ATIEUW1 IÉT Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. msimm&mm No. 46. Woensdag 7 Juni 1816. 45e jaargang. Wi&lg«fWïH€. De Firma A. LE WEN S TEIN VERSCHIJNT WOENSDAG ES ZATERDAG. DE OORLOG. FEUILLETON. Aangezien ons gebleken is dat er onder onzen naam zeer ondeugdelijke Naaimachines verkocht worden, zoo berichten wij dat op al onze Naai machines nevenstaand handelsmerk moet voor komen. Men late zich onder welk voorwendsel ook geen nagemaakte Lewenstein' machine aan praten. Yoor Amersfoort en Omstreken eenigste Agent W. KOMMER, Krommestraat 24, Amersfoort. UTRECHT, CHOORSTRAAT 14. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 1.15; Franco per post door het geheele Rijk f 1.25. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER BureauLangestraat 17. Telephoonn. 69. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere reg9l meer 7'/, Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 20.000 10.000 40.000 50 000 De kleurling als soldaat. In de »Pall Mall Gazette* zegt J. Saxan Mills bet volgende omtrent de waarde van de kleurlingen als soldaten «Niemand die iets weet van onze West-Afrikaanscbe grensmacht of van de «African rifles* zal de waarde van een armée noire, dat uit de krijgs haftige stammen in bet «duistere werelddeel* gevormd kan worden, onderschatten. Ik heb een lijst ge maakt van de contingenten, die Enge land gemakkelijk uit die stammen en streken zou kunnen trekken: Basoetos 20.000 Zoeloes10.000 Kaap Kolonie10000 Transvaal10.000 Centraal- Oost-Afrika en Uganda Rhodesia Westkust, Nigeria inbegrepen West-Indië Totaal 170.000 Het zou zelfs mogelijk zijn dit aantal tot een kwart millioen op te voeren wat zeker een belangrijke aanwinst voor ons leger zou zijn en die vooral voor bet nabye Oosten belangrijke diensten zou kunnen bewijzen. De kleurling moet natuurlijk goed gedrild worden. Hij beeft veel durf en moed in den aanval, maar beeft de neiging om de assagaai-methode te blijven toepassen en er maar op in te hakken. Onder goede leiding is dit gebrek echter wel tegen te gaan De Franschen hebben een groot aantal Senegaleezen onder de wapenen en zij hebben zeer belangrijke diensten bewezen. Het zal natuurlijk niet ge makkelijk zijn om officieren te vinden, die de gebruiken der kleurlingen kennen en hunne talen spreken, maar die zijn toch wel te vinden. Het is zeker te hopen, dat van Churchill's opmerkingen over dit onder werp nota wordt genomen. De vrede is nog niet in zicht en w(j kunnen geen vrede aanvaarden zonder de over winning behaald te hebben.* Azië ontwaakt. Lovat Fraser schrijft in de »Daily Mail* een belangwekkend artikel onder bovenstaanden titel, dat als eene waar schuwing aan Europa wel de alge- meene aandacht verdient. Hij zegt: »Men vertelt ons voortdurend, dat de wereld na den oorlog opnieuw gevormd moet worden. Wij moeten ons allen vereenigen om een hemel op aarde te scheppen. Zij die zoo spreken houden geen rekening met één factor. Zij vergeten het Oosten. Telkens is er sprake van een grootscb tijdperk van politieke en sociale recon structie, van een geweldige ontwik keling van Nijverheid en handel op een georganiseerden basis, terwijl Duitschland daarbuiten zal worden gesloten. Men doet alsof de wereld bestaat uit hel Vereenigd Koninkrijk, de dominions, de overige geallieerden en de Vereenigde Staten. Maar er leven meer dan 900 millioen men- schen in Azië, of meer dan de helft van de geheele bevolking der aarde. Bij al onze plannen moeten wij dus rekening houden met de naderende industrieele ontwikkeling van Azië en ook met het feit, dat er in Azië poli tieke geschillen te wachten zijn van veel grooter beteekenis dan die er thans in Europa voorkomen. Men zegt ons, dat er in Azië nog slechts met Japan te rekenen valt en dat China, Indië en Perzië niet mee tellen. Maar wij moeten niet denken aan de eerste paar jaren, maar aan wat er in twintig of vijftig jaar ge schieden zal. De geweldige gebeurtenissen waarin wij een zoo groote rol spelen, nemen onze aandacht in beslag. Maar nu de eerste schok voorbij is en wij de feiten meer in hunne ware verhoudingen kunnen beoordeelen, geloof ik toch dat de groote gebeurtenis van de twintig ste eeuw niet deze oorlog, maar de wedergeboorte vao Azië zal zijn. Wij hebben ons voorgesteld, dat Azië kalm het wereldgebeuren heeft gadegeslagen en nu weer tot zijn over peinzingen is teruggekeerd. Maar dit is geheel onjuist. Nergens volgen de gebeurtenissen elkander zoo snel op als juist daar. In de laatste twintig jaren beeft er een veel verbazing wekkender verandering plaats gegrepen in Azië dan in de geheele westelijke wereld. Toen ik voor 't eerst in China kwam was er een klein stukje spoorweg ergens ver weg in het Noorden. Ern stige mandarijnen met lange staarten en geborduurde jakken verzekerden mij, dat China nooit spoorwegen zou dulden. Maar nu zijn de staarten ver dwenen en zegeviert de locomotief. Indië dat vroeger een stilstaande poel geleek, wordt thans beroerd door nieuwe denkbeelden en telkens als ik er weder kom, lijkt het weer veranderd. De meest onveranderlijke factor in de geschiedenis der menscbheid is de golving van Oost naar West en om gekeerd. Drie eeuwen lang is het Oosten overweldigd door de wetenschap en de wapenen der Westerlingen. Maar terwijl het Westen thans zijn eigen mannenkracht en zijn stoffelijke hulp bronnen uitput, wisselt het getij lang zaam en onmerkbaar. De halve zelf moord van Europa verschaft het Oosten een gunstige gelegenheid. Ik tiacht thans niet een angstwek kend spookbeeld van een nieuw Azi atisch gevaar van militanten aard op te roepen. Wij behoeven niet te ver wachten dat opnieuw een Mongoolsche horde naar Moskou zal oprukken of dat weer een Suliman voor de poorten van Weenen zal staan. Het voornaam ste Aziatisch gevaar is van iDdustri- eelen aard. Het moge dan al langzaam naderen, maar mettertijd zullen wij het onder deoogen moeten zien. Terwijl wij onzen rijkdom vernielen, ontwik kelt zich in het Oosten langzamerhand de mogelijkheid eener concurientie, veel grooter dan die welke wij van Duitschland te vreezen hebben. Achter het front. De bekende Engelsche schrijfster Mrs. Humphry Ward vertelt in een barer brieven aan een vriendin in Amerika, welke in de «Daily Telegraph« afgedrukt worden, het werk dat achter de gevecütslinie in Frankrijk wordt gedaan. «Daar zijn onafzienbare loodsen van de legerintendance, die alles leveren wat de soldaat niet eet, alle metalen artikelen, nagels, paardenhoeven, olie kannetjes, prikkeldraad bij tonnen graafgereedschappen, kruiwagens, hou- weelen, tentpennen en dergelijken. En de mannen die daar werken vinden een onderdak in een der grootste lood sen, waar tot den zolder toe rijen slaapplaatsen zijn getimmerd. Voor den niet ingewijde zijn de reparatiewerkplaatsen welke in een buitenwijk der stad waar wij nu been gaan misschien wel het meest belang wekkende, want zulk een inrichting heeft nog nooit tot de uitrusting van een leger te velde behoord. Dag aan dag komen er treinen vol artikelen die gerepareerd moeten wor den van het front aan. Ik zag toevallig een dier treinen van een station dicht bij de gevecbtsliDie vertrekken Kanon nen, geweren, afstandzoekers, affuiten, zadeltuig, gescheurde en onbruikbare uniformen,tenten, duizenden schoenen, komen in de werkplaatsen aan om gerepareerd te worden of worden naar Yorkshire doorgezonden om daar weer opgeknapt te worden. Niets lijkt te groot of te klein voor deze afdeeling. Verrek ijkers, periscopen, veldllesschen komen van de loopgraven hieiheen, tegelijk met de houwitsers of machine-geweren en worden even zorgvuldig hersteld en weer afgeleverd. In een der loodsen wees mijn geleider mij op een reeks stellages, waarop een aantal kleine porceleinen en me talen voorwerpen stonden. «Die zijn in uitrustingen op bet slagveld ge- vonden«, zeide bij met zekeren eerbied. aAls wij kunnen vaststellen aan wien ze toebehoorden, dan sturen wij ze aan hunne nagelaten betrekkingen. Van die artikelen hier kennen wij de vroegere eigenaren niet. Ik nam een klein steenen hondje op' een stukje grof Fransch aarde werk, dat een vader misschien te Poperinghe ofte B&illeul gekocht bad, voor zijn kinderen thuis. Dan waren er ook «souvenirs», stukjes van granaten, Duitsche uit rustingstukken, bladen uiteen gebeden boek, een médaillon van een heilige, enz., alles herinneringen aan den plotselinge» dood den dood in de jeugd, in de kracht des levens. Loopgraventaal. De «Manchester Guardian* geeft een voorbeeld van de lakonitke wijze, waarop Tommy vertelt of aaDboort dat een kameraad gewond of gesneu veld is. «Twee mannen* zegt de schrijver van bet berichtje, aontmoetten elkaar van daag in de loopgraaf bij mijn gedekte schuilplaats en ik hoorde het volgende stukje «back-chat* (solda- ten-ïslanga). «Uuwe B<ll heeft er vanmorgen een tegengehouden.* (Een kogel tegen gehouden dooreen kogel getroffen). «Blighty?* (Gewond-, »No. Na pooi. (Neen. II n'y a plus gesneuveld). »Pore Bill.* En elk ging zijns weegs.» 33 Naar het Duitech van Estella Schdnberg. Op dat oogenblik scheen iets den slaap van haar broeder te verstoren. Hij steunde diep, hief het hoofd half uit de hand op; men kon verwachten, dat hij dadelijk de oogen zou opslaan. Bevend was Anna in een hoek teruggewekenzij hield den adem in. Het gevaar ging echter voorbij. Philips hoofd zonk weer terug; hij sliep zoo vast als tevoren. Onhoorbaar trad zij weer vooruit. „Waar is het testament, Philip? Ik moet het weten." „Moet je?" vroeg hij. „Nu ja, je bent mijn vriend, Karei, je zult het niet verraden, dat het in mijn lessenaar ligt daar vooraan in een hoekvak Hij verstomde. Anna's oogen vlogen naar den lessenaar. Gelukkig De sleutel stak erin. Zij voelde geen angst, geen twijfel meer, toen zij met haastige vingers het bewuste papier er uit nam. Zelfs het opschrift: Laatste wilsbeschikking van Adelgonde, Jozefa, Hildegarde van Dorsen" kon zij in het heldere maanlicht duidelijk lezen. Philip sliep nog steeds vast. Zij echter had hier niets meer te doen. Doodstil verliet zij de kamer. Twee minuten later verbet zij het huis, een grooten doek om het hoofd geslagen. Wanneer ginds in het groote hoekhuis nog licht op was geweest, dan zou zij misschien den moed gehad hebben, onmiddellijk voor Herman te treden en hem haar vondst in handen te geven. Nu echter waren alle vensters donker; ook wist zij zijn adres niet; waar zou zij hem vinden? Maar neen, door haarzelve mocht hij het verloren papier niet terugkrijgeneen derde hand moest hier helpen Zij dacht aan Karei Muller; maar deze had haar verteld, dat hij dien avond laat thuis zou komen en zij had onmiddelijk hulp noodig, eer Philip ontwaakte. Eén middel bleef haar nog overZij wilde het de jonge dame toevertrouwen, die zij in ge dachten steeds met hem verbond. Virginie Manstedt zou den dokter het papier, waarvan zijn eer afhing, teruggeven I Zij voelde zich volkomen zeker, dat haar gang niet tevergeefsch zou zijn! En inderdaad, het toeval was haar gunstig. Toen zij aan Virginie's woning schelde, werd zij dadelijk binnengelaten en werd haar gezegd, dat de juffrouw nog op wasmaar dat de huisknecht niet wist of zij op dit late uur nog te spreken was. „Zegt u, dat het meisje, dat hier in huis onlangs hulp heeft gevonden, de juffrouw dringend wenscht te spreken," zei Anna zenuwachtig. Even later werd zij in Virginie's kamer gelaten, waar deze haar vriendelijk tegemoet trad. „Weet ge, dat het bijna een wonder is, u juist op dit oogenblik te zien binnentreden?"

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1