waarin wij, als ontsnapten uit de puin- hoopen van de ingestorte woniDg, gaan wroeten in de vormlooze massa, om te trachten nog iets op te delven, dat gelijkt op hetgeen wij met zooveel liefde en met een gerechtvaardigde voldoening hebben tot stand gebracht, wij en onze ouders, die heengegaan zijn vóór zij hebben moeten treuren bij de ruïnes van hun arbeid? Is bet dan wonder, dat wij ongerust zijn Men voege ons niet toe, dat wij daartoe minder reden hebben dan vele anderen, die er veel slechter aan toe zijn dan wij. Dat weten wij wel, en het stemt ons dankbaar. Maar het kan toch ons gevoel voor het algemeen meuschelijke niet verzwakken, niet de treurigheid wegnemen over het verval, zoo spoedig na den opbouw, van ODze tempels der beschaving, die van pool tot pool hun lichtschijnsel moesten doen stralen, niet doen verdwijnen de ongerustheid, dat de eerstvolgende geslachten niet in staat zullen zijn om opnieuw den arbeid te verrichten, of den moed zullen missen om zich bloot te stellen aan een herhaling van de bitterste aller teleurstellingen. En tocb, vrienden, laten wij niet ongerust zijn. Er zijn, te midden van het ver schrikkelijkste aller drama's, krachten tot openbaring gekomen, welker be staan wij slechts vermuedden geeste lijke krachten, die haar uitdrukking vonden in de hoogste toewijding bij schijnbaar hopelooze kansen. Die geest, oplaaiende als een vlammenzee, is niet door kanonvuur te verdrijven en mach teloos te maken. Hij zal bezielend inwerken op allen, die na het uitrazen van den orkaan begrijpen, dat zij niet leven kunnen te midden van puin- hoopen. Laten wij niet ongerust zijn, maar vertrouwen hebben. Ongetwijfeld, er zullen nog vele moeielijke dagen door te maken zijn. Ofschoon op de plaats blijvende, zullen wij en wie na ods komen, de pioniers zijn van een nieuwe wereld, en dus eeDige tijd, misschien nog vrij lang, ons met de bewoning van een blok huis moeten behelpen. Maar wat doet dat er toe? Zijn de moeielijkheden er niet om uit den weg geruimd te worden? En bovendien, er is uit het verleden altijd iets te lee- ren, dat vao waarde is voor het toe komstig beleid. In menig opzicht heb ben wij niet den juisten weg bewan deld, en onze waardemeter van de dingen, die wij trachtten te verwer ven en ook wezenlijk verworven heb ben, was niet geheel zuiver. Misschien is dat wel een van de voornaamste oorzaken van de thans ondervonden teleurstelling. Wat ons in de naaste toekomst wacht, is in de eerste plaats een nood zakelijke inkrimping van hetgeen in de hedendaagsche crisis tot de over tolligheden blijkt te behooren. Maar er is allang op aangedrongen, dat wij onze levenswijze wat zouden vereen voudigen, om meer tijd en gelegen heid voor waarachtige geluksaankwee- king te verkrijgen. Zou het nu zoo veel gevergd zijo dat wij er eens ern stige proeven mee gingen nemen? Niet ongerust zijn. Wat wij aan bevelen, is niet de botte berusting in het onontkoombare, die sommigen be schouwen als de hoogste levenswijs heid, aangezien geen andere ons ten dienste staat. Dat is niet waar. De mensch is wel degelijk de medeop bouwer van zijn leven. Een Hoogere Macht heeft de architectonische rege len vastgesteld, maar ieder van ons moet voor zijn eigen deel de mate rialen aanbrengen en, volgens die rege len, tot een schoon geheel vereenigen. Ongerustheid, die altijd de beducht heid voor den dag van morgen naar voren brengt, verflauwt het gevoel voor de plichteD van heden. De eerste komt ben, wien hij ten deel mag val len, tegemoet met zijn eigen zorgen een door oefening versterkte kracht kan ze in zegeningen omzetten. OPROEP. De Algemeene VereenigdeCommissie ter Leniging van Rampen door Waters nood in Nederland, Gezien en ontvangen de berichten betreffende den heerschenden waters nood in verschillende provincies van Nederland, Van oordeel, dat het noodig is zoo spoedig mogelijk galden in te zamelen om dien nood zooveel mogelijk te lenigen, Verzoekt bijdragen te willen zenden Historisch romantisch verhaal. 32) „Die schitterende kleedij, gij hebt het zoo genoemd, heeft eene groote beteekenis, de grootste bijna die in het leven van een mensch kan voorkomenkom mede lieveling," en Sicco leidde haar bij de hand en bracht haar naar het venster. Verbaasd deed Tetburga een stap achteruit toen zij een blik naar buiten had geworpen. Een uitdrukking van de grootste verwondering toe kende zich op haar gelaat. „Wat beteekent dat?" stamelde zij. „Dat beteekent," hernam Sicco, „dat al die menschen en die paarden wachten totdat Tetburga de goedheid zal hebben met Sicco naar beneden te komen." „En dan?" „En dan? Wel, gij ziet daar zes paarden, nietwaar. De twee voorste met bloemen in het hoofdstel zijn voor Tetburga en Sicco, de -drie volgende voor uw vader en uw ooms en het zesde, een muildier, voor broeder Anselmus." „Wij te paard, en waarheen?" vroeg Tetburga. „Naar Limmen, lieveling, naar de kapel, waar de goede Bernulf wel zoo goed zal willen zijn ons in het huwelijk te verbinden, als gij het wilt tenminste." Met de grootste verbazing zag Tetburga hem aan. „Huwelijk," zei zij zacht, „nu reeds?" „Ja, nu reeds. Is u dat te vroeg Tetburga?" vleide hij. „Neen," antwoordde zij met een hoogen blos, „maar hoe komt dat zoo, wie bestuurt dat?" „De abt Wonobold," antwoordde Sicco. „Hij is een wijs man en hij oordeelt het beter dat wij gehuwd zijn voordat ik mij met mijn broeder verzoen. Diederik heeft tegen Anselmus en Wonobold gezegd dat hij zich met mij wilde verzoenen. Hij vroeg Anselmus of deze wist waar ik was en Anselmus ant woordde dat hij mij binnenkort had gezien en dat hij mij zou vragen of hij den graaf, mijn schuilplaats mocht ontdekken. Hij vroeg een week uitstel. De graaf stond die toe. Als de week om is, zal Anselmus den graaf zeggen waar ik vertoef en nu wenscht Wonobold dat de graaf als hij mij mocht komen op zoeken u aan mijn zijde zal vinden. Dat zult gij den abt toch zeker niet kwalijk nemen?" „Neen," hernam Tetburga levendig, die met de gevatheid van de vrouw dadelijk begreep dat al die schikkingen in haar voordeel waren. „Neen, de abt is een wijs en goed man en zal wel weten wat het beste voor ons beiden is." „Dus Tetburga, lieve, die twee paarden met witte teugels en hoofdstellen met bloemen getooid, wachten u en mij, zijt gij gereed den tocht te aanvaarden?" Hij had haar hand gevat. Zij antwoordde niet maar wierp zich aan zijn borst. Na een oogenblik zei zij„Sicco, lieve Sicco, zult gij nimmer berouw over dit oogenblik hebben. Weet gij wel dat gij misschien alle verzoening onmogelijk maakt?" „Gij zijt mij meer waard, dan elke verzoening," antwoordde Sicco, terwijl hij haar vaster tegen zich aan drukte. „Zij hebben met mij ook u te aanvaarden en anders blijf ik bij u en ver loochen hen." Dit antwoord werd op zulk een oprechten, mannelijken toon gegeven dat Tetburga in de volheid van haar dankbaarheid haar armen om zijn hals sloeg en hem herhaaldelijk kuste. Arlinde had dit heele tooneel aangezien en het trof haar zoo dat zij ter sluiks zich de oogen afveegde. Zij waagde het eindelijk, nadat zij een blik naar buiten had geworpen, te zeg gen: „Allen zitten reeds te paard, zij wachten op bruid eu bruigom."

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1