nieuwe Nieuws- en Advertentieblad foor de Provincie Utrecht. DE GROOTEI EN WIJ. FEUILLETON. No. 32. Woensdag 13 April 1316. 45e jaargang De Firma A. LEWENSTEIN VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. KENNISGEVING. BINNENLAND. Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Voor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CHOORSTRAAT 14. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Rureau: Langestraat 77. Telephoonn. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Burgemeester van Amersfoort maakt alsnog bekend dat door Mejuf frouw H. Steen ka mer, van beroep landbouwster, woonachtig te Stouten- burg,den lO.Maart de maximumprijzen werden overschreden van boter, welke zij te koop aanbood op de botermarkt alhier; dat deze boter ruim 7 KG. is in bezit genomen en ter beschikking gesteld van de bevolking. Amersfoort, 17 April 1916. De Burgemeester voornoemd, v. RANDWIJCK. (Ingezonden). Wij moeten leeren denken over de beteekenis van het nationale moment, wij moeten trachten ons een idee te vormen over een Dationale buiten- landsebe politiek ziet daar aan sporingen, die thans terecht heel veel tot het Nederlandsche volk gericht worden. Wanneer wij ons echter tot denken zetten, behooren wij eerst onze ver houding tot bet buitenland te zien, zooals die inderdaad is. En aan dit goede inzicht ontbreekt nog zoo heel veel. In de eerste plaats dan dient men goed te begiijpeu, dat de kleine staat zoo geheel arideistegenovei het volken recht staat dan de groote. Voor den kleinen staat is een wezenlijk volken- recht de hoogste zijner wpnschen. Gaat recht de internationale ver houdingen inderdaad beheerschen, dan is het gedaan met het recht van den sterkste dari hebben wij. kleinen, inderdaad dezelfde lechisposuie als de grooten, dan behoeven wij niet meer zware offers te brengen om ons recht zooveel mogeljjk door macht te hand haven. Voor ons is volkenrecht dus alles. Voor de grooten daarentegen is het eene beperking van macht, is het de onmogelijkheid om zekere-onrecht- rnatige-voordeelen te bereiken. Aan vaarding van het recht beteekent hier voor hen: Vrijwillig afstand doen van macht, de onmogelijkheid om zich zelf recht te verschalïen, om dus te bereiken wat men zelf »recht" meent te zijn. Doordringt men zich goed van deze tegenstelling, dan ligt het voor de hand, dat de kleinen voorzichtig en tactvol moeten optreden bij de propa ganda voor een recht, dat hun slechts ten voordeel de anderen ook ten nadeel kan strekken. Maar dan ligt het ook voor de hand dat bij conflicten als de tegenwoordige hoe langer hoe minder van volken recht sprake is dat men zich hoe langer hoe minder aan afspraken en tractaten houdt, zich hoe langer hoe minder aantrekt van wat internatio nale congressen en conferenties heb ben ïbesloleD." Het is een groote fout in de publieke opinie in Nederland geweest, dat zij deze tegenstelling nooit goed gezien heeft, dat zij nog altijd gelooft aan de mogelijkheden om met tractaten en conferenties enz, nieuwe toestan den in het leven te roepen. De komst van internationaal recht, werkelijk recht, zal geen zaak van vandaag of morgen zijn. Ziedaar de groote waai held, die deze tijd leert. Moet men dan heelemaa! aan die komst wanhopen? Neen maar er zal nog langen lijd van geduldige propaganda ver- loopen voor wjj zoover zijn. Er is in al die somberheid wel degelijk een straal van hoop. Het is o.i. de omstandigheid, dat de strijdende naties zich zelf gaarna de mooie rol geven, dat men met name in de democratieën verontschuldigingen en mooipraterij noodig heeft oen rech tens ongeoorloofde daden toch te doen en daaraan een mooien vorm te geven. Doch men hoede zich voor over drijving. Zeer terecht wijst »Ons Land" op twee stemmen uitDuitsch- land, die aantoonen, hoe weinig de spraakmakende gemeente zich daar nog aantrekt van overwegingen van Volkenrecftielijken aard. De eene stem is die van de be trekkelijk gematigde Vossische Zeitung, die het afkeurt, dat de Duitsche Diplo matie de stemmen van verontwaar diging in de kleine staten over ge vallen als van de Tubanlia en de Palembang niet weet te onderdrukken. Zoo mag men niet praten tegen een overwinnende groote mogenbeid. Voor de critiek van Amerika moest men nog oppassen. Daar was een macht. Doch critiek van zwakken over on rechtmatige daden van grooten het moest verboden zijn, meent dit blad. De tweede stem is die van drie groote partijen (centrum, nationaal- liberalen en conservatieven) uit den Rijksdag. Deze hebben moties inge diend, waarbij het torpedeeren van neutralen, zonder waarschuwing, rn vollen vrede dus, wenschelijk werd verklaard. Sluipmoord als beginsel tegen be vriende weerloozen dusen van zulke elementen verwacht meD vol ken recht Want ook dit vergete men niet zoolang dergelijke opvattingen bij één mogendheid door een groote minder heid zoo niet door de meerderheid, worden verkondigd zoolang kan er van een internationaal recht geen sprake zijn, zelfs al dachten de anderen er geheel anders over. En de anderen denken er niet ge heel anders over Er komt bij enkelen slechts eenig schaamtegevoel op ziedaar alles wat wij bij de grooten bespeuren van de komst van het volkenrecht in een verre toekomst. Naar wij vernemen hebben H. M. do Koningin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden het voornemen om evenals verleden jaar geen receptie of feestelijkheden te doen plaats hebben op den vei jaardag van Zijne Koninklijke Hoogheid. De klok één uur vooruit. In antwoord op een vraag van het Kamerlid den heer v. Doorn deelt Minister Gort v. d. Linden mede, dat een wetsontwerp tot vervroeging van den wettelijken vastgestelden tijd met één uur gedureDde den a.s. zomer het Departement van Binnenl. Zaken beeft verlaten. Engeland belemmert den graan- uitvoer naar ons land. De Engelsche regeering weigeit thans de levering van bunkerkolen aan booten die Regeeringsgraan in Argentinië gaan halen, tenzij deze booten met lading van La Plata in Engeland terugkomen. Dit blijkt uit zoodanige weigering om kolen af te leveren aan het s.s «Ittersums van de Maatschappij «Oostzee», dat te Sunderland ligt, om kolen in te nemen. Zoodoende maakt de Engelsche regeering den invoer van tarwe in ons land door de Nedei landsche Re-- geering onmogelijk. Meel-of tarwe-invoer Door het bestuur der Ned. Vereeni- ging van Handelaren in Buitenlandsch meel is een adres gezonden aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de mededeeling der Regeering dat de qualiteitvandenAmerikaarischen tarwe oogst van 1915 de ze tarwe over het algemeen slecht bewaarbaar maakt en dat de Regoering zich dan ook genoodzaakt heeft gezien bij den aan voer met dit feit rekening te houden, terwijl de overeenkomsten met de stoomvaartlijnen behoudens bijzondere omstandigheden een voldoende aan voer van tarwe waarborgen. Adressanten gevenals hun meening te kennen, dat aanvoer van meel on schatbare voordeelen biedt boven tarwe en betoogen, dat 5000 ton tarwe gemalen, slechts 3900 ton meel levert, dat prima importmeel, ook vau den oogst 1915, door de importeurs gedu rende minstens een jaar volkomen wordt gegarandeerd, dat een meelreserve in tegenstelling met tarwe over het geheele land verspreid kan worden opgeslagen, dat, ofschoon geïmporteerd meel f0.50 a fl goedkooper kan worden geleverd dan meel van geïmporteerde tarwe, de bakkers er geregeld f2 meer voor betalen wegens de betere qualiteit en dat tarwe-import naar de meening van adressanten noodzakelijk aanlei ding geeft tot het gedwongen gebruik van bruinbrood. Dezen andere in het adres opgesomde redenen geven adressanten aanleiding de Kamer te verzoeken maatregelen te treffen opdat niet langer aan den invoer van tarwe de voorkeur worde gegeven boven meel-import. Faillissementen in Nederland. Volgens mededeeling van het Han delsinformatiebureau van Van derGraaf Co.'s Bureaux voor den Handel zijn over de afgeloopen week, eindigende 15 April, in Nederland uitgesproken 16 faillissementen tegen 20 faillissemen ten in dezelfde week van het vorige jaar. Van 1 Januari tot en met boven genoemde!] datum 326 faillissemen ten tegenover 412 over hetzelfde tijd perk van het vorige jaar. 19 Naar liet Duitsch van Estella Schönberg. „Tot op zekere hoogte, ja," antwoordde de jonge man. „Je hebt zelf gezien, hoe zij met me omgaat. Maar toch, lach me niet uit, Herman? Iets ont brak mij nog in haar, iets was er, dat mij nog altijd terughield, om haar hand te vragen." „Nu?" vroeg Herman in spanning. Oscar was rood geworden. „Noem het mijn ijclelheid, als je wilt, dat ik iets anders verlangde dan haar onbevangenheid, eerst moest zij het verlangen gekend hebben, eer zij mijn bekentenis zou aanhooren; niet alleen plagend en schelmsch, ook vochtig glanzend wilde ik haar oogen zienSpreek nietik weet nu, dat ik dwaas was, en ik wil nu haar liefde zóo als zij ze mij geeft. j Ik zei haar zulks gisteren op het bal, toen de harts tocht plotseling de overhand bij mij kreeg en ik haar alles vertelde." „En hoe nam zij je aanzoek op?" vroeg Herman I na een oogenblik stilzwijgen. „Hoe kun je dat zoo rustig vragen?" riep Oscar uit. „Je hebt geen idee van de koorts, die mij sedert dat oogenblik verteert! Zij is, zooals ik haar altijd genoemd heb, een knop, die zich nog nooit geheel geopend heeft; mijn woorden verschrikten haar. Zij werd in een seconde bleek en toen weer rood en kon eerst geen letter uitbrengen. Eindelijk vroeg zij: „Weet Herman, dat ge mij bemint?" waarop ik haar antwoordde, dat ik over mijn liefde nooit met je had gesproken, maar dat je het in elk geval moest vermoeden. Eerst toen ik bij haar aandrong, mij tenminste met een enkel woord te zeggen, of ik mocht hopen of niet, zeide zij: „Het is mij thans onmogelijk, helder na te denken. Later zal ik u daarop antwoorden." Dat is het eenige antwoord, dat ik kreeg. De nacht echter nu die heeft zijn pijnigingen voor mij gebracht! Ik wil je wel bekennen, dat nu ook cle ijverzucht in mij ontwaakte en ook de vraag, of je mijn ge heim kende, verontrustte mij zeer." „En nu?" vroeg Herman verstrooid. „O, nu weet ik tenminste, dat ik van die zorg beviijd ben," riep Oscar uit, „dat zij op dat oogen blik aan jou slechts als aan een vriend en raadgever dacht Herman knikte. „Wij hadden onderweg juist over vriendschap en raadgeven gesproken." „Ja, dat heldert alles op!" riep Oscar verheugd. „Virginie's vertrouwen in jou kan mijn liefde tot steun zijn, wil je mijn voorspraak bij haar wezen, Herman?" Bij deze woorden had hij beide handen zijns pleeg broeders gevat en keek hem innig en hartelijk in de oogen.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1